Orgel |
||
Foto's van de orgels |
Enkele gegevens over de orgels in de Ned. Herv. Kerk te Elst (Utr.)
Voor 1861 moet er al een orgel in de kerk aanwezig zijn geweest, in het kerkarchief wordt gemeld dat op 20 december 1860 een organist benoemd is, er is op dat moment een huisorgel in de kerk aanwezig om de samenzang te begeleiden.
Uit de notulen van de kerkenraadsvergadering van januari 1861 blijkt dat er een kerkorgel aangekocht is. Dit orgel zal in mei 1861 geplaatst worden.
Helaas ontbreken in het kerkelijk archief nadere gegevens omtrent de bouwperiode en de bouwer van dit orgel.
In de dispositieverzameling van de Rotterdamse organist M.H. van ’t Kruis samengesteld in 1885 wordt over het toenmalige orgel in onze kerk echter het volgende vermeld:
Het orgel in de Hervormde kerk te Elst heeft een klavier,
aangehangen pedaal en 6 sprekende stemmen. Het is in 1861 door Lindsen uit
Utrecht geleverd.
|
Dispositie manuaal: | |
Prestant | 8' |
Holpijp | 8' |
Prestant combiné | 4' |
Fluit | 4' |
Octaaf | 2' |
Mixtuur | II sterk |
Aangehangen pedaal | |
Organist is de heer Rense | |
Hieruit blijkt dat het orgel afkomstig is uit de orgelmakerij van Henricus Dominicus Lindsen te Utrecht. Opvallend is dat Lindsen zelf op 1 april 1860, ruim een jaar voor de ingebruikname van het orgel was overleden. Eveneens opvallend is het feit dat Lindsen zich veelal bezighield met orgelbouw in Rooms Katholieke kerken en maar zelden in Protestantse kerken werkzaam was.
Waarom uitgerekend deze Katholieke orgelbouwer in het Protestantse Elst terecht kwam zal wel nooit helemaal duidelijk worden. Het enige raakvlak met Elst dat ik heb kunnen ontdekken was het beroep dat Lindsens vader uitoefende. Hij was tabaksplanter van beroep en met zijn gezin woonachtig in Haalderen bij Bemmel. De tabakscultuur was in die tijd de belangrijkste bron van inkomsten in Elst en het naburige Amerongen en daarom werkte een groot deel van de inwoners als tabaksplanter. Mogelijk ligt hier een verband, maar dit is tot op heden slechts speculeren en lijkt eigenlijk onwaarschijnlijk.
Henricus Lindsen heeft zelf waarschijnlijk nog wel van het Elsterse orgel geweten, maar de uiteindelijke bouw van dit laatste orgel uit zijn orgelmakerij is vrijwel zeker uitgevoerd door zijn meesterknecht J. van ’t Klooster, welke daarbij vermoedelijk geassisteerd werd door Hendricus Lindsens beide zonen.**
Dat men in Elst heel tevreden was met dit orgel blijkt wel uit een ingezonden stukje in de Boekzaal der Geleerde Wereld *
“Heden werd ons nieuwe orgel plechtig ingewijd. Het kunstwerk vervaardigd door de Heeren Lindsen te Utrecht en onderzocht door den Heer G. Klimmerboom jr; organist te Rhenen verdient alle lof en aanbeveling.”
Wie met de Heeren Lindsen precies bedoeld werden is niet geheel duidelijk. Mogelijk bedoelde men de beide zonen van Henricus Lindsen, J.F.A. Lindsen en Th. Chr. Lindsen, zij waren toen ongeveer 20 jaar oud. Het zou ook kunnen dat men verwees naar de inmiddels overleden Hendricus Lindsen en diens oudste zoon J.F.A. Lindsen.
Van Lindsens oudste zoon Johannes Franciscus August is bekend dat hij samen met de in het bedrijf werkzame meesterknecht Jacob van ’t Klooster de orgelmakerij namens de weduwe Lindsen voort heeft gezet tot het midden van de zeventiger jaren in de negentiende eeuw. **
Eén en ander blijkt ook uit een overlijdensadvertentie in de Utrechtse Courant op 5 april 1860.
