Zorg

Zorg, hulpverlening, leren leven, begeleiding, afhankelijkheid, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid

 

De grote vraag in de zorg is, welke hulp het meest effectief is, zowel voor de hulpvrager als voor de hulpverlener als voor de financiering. De financiering laten we hier even buiten beschouwing.

Iedereen heeft momenten ervaren, dat je niet meer weet hoe je leven verder vorm te geven. Men verkeert in twijfel en staat ogenschijnlijk stil in zijn ontwikkeling. Na wat herschikkingen in prioriteiten kom je hier weer uit.

De institutionele hulpvrager komt in beeld als deze twijfelende houding een gewoonte, een automatisme is geworden.
Hij/zij ervaart het leven als problematisch en is door deze houding niet meer in staat zelfstandig een creatieve (een door ieder gewaardeerde) stap te nemen. Hij/zij blijft in een afhankelijkheid, die in positieve zin in een hulpvraag uitmondt of in negatieve zin in gedrag dat anderen, en daarbij op termijn zichzelf, schaadt, zoals stelen, liegen en bedriegen. Destructief vs. creatief.

Deze overlevingsmodus blijkt een zelfdestructieve ervaring te zijn, die zich uit in het ondermijnen van vertrouwen (zelfvertrouwen en het vertrouwen van en naar anderen). Het resultaat is dat hij/zij beperkt zal worden in zijn /haar zelfbeschikkingsrecht om schade naar anderen verder te voorkomen. Deze beperking in zelfbeschikkingsrecht is dan voor de betrokkene een “bewijs” dat hij/zij er niet toe doet en ondermijnt aldus het al zwakke zelfvertrouwen. Samengevat; de bekende negatieve spiraal, tegenhanger van de levenskracht en kan dus gekwalificeerd worden als doodskracht.

Deze destructieve kracht wordt dus geactiveerd door het ervaren van “problemen”. Het is te makkelijk om te stellen dat problemen niet bestaan, wat zo is, omdat de betrokkene zichzelf identificeert met dit “probleem”, het is zijn twijfel, en dit als een zelfontkenning zal zien, iets wat hopelijk nog enige weerstand oproept, waardoor het gesprek in een partijtje ping-pong zal ontaarden over wie er gelijk heeft. Het gaat erom naast elkaar te blijven staan.

Een probleem ontstaat door de perceptie van een feit of aantal feiten. Deze feiten worden gekoppeld aan een verwachtingspatroon, b.v. “zoals het hoort”, “normaal” of “zoals het zou moeten zijn”. Als het verwachtingspatroon niet overeenkomt met de feiten ontstaat “het probleem”. De uitdaging is dan de feiten los te koppelen van dit verwachtingspatroon omdat dit verwachtingspatroon feitelijk zelfdestructief blijkt te zijn.
Veel verwachtingspatronen ontstaan in de vroege jeugd en worden gevoed door de media omdat mensen uit gemakzucht graag hierin bevestigd willen worden.

Veelal komen deze verwachtingsproblemen neer op het afhankelijk zijn, gekoppeld aan dat er een hogere autoriteit buiten jezelf zou zijn. Dit is alleen in de jeugd het geval, als je afhankelijk bent van ouders en opvoeders. Daarna leer je steeds meer echt te leven en je verantwoordelijkheid voor je acties in zelfstandigheid te nemen.

Totdat je deze levenskunst meester bent zit je in een tussengebied waar bovengenoemde verwachtingspatronen nog een grotere of kleinere rol spelen. Hulpvragers zitten in dit tussengebied, hulpverleners zijn hierin veelal een stuk verder en kunnen door een beroep te doen op hun eigen ervaringen op weg naar zelfstandigheid, de hulpvragers een eindje begeleiden.
Hulpverleners kunnen middels hun ervaring met hulpvragers hun eigen ervaringen steeds fijner destilleren tot ze bij de kern van de zaak komen en daarmee hun eigen levenservaring verbeteren.