ALS DE HEMEL NAAR BENEDEN KOMT[1]

verslag van een studieverlof

Jolanda Allewijn

 

Als je, zoals ik, al jaren met veel plezier werkt in een niet al te grote plattelandsgemeente, denk je er niet dagelijks over na hoe groot de impact op je werk is van wereldwijde diep ingrijpende veranderingen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan familieverbanden die losser zijn geworden, de invloed van nieuwe media op ons leven, het minder vanzelfsprekend behoren bij een collectief, de secularisatie, het zoeken naar nieuwe vormen van spiritualiteit, vooral buiten de kerk.

Natuurlijk: je ziet de gemeente kleiner worden, je bespeurt onzekerheid en zorg om de toekomst en zelfs om het voortbestaan van de gemeente. Maar je bent misschien in eerste instantie geneigd de oorzaak van de problemen te zoeken op het lokale vlak of bij jezelf.

Tot ik tijdens mijn laatste studieverlof ‘oude stijl’ een aantal boeken bestudeerde die mijn ogen openden voor de dieper liggende oorzaken van de situatie waarin de kerk in onze contreien verkeert. Ik ging inzien dat de veranderingen in de wereld om ons heen, die al decennia aan de gang zijn, de kerk veel dieper hebben beïnvloed dan ik vermoedde.

Vertrouwde structuren en instituties verdwijnen, mensen worden mondiger en er wordt een grote mate van flexibiliteit van hen gevraagd. Dit alles zorgt voor een wereld in transitie, in een overgangsfase en de kerk maakt deel uit van die wereld. De veranderingen hebben, positief of negatief, invloed op het dagelijks leven van de mensen in de kerk, maar in hoeverre wordt naar hun ervaringen gevraagd?[2] Laat staan dat mensen die ervaringen rechtstreeks in verband leren brengen met de Bijbelse verhalen, die ons zoveel kunnen leren over omgaan met veranderingsprocessen. Per slot van rekening is het ‘onderweg zijn’ een centraal Bijbels gegeven: wij hebben hier geen vaste woon- of verblijfplaats. Juist een steeds sneller veranderende wereld, waarin veel mensen de weg kwijtraken, zou dus voor de kerk een uitdaging moeten zijn!

Het boek van Alan Roxburgh[3] maakte mij ervan bewust dat deze tijd van veranderingen, die in de kerk als een crisis ervaren wordt, niet zomaar voorbij gaat. We hebben nog lang niet de diepte en de impact van de veranderingen gepeild. Het kan nog generaties duren voor er weer een periode van stabiliteit aanbreekt. De kerk zal dus een manier moeten vinden om die ‘woestijntijd’, waarin wij leven, uit te houden, in de hoop op een nieuw elan en in de verwachting dat God ons uiteindelijk nieuwe wegen zal wijzen. Het is tenslotte Zijn zaak waarom het gaat en niet die van ons. Pasklare oplossingen zijn er niet en het is nu ook niet de tijd voor onze eigen mooie programma’s en klinkende doelen, die niet verder gaan dan de oppervlakte. Je krijgt daarmee misschien tijdelijk de kerk vol, maar ze vormen mensen niet om tot een gemeente van Christus.

De fundamentele vraag waar we in deze tijd voor staan is deze:                                         

hoe kunnen mannen en vrouwen, die een christelijk leven willen leiden, niet alleen vandaag, maar ook morgen en volgende week, de rest van hun leven, gevormd worden?

Deze vraag gaat kerken van alle denominaties aan! We hebben niet meer de luxe ons op te sluiten in onze eigen hokjes. Het is de hoogste tijd nieuwe, bezielende verbanden te zoeken, zonder daar opnieuw een model of dogma van te maken.

Grofweg gezegd zijn er op het ogenblik twee verschillende reacties op de zorg om de kleiner wordende kerk. ‘ Gevestigde’ kerken zien wel dat er iets veranderen moet, maar houden daarbij vast aan de traditie, de vaardigheden, de kennis en de voorgangersrol van vroeger. Ze hopen daarmee het tij te kunnen keren. Ze zijn als een fietsenmaker die plotseling auto-monteur moet worden, maar daarvoor nog geen gereedschappen en kennis in huis heeft.

De nieuwe, opkomende, kerken hebben de neiging te gaan experimenteren, vol hoop en passie, zonder zich veel aan te trekken van traditie, instituties en regels.