Onderaan deze advertentie stond de volgende mededeling:
“De orgelmakerij zal door de weduwe met behulp van haaren oudsten zoon en meesterknecht op den zelfden voet worden voortgezet”.
Het originele oude orgelfront werd omstreeks 1947 verwijderd en vervangen door een zogenaamd “schuttingfront” van zinken pijpen. Bij deze gelegenheid werd de orgelgalerij gewijzigd en het orgel een stukje naar voren geplaatst op een uitbouw in de galerij.
In 1969 werd het orgel op advies van de Landelijke Hervormde Orgelcommissie gesloopt omdat het te slecht bevonden werd voor restauratie. Iets wat nu, ca. 35 jaar later ondenkbaar zou zijn.
De windlade en het nagenoeg volledige pijpwerk van het Lindsenorgel zijn gelukkig bewaard gebleven en maken nu deel uit van een orgel dat zich als ”huisorgel” lange tijd in particulier bezit bevond, maar in oktober 2002 overgeplaatst is naar het oude kerkje van Persingen in de Ooypolder nabij Nijmegen.
Oudere Elstenaren hebben wel eens beweerd dat in het Lindsenorgel delen van een oud orgel verwerkt waren, afkomstig uit een gesloopte kapel welke aan de Betuwse zijde van de Nederrijn heeft gestaan in het gehucht Verhuizen tussen Lienden en Ingen. Gelegen op slechts enkele kilometers afstand van de Elsterse kerk. Ik heb hierover tot nu toe echter nergens concrete aanwijzingen kunnen vinden. Nader historisch onderzoek door deskundigen aan het pijpwerk wat zich nu in Persingen bevindt zou misschien in de toekomst nog eens wat meer duidelijkheid kunnen verschaffen over de vraag of dit aan Lindsen is toe te schrijven of mogelijk ouder materiaal van een andere orgelmaker betreft.
Het Lindsenorgel werd in 1969 vervangen door een tienstemmig orgel van de Amsterdamse firma Fonteyn & Gaal. Dit orgel was een tweemanualig mechanisch instrument.
Bij de bouw van dit orgel werden uit kostenbesparing oude materialen zoals een negentiende eeuwse windlade en klavieren toegepast.
Van het oude orgel is nog een foto bewaard gebleven welke vermoedelijk gemaakt is in 1947. Het originele oude orgelfront werd omstreeks 1947 verwijderd en vervangen door een zogenaamd “schuttingfront” van zinken pijpen. Bij deze gelegenheid werd de orgelgalerij gewijzigd en het orgel een stukje naar voren geplaatst op een uitbouw in de galerij.
|
In 1969 werd het orgel op advies van de Landelijke Hervormde Orgelcommissie gesloopt omdat het te slecht bevonden werd voor restauratie. Iets wat nu ruim 30 jaar later ondenkbaar zou zijn.
De windlade en het nagenoeg volledige pijpwerk van het Lindsenorgel zijn gelukkig bewaard gebleven en maken nu deel uit van een orgel dat zich als ”huisorgel” lange tijd in particulier bezit bevond, maar in oktober 2002 overgeplaatst is naar het oude kerkje van Persingen in de Ooypolder nabij Nijmegen.
Tot juli 1992 was de dispositie van
dit orgel als volgt samengesteld:
|
In juli 1992 is het orgel onder leiding van de toenmalige organist, welke tevens en ervaren amateurorgelbouwer is door enkele vrijwilligers grondig schoongemaakt en op een aantal punten verbeterd.
