Het slapen in het refugium is me goed bevallen. Om 10 uur ging iedereen slapen 
  en om 6 (!) uur begonnen de eersten te rommelen met hun zaklantaarns en rugzakken. 
  Na een goed ontbijt begin ik om acht uur wat gespannen aan de klim. Vrij snel 
  bereik ik Val Carlos . Meerdere malen word ik gepasseerd en ook zelf passeer 
  ik. Ik merk nu duidelijk dat er naast de voet-camino ook een fietscamino is. 
  Het eerste stuk tot Roncevalles trek ik op met een Duitser, halverwege Pamplona 
  praat ik een tijdje met twee mannen uit Maasstricht en in Pamplona zoek ik de 
  weg samen met twee Fransen.
  De klim is zwaar: 28 km aan één stuk op het kleinste voorblad. 
  Tweemaal stap ik even af, het gaat verder goed. Om kwart over elf ben ik boven.
  In Pamplona, waar het centrum blauw ziet van de politie, blijkt het refugium 
  vol te zijn, zodat ik voor €30,- in een hotel terecht kom, maar wel midden 
  in het centrum. Op deze zaterdagavond lijkt de hele stad zich in en vooral vóór 
  de cafés te verpozen. Na 9 uur eet ik ergens op een terras. Ik moet aan 
  Italië denken: alles en iedereen flaneert rond en kakelt aan één 
  stuk. 
  Deze aankomst hier vanmiddag laat :geen camping, plotseling met de handen in 
  het haar, is een goede les: voortaan zal ik ook in Spanje de route steeds goed 
  voorbereiden.
  De andere ochtend denk ik de afdaling voort te zetten, maar na 1 km begint al 
  een klim van 3 km lang, en later een van 7 km. Regelmatig zie ik nu de wandelaars 
  gaan en na een werkelijk zalige afdaling over een brede asfaltweg bereik ik 
  de Ermitage van Eunate: midden in het land staat daar plompverloren dat fantastisch 
  eenvoudige, achthoekige bouwwerk, omgeven door arcaden, ooit gebouwd als begrafeniskerk 
  voor overleden pelgrims.
 
 
    
Mijn alleen-zijn wordt verstoord door twee fietsers, die het even op de foto komen zetten. 'Zo dat hebben we ook', en verder gaan ze .. Ja hoor, Nederlanders. Ze hebben geen idee waar ze zijn!
In Puenta la Reina even linksaf, dan rechts het poortje door langs een kerk en dan door de ene rechte hoofdstraat die aan het andere eind van het dorp letterlijk eindigt op de beroemde brug.

Ik hang er een tijdje rond en denk aan de miljoenen arme sloebers, 
  misdadigers, pelgrims die hier over deze brug gesloft zijn met hun hoop, verdriet, 
  wensen etc. Zo tegen de middag ben ik de enige die hier passeer. 
  In Estella besluit ik, onrustig vanwege mijn ervaringen gisteren, door te fietsen 
  tot Los Arcos. Op afstand bekijk ik wat er over is van de San Sepulcro. Er ligt 
  hier, letterlijk in elk dorp, zoveel geschiedenis, ik kan maar teleurstellend 
  weinig bekijken. Er volgt een klim van 7 km langs de Montegura, jawel, die van 
  de Carlisten en prinses Irene.. In Los Arcos zegt de herbergier: "Nederland?, 
  laten we dan maar Nederlands spreken'! Het Vlaams Genootschap van St Jacob blijkt 
  hier de refugium te beheren, ik ben op tijd en krijg tot mijn opluchting onderdak, 
  bed nr. 22. 's Avonds ga ik eten met een Vlaming, hij liep de camino al drie 
  keer en loopt dit jaar een gedeelte in Spanje, dat is minder eenzaam dan Frankrijk, 
  zegt hij. 
  Na de avondmis in de kerk worden de pelgrims naar voren genodigd. Daar staan 
  we met ong. 50 mensen voor de communiebanken en ontvangen we de pelgrimszegen. 
  De priester die 45 minuten alleen Spaans heeft gesproken blijkt dan Engels te 
  kennen, terwijl die vreemdelingen toch ook tijdens de mis 75% van de aanwezigen 
  vormden. Daar zal ik me aan blijven ergeren, aan die uitsluitend Spaans sprekende 
  functionarissen. Ik leer aardig om het te nemen zoals het komt, maar ik blijf 
  me opwinden aan dit in mijn ogen gebrek aan fatsoen. Je kunt toch op zijn minst 
  welcome, bienvenu , sorry, I don't speak english o.i.d. leren!? Later zal zelfs 
  de gids in het museum te Leon te beroerd blijken om ook maar één 
  woordje over de grens te spreken!
Wat zijn de eerste uren 's morgens mooi, geel zachte kleuren tegen de rood 
  en oker kleurige bergen. Jammer dat ik tijdens het klimmen en zeker ook tijdens 
  het dalen (!) zo weinig om me heen kan kijken. 
  En dan passeer ik in Logrono de Ebro op mijn fiets. Wie had dat ooit kunnen 
  denken, het geeft me wel een trots gevoel! 

