Bode des Heils - http://www.medema.nl/ -
november 2001
W i l l e m
J. O u w e n e e l
Het vierde gebod zegt: 'Gedenk de
sabbatdag, dat gij die heiligt' (Ex20:8-11; Dt5:12-15; vgl.
Ex31:13-16; 35:2v.; Lv19:3,30; 23:3; 26:2; Nm15:32-36; 28:9-10). Wat
moet de schriftgelovige houding tegenover dit gebod zijn?
Principieel zijn er ten minste vier standpunten
denkbaar.
Vier standpunten
1.
Adventistische, Messiaanse of andere theologen die zich aan de
zaterdag houden: Deze opvatting houdt in dat de
nieuwtestamentische Kerk nog steeds formeel onder de Wet van Mozes
staat, al of niet inclusief de ceremoniële en civiele gedeelten
ervan. D.w.z.: christenen staan formeel onder de Tien Geboden,
inclusief het vierde. Dit moet letterlijk genomen worden; daarom is
de zaterdag de heilige dag van de week, zowel voor joodse als voor
niet-joodse christenen. Dit is bijvoorbeeld de opvatting van de
zevendedagadventisten, maar ook van Messiasbelijdende Joden, die,
omdat zij niet opgehouden zijn Joden te zijn, geloven dat zij nog
steeds onder het letterlijke vierde gebod staan.
2.
Rooms-katholieke of reformatorische theologen die zich aan de zondag
houden: Deze opvatting houdt ook in dat de nieuwtestamentische
Kerk nog steeds formeel onder het vierde gebod staat. Zij gelooft
echter dat in het nieuwtestamentische tijdperk de zaterdag formeel
vervangen is door de eerste dag van de week. Daarom is de zondag de
heilige dag van de week voor zowel joodse als niet-joodse
christenen. Dit is de algemene opvatting van de grote meerderheid
van de theologen in de gevestigde kerken. Sommigen van hen echter
accepteren niet de idee van 'vervanging'; zij geloven in een
onafhankelijke kerkelijke oorsprong van de zondag als heilige
dag.
3. Bedelingstheologen die zich aan de zondag
houden: Deze theologen geloven dat de nieuwtestamentische Kerk
niet onder de Wet van Mozes, en dus niet onder het vierde gebod
staat. Toch geloven zij, net als de onder [2] laatstgenoemde groep,
dat God formeel de zondag heeft gegeven als de heilige dag van de
week voor zowel joodse als niet-joodse christenen.
4.
Bedelingstheologen die geen enkele heilige dag erkennen: Ook
deze theologen geloven dat de nieuwtestamentische Kerk niet onder de
Wet van Mozes, en dus niet onder het vierde gebod staat. Bovendien
geloven zij dat God in het nieuwtestamentische tijdperk helemaal
niet een bepaalde heilige dag van de week heeft apartgezet. Deze
opvatting heeft er niet noodzakelijk bezwaar tegen als gelovigen
geregeld op zondag samenkomen, zolang men de zondag niet als
'heiliger' beschouwt dan andere dagen.
Magere
aanwijzingen
Sommige zaken worden in dit artikel als
vanzelfsprekend aangenomen (zie daarover uitvoeriger mijn boek over
de Torah, Hoe lief heb ik uw Wet, dat binnenkort verschijnt).
Ten eerste hebben Messiasbelijdende Joden het recht, zo niet de
plicht, de sabbat te onderhouden. Ten tweede: de Wet van Mozes is
niet identiek met de Wet van Christus (1Ko9:21; Gl6:2). Daarom staat
de (niet-joodse) christen formeel niet onder het vierde gebod, dat
tot de Wet van Mozes behoort. Dit laat voor ons drie mogelijkheden
open. Ten eerste: de Wet van Christus kent ook een sabbatsgebod. Ten
tweede: de Wet van Christus heeft haar eigen heilige dag van de
week, en wel de zondag. Ten derde: de Wet van Christus kent helemaal
geen heilige dag. Om tot een keuze tussen deze drie opties te komen
moeten we onszelf twee vragen stellen, een uitlegkundige en een
historische vraag:
1. Is er in het Nieuwe Testament formeel
een heilige dag ingesteld voor de niet-joodse christenen, en zo ja,
is dit de zevende of de eerste dag van de week?
2. Welke dag
van de week is apartgezet door de vroege christenen (d.w.z.
historisch gezien, los van veronderstelde nieuwtestamentische
voorschriften), en hoe houdt de hedendaagse viering van de eerste
dag van de week daarmee verband?