Beide reacties werken alleen voor de korte termijn. Op den duur geldt voor beide: je moet steeds harder werken om te zorgen dat de mensen die de voordeur binnenkomen bevrediging vinden voor hun behoeften, om vervolgens te merken dat ze door de achterdeur weer vertrekken om die behoeften op een andere plek vervuld te zien. Want de vraag van vroeger tijden: wat wil God met mijn leven? is al lang veranderd in de vraag: wat haal ik uit naar de kerk gaan? Ik ben bang dat missionair zijn in de meeste kerken vandaag de dag betekent dat wij uit alle macht proberen in te gaan op de laatste vraag en daarmee de eerste uit het oog verliezen.

Missionair kerk zijn betekent niet dat de kerk een service-instituut wordt (u vraagt, wij draaien, de klant is koning), en ook niet dat wij mensen moeten lokken met de nieuwste gadgets of de liturgie moeten aanpassen aan de veronderstelde behoeften van mensen. Missionair is vragen naar de missio dei: waar en hoe brengt God ons samen tot zijn gemeente en naar wie zendt Hij ons om zijn werk te doen? Het is dus niet een vraag naar de kerk, maar een vraag naar het verbond tussen God en de mensen, in deze lokale gemeente.

Het is nu de tijd dat wij onze gemeenten zullen moeten vertellen dat wij op de drempel staan van een veranderingsproces. Daarbij hoort dat wij nieuwe wegen zoeken om kerk te zijn: dichterbij de mensen misschien, minder afhankelijk van vaste structuren. En onderscheidend welke veranderingen daarbij kunnen helpen en welke niet.

Het grootste probleem is dat beide bovengenoemde groepen (de traditionele en de nieuwere kerken) niet met elkaar in gesprek raken en elkaar eerder lijken te vermijden, terwijl ze toch mensen uit dezelfde cultuur proberen te bereiken. In plaats van in paniek naar allerlei tijdelijke oplossingen te grijpen, zullen wij ruimte moeten maken voor waar het echt op aankomt, namelijk een antwoord op de vraag wat God met ons voorheeft.

AR stelt een proces voor waarbij de grenzen tussen de kerkgenootschappen en denominaties overschreden worden om samen een weg te zoeken in het onbekende land dat voor ons ligt.

Sleutelwoorden zijn ontmoeting, dialoog en luisteren. Belangrijkste doel hiervan is onze eigen ervaringen van vreugde en verdriet, van verlies en hoop opnieuw in verband brengen met de verhalen uit de Bijbel. Gods stem beluisteren die in die verhalen tot ons spreekt en Hem vragen ons door zijn Geest te leiden.

De dialoog, het luisteren, zal gelijktijdig op drie niveaus moeten gebeuren:

1. dialoog met mijzelf als voorganger: hoe zit het bij mij met de openheid?

Ben ik bereid te luisteren naar collega’s die mij vreemd zijn, die anders denken en doen? Ben ik bereid mijn eigen vooronderstellingen voorlopig te ‘parkeren’, mijn vooroordelen onder ogen te zien? In hoeverre ben ik mij ervan bewust dat een veranderingsproces onontkoombaar is voor een gemeente die zich gemeente van Christus wil noemen? En: hoe zal mijn rol als voorganger moeten veranderen: blijft die herder/leraar of is een nieuwe rol nodig? Wat zal ik misschien zelf moeten opgeven aan grootse plannen of doelen voor deze gemeente? En: ben ik bereid mijn eigen moeite met geloven onder ogen te zien? Ik maak zelf deel uit van dit proces.

2. luisteren naar de gemeente:

In hoeverre beïnvloeden de wereldwijde veranderingen van de laatste decennia de levens van mensen? Hoe kunnen we die verhalen in verband brengen met de Bijbelse verhalen om een weg naar Gods toekomst te ontdekken? Het lijkt alsof we daar elke zondag mee bezig zijn, maar hoe vaak komen de verhalen van mensen echt aan bod in de liturgie of daarbuiten? Blijft het niet vaak bij een kennismakingsrondje, waarna snel overgegaan wordt op ‘waar men echt voor komt’ (Ligt hier ook niet een oorzaak van kerkverlating: waar blijf ik met mijn persoonlijke levensverhaal. word ik gezien en gekend; wat kan ik bijdragen aan de gemeenschap? )

Daarmee samen hangt de vraag naar verlieservaringen van mensen: verlies van de kerk zoals ze die vroeger gekend hebben, van mensen die er niet meer zijn, verlies van een vertrouwd gebouw of een bekende liturgie, de vertrouwde rol van de pastor, etc.                 Het is van het grootste belang de gemeente erop voor te bereiden dat een gezamenlijk rouwproces noodzakelijk is, wil men een nieuwe weg kunnen inslaan. De verhalen van de woestijntocht uit Exodus, van de profeet Elia, van het volk Israel in ballingschap kunnen hiervoor metaforen verschaffen en de hoop op Gods toekomst levend houden.