De “Neobarokke klank” van een aantal registers werd daarbij aangepast en een transmissie tussen de Roerfluit 8’ van het hoofdwerk en de holpijp 8’ van het nevenwerk ongedaan gemaakt door bijplaatsing van een aantal houten pijpen in het groot octaaf van de Holpijp 8’
Sinds juli 1992 luidde de dispositie als volgt:
MANUAAL I: | MANUAAL II | ||
Prestant |
8' | Holpijp | 8' |
Roerfluit |
8' | Roerfluit | 4' |
Octaaf |
4' | Prestant | 2' |
Quint |
2 2/3' | Kromhoorn | 8' |
Mixtuur |
1 1/3' III-IV | Tremulant |
PEDAAL: | |||
Subbas | 16' | Koppeling: | Manuaal I met Manuaal II |
Pedaal met Manuaal I | |||
Pedaal met Manuaal II |
In verband met de op handen zijnde omvangrijke
kerkrestauratie en de adviezen van de orgelmaker en de organisten i.v.m. een
aantal gebreken aan het orgel werd door de Hervormde Orgelcommissie op verzoek
van de kerkvoogdij een onderzoek uitgevoerd naar de staat van het Fonteyn &
Gaal orgel. De gecommitteerde namens deze orgelcommissie gaf in zijn rapport aan
dat het orgel zich in een matige staat bevond en dat op korte termijn een flinke
kostenpost te verwachten was i.v.m. restauratie van de oude windlade. De
lichtmetalen mechanieken waren versleten en aan vervanging toe en de orgelkast
was zo onstabiel dat zij met de hand heen en weer te bewegen was.
Het gehele orgel stond bovendien ca. 3 cm uit het lood en leek als het ware voorover de kerk in te vallen. De totale klankgeving van het orgel was bovendien beneden de maat. |
Omdat i.v.m. een verzakking van de orgelgalerij het orgel gedemonteerd moest worden en de Hervormde Orgelcommissie ter overweging had gegeven om over te gaan tot aankoop van een beter in de kerk passend historisch orgel heeft de kerkvoogdij besloten dat het Fonteyn & Gaalorgel na de restauratie van het kerkgebouw niet meer terug zou keren. Het orgel werd in februari 2002 door de fa. Kaat &Tijhuis te Kampen gedemonteerd en werd na voltooiing van de kerkrestauratie in november 2002 opgevolgd door een orgel dat in 1918 door de fa. Bakker & Timmenga is gebouwd voor de Gereformeerde kerk te Bozum (Friesland) Dit orgel bezit een mooie klassieke orgelkast met drie ronde torens en vlakke tussenvelden en past uitstekend in het kerkinterieur.
|
Manuaal: | Pedaal C-g aangehangen. | |
Prestant | 8’ |
Ventiel |
Holpijp |
8’ | |
Viola di Gamba |
8’ | |
Octaaf | 4’ | |
Fluit |
4’ | |
Octaaf |
2’ | |
Cornet |
III sterk Diskant |
Voordat het orgel in Elst stond was de Cornet III niet aanwezig. Het orgel bezat echter een open plaats voor een extra register. De gecommitteerde namens de Hervormde Orgelcommissie, dhr. Aart van Beek adviseerde om op deze plaats ter ondersteuning van de gemeentezang een Cornet te plaatsen. Dit register werd door Orgelmakerij Bakker & Timmenga in passende stijl bijgemaakt.
Het orgel komt in de akoestisch opzicht sterk verbeterde kerkruimte uitstekend tot zijn recht en heeft een opvallend heldere en draagkrachtige klank. Gezien de bouwperiode van het orgel en het feit dat het hier gaat om een mechanisch instrument is het bijzonder dat een dergelijk orgel in 1918 nog in deze vorm werd gebouwd. Het was de vervalperiode in de orgelbouw, er werden volop pneumatische orgels geleverd, veelal van slechte kwaliteit. Wat dat betreft was de firma Bakker & Timmenga een gunstige uitzondering. Zij hielden zich wel bezig met pneumatische orgels maar bouwden nog tot omstreeks 1940 mechanische orgels. Dit is zondermeer opmerkelijk te noemen.
De Hervormde kerk van Elst heeft met het hiervoor beschreven orgel een interessant instrument binnen haar muren gekregen. Een orgel dat een aanwinst is voor het kerkinterieur en een waardevol stukje (Friese) orgelhistorie in haar nieuwe omgeving laat zien en horen.
Nees van den Oosterkamp
* Boekzaal der Geleerde Wereld en tijdschrift voor protestantse kerken in het Koninkrijk der Nederlanden,
Amsterdam 1861, pagina 638.
**
Gegevens ontleend aan: “H.D. Lindsen, een Utrechtse Orgelmaker”
Ongepubliceerde doctoraalscriptie
muziekwetenschap door Wilbert van Breukelen, Utrecht 1981