De stad valt me tegen, de kathedraal boeit me niet zo erg. Na Logrono volgt voor de fietser het slechtse stuk van heel de camino, kilometers moet ik de camino van de voetgangers volgen, bobbelend en hotsend, klimmend en dalend over rotsige voetpaden. Het vraagt veel kracht en concentratie. Toevallig, wat is toeval, stap ik af bij een bankje naast een ermitage met kerkhof. De zoveelste, elk dorp heeft haar ermitage. Bij het opstappen zie ik boven mijn hoofd de plaquette ter nagedachtenis aan de Belgische Alice de Craemer, hier als fietspelgrim omgekomen in het verkeer. Ik pluk een veldbloem en leg die bij de steentjes en bloemen die anderen daar legden.

Dan kies ik ondanks deze waarschuwing toch voor de asfaltwegen 
  met hun gevaarlijke verkeer: ik kan geen grindpaden meer zien! De laatste 25 
  km ben ik vermoeid, maar uiteindelijk kom ik na kilometers vals plat met veel 
  tegenwind bij het beroemde klooster Suso in San Milán. Een pater vertelt 
  me dat er geen refugium meer is (foutje in het routeboekje, bedankt!), maar 
  hij wijst me een pension. Later krijg ik van hem met drie Duitsers een min of 
  meer particuliere rondleiding door dit immense complex met onvoorstelbare kunstschatten. 
  We krijgen de originele manuscripten van soms wel 60 kilo (!) te zien, hij trekt 
  ze zo voor ons uit de kast! Ook is er veel ivoorsnijwerk waarvan kopieën 
  in St. Petersburg en Berlijn en New York zijn. ook San Milán zelf ligt 
  er begraven 
  Heel bijzonder, maar slechts met moeite kan ik daarna om zes uur in dit gehucht 
  iets te eten vinden. De 'sandwich' blijkt een grote korst brood met worst. Het 
  alternatief is: wachten tot na negen uur, dan gaan de Spanjaarden eten.Maar 
  ik heb de hele dag gefietst, en hoe!
  's Avonds zit ik op de rand van mijn bed te dubben: morgen wel of niet doorrijden 
  naar Burgos? Het is meer dan 100 km. Ik besluit mijn hoop te vestigen op het 
  refugium in S. Juan de Ortega. maar dan moet ik onderweg wel eten én 
  eten kopen want in dat dorpje is daarvoor geen gelegenheid. 
  En zo fiets ik de andere ochtend, wel gevoed door een heerlijk desayuno (ontbijt) 
  in mijn pension, richting Santo Domingo. Wat zijn de bergen mooi, wat klimt 
  het 's morgens gemakkelijk naar ong. 900 meter hoogte. Vanuit de hoogte dalend 
  nader ik om 9.30 uur de befaamde stad van de klooster- en dorpen stichtende, 
  bruggenbouwer en heilige Domingo. De weg voert linea recta de lange typisch 
  dorpshoofdstraat in, maar: de kathedraal is gesloten! Nee toch, het zal me toch 
  niet gebeuren dat ik deze befaamde kerk - met - kippenhok en paalgraf van de 
  heilige niet te zien krijg? Ook twee jongens uit Winterswijk die via Santiago 
  en Portugal door Marokko willen fietsen, staan voor een gesloten deur. Even 
  later hoor ik dat de kerk om 10 uur opent. Zo zie ik even later met eigen ogen 
  boven in de kerk inderdaad een witte haan en een witte kip in het kippenhok.

De kerk bevat het graf van Domingo en nog tal van kunstschatten, 
  o.a. prachtige koorbanken. De hele dag boeit me de vraag hoe het mogelijk is 
  dat deze arme streek in de bergen drie zulke uitzonderlijke mannen als Milán,Domingo 
  en Juan heeft voortgebracht. Het moeten grote geesten zijn geweest anders hadden 
  ze niet zo kunnen pionieren: vele bruggen en wegen bouwden ze voor de pelgrims, 
  ze stichtten kerken en kloosters en al doende ontstonden de dorpen. Er bestaat 
  heel veel legendevorming over hen en Unesco verheft de onschatbare kultuurschatten 
  tot 'cultureel erfgoed van de mensheid'. 
  Tot tweemaal klim ik tot 1000 meter hoogte maar het lukt me om een 'menu del 
  dia' te veroveren in een dorp onderweg. Voeding heb ik hier over die bergpassen 
  hard nodig. 
  Het is bloedheet, tijdens een lange klim over kale berghellingen overweldigt 
  me de stilte en de verlatenheid.

Maar uiteindelijk bereik ik later in de middag als de onrust in me groeit St Juan de Ortega, een nederzetting van misschien 10 huizen en een refugium dat net als de kerk in ongeveer 1200 door St. Jan is gesticht. Er lopen wel 80 mensen rond: het refugium is vol, maar ik kan mijn tentje buiten opzetten tussen de pick nick tafels.Enerzijds vind ik het zielig: tussen al die waslijnen staat één tentje, dat van Gerard, anderzijds heb ik ook wel zin om weer eens te kamperen. 'sAvonds komen er echter nog vijf tentjes bij, waaronder dat van twee Hollandse meiden uit Utrecht die ik de volgende dagen nog bij herhaling zal tegenkomen.
 Etappe 
  St.Jean - San Juan Pied le Port  Etappe San Juan de Ortega - Leon
 
  Etappe San Juan de Ortega - Leon