Wat vraag [1] betreft: het
is onmiskenbaar dat het Nieuwe Testament ons geen enkel bewijs geeft
dat de zondag de plaats van de zaterdag heeft ingenomen als de
heilige dag van de week. Nergens in het Nieuwe Testament wordt de
zaterdag formeel, of zelfs maar indirect, 'vervangen' door de
zondag. Dus waar hebben theologen uit de gevestigde kerken deze idee
vandaan?
De voornaamste reden om zo'n 'vervanging' te poneren
zijn de volgende twee vooronderstellingen: (1) christenen staan
onder het vierde gebod, en (2) het Nieuwe Testament lijkt de
zondag aan te wijzen als de nieuwe dag van
eredienst.
Conclusie: de zondag moet de nieuwe 'sabbat' zijn
die onderhouden moet worden. Mijn antwoord hierop is: (1)
Niet-joodse christenen staan formeel niet onder de Wet van Mozes, en
dus ook niet onder het sabbatsgebod. (2) Een speciale dag van
eredienst is niet hetzelfde als een speciale dag van rust, zoals de
sabbat dat is. De sabbat is een verplichte feestdag en zelfs nog
meer een verplichte rustdag ('sabbat' komt van het Hebr. werkwoord
sjabat, dat 'ophouden (met werken)' betekent, en vandaar: 'rusten').
De zondag is op z'n hoogst een voor de hand liggende feestdag, of
dag van eredienst. Er is geen nieuwtestamentisch bewijs dat
niet-joodse christenen de 'sabbat' moeten vieren op zondag als een
verplichte feestdag, laat staan als een verplichte
rustdag.
Natuurlijk, niemand ontkent dat het Nieuwe Testament
de eerste dag van de week op speciale wijze naar voren haalt.
Het was op deze dag dat Jezus opstond uit de doden, dat Hij
samenkwam met zijn discipelen en dit precies een week later
herhaalde, d.w.z. de volgende zondag (Mk16:2,6; Lk24:36-49;
Jh20:19-29). Het was zeven weken later op de Pinksterdag, d.w.z.
opnieuw op de eerste dag van de week, dat Hij de Heilige Geest
uitstortte (Hd2). Het was op de eerste dag van de week dat de
gelovigen van Troas bijeenkwamen, zoals vermoedelijk hun gewoonte
was. Het lijkt erop dat Paulus, die blijkbaar op een maandag was
aangekomen, in Troas 'zeven dagen' wachtte (Hd20:6v.) tot de eerste
dag van de week, omdat hij wist dat de gelovigen in Troas op
zondagen samenkwamen (vgl. ook Hd21:4; 28:14). Het was op de eerste
dag van de week dat de Korinthiërs volgens opdracht geld apart
moesten leggen voor Paulus' collecte (1Ko16:2), wat volgens sommigen
erop wijst dat zij de gewoonte hadden op die dag samen te komen. Dat
is allemaal goed en wel. Maar het bewijst niet dat de eerste dag van
de week apartgezet is als de nieuwe heilige dag van de tegenwoordige
bedeling, laat staan als een nieuwe verplichte
rustdag.
Conclusies
Enerzijds hebben de
apostelen het sabbatsgebod dus nooit uitdrukkelijk op de niet-joodse
christenen toegepast. Anderzijds hebben zij nooit uitdrukkelijk de
zondag ingesteld als een verplichte feestdag, laat staan als een
verplichte rustdag. Welke conclusie moeten we dus trekken? Op z'n
minst kunnen we de volgende twee opmerkingen maken.
Aan de
ene kant: zelfs als niet-joodse christenen niet onder de Wet van
Mozes staan, is het uit vele nieuwtestamentische plaatsen duidelijk
dat negen van de Tien Geboden ook deel uitmaken van de Wet van
Christus; dus waarom niet het enig overblijvende, het sabbatsgebod?
Bovendien is dit gebod niet alleen een deel van de Tien Geboden,
maar heeft het een veel bredere betekenis door terug te gaan op de
scheppingsweek (Gn2:2v.). 'God zegende de zevende dag en heiligde
die' - de Israëlitische lezers van Gn konden daaruit niet anders
concluderen dan dat deze dag bedoeld was als een dag van zegen en
heiliging voor de mens. Het is waar dat we nooit lezen dat de
aartsvaders de sabbat hielden. Maar de sabbat was ook niet totaal
onbekend, want in Ex16:23-29, dus vóór de wetgeving op de Sinaï,
lezen we vier keer over de sabbat: '... een rustdag, een heilige
sabbat voor de HERE (...) op de zevende dag is het sabbat (...)
