De wereld in nood

Hoe wordt de wereld toch gedwee
In een woest stuimende zee,
Maar niemand ziet de groote gevaren
Waar zij (de wereld) in varen.

Zag een ieder maar eens in
En nog voor het te laat was hij bezin
En tradt dan weer op het pad
Wat hij te vroeg reeds verlaten hadt.

Dan zou hij de gevaren niet vrezen
Waar hij nu de dood in wezen,
Dan zou hij trots alle werelds gebreken
De naderende dood niet vrezen.

Nu dobberdt het schip daar rond
En dreigt elke minut ten grond,
Zonder een hand aan ’t stuur te slaan
Zal het schip ten gronde gaan.

En na dien val, dan zullen zij komen
Bij hem die hier boven tronen,
Hij die hun Heer en Meester was.
En hun nu de strengheid der straf toe pas.

Maar hij die het pad der deug beging
Storte deze afgrond niet in,
Maar stuurde met ruime zin
Zijn schip de goede haven in.

J. Kroll