Als dit rouwproces wordt overgeslagen en er enkel aan structuren wordt gewerkt, zal de weerstand tegen verandering alleen maar toenemen.[4] Hoe meer mensen aan de gesprekken deelnemen, hoe beter. Het zal een uitdaging zijn daarvoor de juiste gelegenheid en de juiste vormen te  zoeken. De gesprekken zullen ook oefeningen in luisteren zijn: zonder kritiek en zonder oordeel.

3. luisteren naar collega’s van verschillende kerkgenootschappen en denominaties.

We kunnen veel van elkaar leren: het belang van de traditie en overgeleverde kennis en rituelen van de traditionele kerken; de passie en de nieuwe vormen van leiderschap van de opkomende kerken, om maar een paar dingen te noemen.

Het zal erom gaan samen de diepte van de veranderingen te peilen en vormen te zoeken om de Bijbelse verhalen te bevragen op antwoorden voor deze tijd. Het zal er ook om gaan samen voor te gaan in christelijke manier van leven, ons te houden aan dagelijkse momenten van stilte, gebed en bezinning, persoonlijk en gezamenlijk.

Het voorstel van AR is om op deze manier een team van voorgangers te vormen in een bepaalde regio, naar Augustijns model. Een groep voorgangers die niet per se samen hoeft te wonen, maar wel regelmatig samenkomt voor dialoog en gebed, terwijl zij beide stimuleren in de gemeenten. Zij zijn werkzaam in een van de lokale gemeenten in de omtrek. Deze gemeenten kunnen klein of groot zijn, maar ook hier zullen de grenzen tussen de denominaties worden overschreden.

Dit team van voorgangers (zo verscheiden mogelijk wat achtergrond en leiderschapstype aangaat) staat onder leiding van een man of vrouw in de rol van ‘abt/abdis’, iemand met de kennis en de wijsheid om overzicht te houden over de verschillende werkzaamheden. Hij of zij zal vooral ook zorg dragen voor het geestelijk leven in de gemeenschap.

Hoe te beginnen als je enigszins enthousiast geworden bent voor het bovenstaande?[5]  In de lokale of regionale gemeente is een aanrader de cursus ‘Die vrou by die put’, die gemeenteleden aanzet tot ontmoeting en het delen van de eigen verhalen.[6]

En verder: zoek een aantal collega’s, zo verscheiden mogelijk, om de dialoog mee te beginnen, in vertrouwen op de Geest die waait waarheen Zij wil. Ga bijvoorbeeld eerst samen het boek van Roxburgh lezen; het geeft bij ieder hoofdstuk een aantal vragen om in de eigen situatie mee verder te komen. Het is de moeite waard door de Amerikaanse opzet heen te lezen!

Tenslotte: het is als met iedere pelgrimage: de weg is het doel!

Lage Zwaluwe, april 2011

Jolanda Allewijn

 



[1] titel ontleend aan het boek van Alan J. Roxburgh: ‘When the sky is falling’. Roxburgh refereert met deze titel aan het verhaal van een konijntje dat op een dag vreest dat de hemel naar beneden zal komen. Het zaait met dit bericht zoveel paniek onder de andere dieren dat ze regelrecht het hol van de vos in lopen.

[2] zou er in de liturgie, die vaak nogal vastligt, niet gezocht moeten worden naar ruimte voor de eigen verhalen van mensen die eraan deelnemen?

[3] Alan J. Roxburgh (AR), ‘The sky is falling!?!’, leaders lost in transition, ACI Publishing, 2005

 

[4] zie over dit rouwproces: Jaco J. Hamman, When steeples cry, leading congregations through loss and change, The Pilgrim Press, 2005

[5] een opzet die nadrukkelijk niet het zoveelste plan wil zijn voor de redding van het instituut kerk, maar een terugkeer naar Bijbel en gebed als bron van leven voor mensen van vandaag.

 

[6] ) ‘Die vrou by die put’, cursus van 6 avonden (in het Afrikaans, maar goed te lezen), maakt deel uit van een project van een aantal jaren, genoemd ‘Die seisoen van luister’, van de Theologische Universiteit van Stellenbosch, ZA. Meer informatie op de website www.seisoenvanluister.co.za