Bedenkt, dat de HERE u de sabbat gegeven heeft.' Dit geeft duidelijk
aan dat de sabbat een wijdere betekenis heeft dan 'slechts' binnen
het kader van de Wet van Mozes. De sabbat was niet alleen voor de
Joden gemaakt, maar 'voor de mens' (Mk2:27), d.w.z. voor het fysieke
en geestelijke welzijn van de hele mensheid.
Aan de andere
kant ken ik niet de geringste aanwijzing in het Nieuwe Testament dat
niet-joodse christenen ooit de sabbat hebben gehouden, terwijl we
wel aanwijzingen hebben, zij het magere, dat zij bijeenkwamen op de
eerste dag van de week (Mk16:2,6; Lk24:36-49; Jh20:19,26; Hd2:1;
20:7). Dus waarom zouden we de zondag niet accepteren als een zeer
geschikte dag van eredienst, zelfs als we de idee afwijzen dat het
ook een verplichte rustdag zou behoren te zijn? Trouwens, als
niet-joodse christenen inderdaad de eerste dag van de week kennen
als een heilige dag van eredienst, is het dan niet voor de hand
liggend deze dag te combineren met de geregelde rustdag die elk mens
nodig heeft?
Het voordeel van de zaterdag-opvatting is dat ze
de voortgaande geldigheid van het geheel van de Tien Geboden
aantoont binnen de Wet van Christus en recht doet aan het feit dat
de sabbat een zelfs nog wijdere (scheppings-)betekenis heeft dan de
(overige van de) Tien Geboden.
Het voordeel van de
zondag-opvatting is dat we meer aanwijzingen hebben voor niet-joodse
christenen die de eerste dag vierden dan voor hen die de zevende dag
hielden. En geen wonder: die eerste dag is de dag van de opstanding
van Christus en van de uitstorting van de Heilige Geest. Er is geen
'christelijker' dag dan de eerste dag van de
week!
Sabbat niet afgeschaft!
Een paar
dingen moeten duidelijk zijn.
Ten eerste kan niemand het
recht, zo niet de plicht, van Messiasbelijdende Joden ontkennen om
de sabbat te onderhouden.
Ten tweede kan men wel de plicht
van niet-joodse christenen ontkennen om de sabbat te onderhouden,
maar niet hun recht.
Ten derde kan men wel de plicht van
niet-joodse christenen ontkennen om de zondag te onderhouden als een
dag van eredienst, en zelfs van rust, maar niet hun recht. We hebben
geen directe aanwijzingen ten aanzien van de plicht van niet-joodse
christenen in dit opzicht. We zullen daarom enerzijds ruimte moeten
laten voor standpunt [4], dat zegt dat God in het
nieuwtestamentische tijdperk helemaal geen heilige dag van de week
apartgezet heeft. Anderzijds zijn er geen directe aanwijzingen voor
de idee dat van alle bedelingen dit de enige zou zijn zonder een
heilige dag van de week.
Een ander punt moet absoluut
duidelijk zijn: wat men ook moge denken van een eventuele heilige
dag in de tegenwoordige bedeling, God heeft de sabbat niet
afgeschaft.
Ten eerste: als Jezus, de apostelen en al de
Messiasbelijdende Joden in het Boek Handelingen de hele Wet van
Mozes onderhielden, sloot dit noodzakelijk de sabbat in. Paulus
bezocht niet-joodse gemeenten die kennelijk gewoon waren
samenkomsten te hebben op de eerste dag van de week (Hd20:7); maar
alle aanwijzingen duiden op zijn persoonlijke onderhouding van de
sabbat.
Ten tweede zal de sabbat gehouden worden in het
duizendjarig rijk van de Messias, niet alleen door Israël, maar door
alle volken (Js56:1-7; 66:23; Ez44:24; 45:17;
46:1,3v.,12).
Ten derde wordt in verband met Gods profetische
wegen met de aarde de 'ark van het verbond' gezien in de hemelse
tempel (Op11:19), wat mede de stenen 'tafelen van het verbond'
(Hb9:4), en dus ook de Tien Geboden inhoudt, inclusief het
sabbatsgebod.
