Ook de vraag hoe onderscheid je echte antieke tegels van latere namaak wordt veel gesteld. Op beide vragen zal hier kort worden ingegaan. |
De tegelindustrie begon in de Nederlanden rond 1600 pas goed op gang te komen met als bloeiperiode de jaren 1620 tot 1680. Aanvankelijk werden de tegels veelkleurig uitgevoerd met forse tekeningen waarbij aanvankelijk vier tegels met elkaar het motief vormden. De - nogal zeldzame - tegels van vóór 1600 waren robuust als vloertegels en streng ornamenteel wat betreft voorstelling. Na de grote import van Chinees porselein door de VOC vanaf 1630 veranderde de smaak van de burgers en kwamen tegels van één kleur in de mode, meestal was dat blauw maar ook tegels in sepia (een soort paars) verschenen in de huizen. Grofweg gezegd werden in de loop van de tijd de toegepaste kleuren lichter. Het middenmotief (ornament) werd minder uitgesproken en de hoekmotieven onbeduidender. Na 1700 was er sprake van een sterke teruggang, zowel in productie als in artistieke kwaliteit. De hoekfiguur werd soms maar helemaal weggelaten hetgeen weer werk en kosten spaarde. Op het platte land bleef de vraag naar mooie tegels echter nog een tijd bestaan en dat leverde nog een nieuw soort tegels op die opvallen door hun fraaie en volle beschildering en een terugkeer van het hoekmotief. Het centrale motief ontwikkelde zich tot ware minischilderijtjes De wijze van produceren veranderde gedurende de tijd aanzienlijk. In het begin waren de tegels dik en zwaar en van rode klei gebakken. Alleen zo overleefden ze de hitte van de oven bij het eerste bakproces. Na 1620 begon men fijnere kleisoorten te gebruiken en mergel bij te mengen hetgeen resulteerde in dunnere tegels met, zoals dat heet, een "gele scherf". Verdere perfectionering leidde tot nog dunnere en daardoor lichtere tegels Aan het begin van de 20e eeuw veerde de tegelindustrie nog een keer kort op met de fabricage van Jugendstil- en Art Deco-tegels. De eerste vertonen vloeiende lijnen gestileerde plantenfiguren in glooiende lijnen, de tweede zijn sterk geometrisch van aard. De motieven zijn tegelvullend en uitgevoerd in de typische kleuren van die tijd. Bovenstaande summiere samenvatting kan al enigszins helpen een tegel op zijn ouderdom te schatten. |
1e helft 17e EEUW | 2e helft 17e EEUW | 18e en 19e EEUW | Vroeg 20e EEUW | |
AFMETINGEN » | 13,0 - 13,7 cm | 12,8 - 13,7 cm | 12,0 - 13,2 cm | 13,0 - 15,0 cm |
DIKTE » | 1,2 - 1,8 cm | 1,0 -1,6 cm | 0,5 - 1,0 cm | 1,0 cm, met opliggend reliëf |
KLEUR » | veelkleurig of intens blauw | veelal blauw, soms met andere kleur erbij | bleekblauw , ook paars, later weer donkerblauw | grote kleurvlakken in typische Jugendstil of Art Deco-kleuren |
AARD AFBEELDING » | ornamentaal, ook naturalistische motieven | naturalistische voorstellingen | ornamentaal of naturalistische figuren | gestileerde planten of geometrische figuren |
HOEKFIGUREN » (voorbeelden) | fors, in spaartechniek of direct geschilderd | minder fors, altijd direct geschilderd | kleine hoeken of ontbrekend, later weer forser | geen hoekfiguren (voorstellingen tegelvullend) |
Vooral ten behoeve van vooral de toeristenindustrie wordt tot op de dag van vandaag nog wel doorgegaan met het produceren van tegels. Op de zeer uniforme baksels (dun, glad en glanzend) werden de oude motieven aangebracht. Mooi gemaakt, niet onaardig om te zien maar toch gewoon imitatie. En voor de liefhebber van antieke tegels eigenlijk een gruwel. Zeer bekend zijn de vele imitatietegels van Makkum-Tichelaar. Deze hedendaagse tegels zijn zeer uniform van maat (13 x 13 cm en hooguit 1,0 cm dik), altijd bijna volmaakt effen glazuur en met een glimmend oppervlak. De figuren missen, door de voornamelijk machinale productie, de typische kleine foutjes en afwijkingen die de originelen uit de 17e eeuw zo dikwijls kenmerken.
|