Ten vierde zal het Messiaanse rijk zelf de
grote sabbat van wereldgeschiedenis zijn; God gaat zijn weg door de
geschiedenis tot deze uiteindelijke 'sabbatsrust' (Hb4:9). Deze
voorstelling wordt niet alleen aangetroffen in rabbijnse bronnen,
maar ook in de geschriften van de kerkvaders en de Reformatoren. Dus
al vierden vele uitmuntende niet-joodse christenen de zondag, toch
erkenden zelfs zij dat God Zelf in zekere zin nog steeds de sabbat
'houdt', zoals Hij deed bij de schepping (Gn2:2-3; Ex20:11; 31:17).
Welke dag niet-joodse christenen ook mogen aanhouden als hun
gebruikelijke dag van eredienst, de sabbat is een geestelijke
werkelijkheid waarmee gerekend moet worden en zal een werkelijkheid
zijn zolang de aarde blijft bestaan.
Rm14, Ko2 en
Gl4
Een paar schriftplaatsen moeten in dit verband nog
nader bekeken worden. Ten eerste Rm14:5v.: 'de één [= de
'zwakke'] stelt de ene dag boven de andere dag, maar de ander [= de
'sterke'] stelt alle dagen gelijk. Ieder zij in zijn eigen denken
ten volle verzekerd. Wie de dag in acht neemt, neemt hem in acht
voor de Heer.'
Mijns inziens volgt duidelijk uit de context
dat het volgens Paulus een teken van een 'sterk' geloof is als de
christen 'alle dagen gelijkstelt'. Volgens mij sluit dit elke
wettische of heidense (bijv. bijgelovige) uitleg van een speciale
'heilige dag van de week' uit. Die wettische benadering houdt
trouwens ook de idee in dat de zondag speciaal zou zijn omdat het de
'christelijke sabbat' zou inhouden, waarop alle Mozaïsche
sabbatsvoorschriften van toepassing zouden zijn. De heidense
benadering houdt de idee in dat de 'zon'-dag speciaal zou zijn omdat
deze dag gewijd is aan de zonnegod, zoals de naam
aangeeft.
Wetsonderhouding door een Messiasbelijdende Jood,
inclusief het houden van de sabbat, is niet noodzakelijk 'zwakheid',
zolang het niet gedaan wordt vanuit een wettisch streven naar
werkgerechtigheid. Maar de passage lijkt wel argumenten aan te
reiken tegen elke formele idee van een speciale heilige dag onder de
nieuwe bedeling. Toch denk ik dat het te ver zou gaan om Rm14:5 als
argument te gebruiken tegen elke viering van de eerste of de zevende
dag van de week, zolang dit niet gebeurt om wettische of heidense
redenen.
Zo vormt ook Ko2:16 - 'Laat dan niemand u
oordelen inzake (...) sabbatten' - geen bewijs tegen een
Messiasbelijdende Jood die de sabbat houdt uit gezonde motieven, en
evenmin tegen een niet-joodse christen die de zondag of de sabbat
houdt uit gezonde motieven. Het woord waarmee het vers begint: 'Laat
dan niemand u oordelen inzake eten en drinken', is geen waarschuwing
tegen eten en drinken in het algemeen, maar tegen verkeerd eten en
drinken. Zo vinden we hier ook geen waarschuwing tegen
sabbatsviering in het algemeen, maar tegen verkeerde sabbatsviering.
Preciezer uitgedrukt: degene die in dit vers 'oordeelt', is
waarschijnlijk iemand die beweerde dat de Kolossers op meer
ascetische wijze moesten eten en drinken en de sabbat en de feesten
moesten vieren.
Gl4:10, 'U onderhoudt dagen en
maanden, tijden en jaren', kan evenmin gebruikt worden als een
argument tegen het houden van de sabbat als zodanig, omdat de
context wijst op een wettische of heidense viering van bijzondere
dagen. De passages geven geen enkele steun voor de idee van een
speciale heilige dag in de nieuwe bedeling, maar zij veroordelen ook
niet noodzakelijk de viering van de eerste of de zevende dag, zolang
elke vorm van wetticisme of heidendom maar vermeden
wordt.
Ontstaan zondagsviering
Het is
belangwekkend dat Hd20:7 en 1Ko16:2 erop wijzen dat de joodse
gelovigen blijkbaar op zaterdagavonden bijeenkwamen, dat is de avond
die door de Joden Motsa'ei-sabbat, 'vertrek van de sabbat' genoemd
wordt. Kennelijk snijdt het mes hier aan twee kanten. Enerzijds
blijft volgens de joodse gewoonte de kalme sfeer van de sabbat
dikwijls bewaard op zaterdagavond, nadat de sabbat officieel voorbij
is (d.i. bij zonsondergang). Voor joodse gelovigen, die op de sabbat
gerust hadden met de rest van de joodse gemeenschap, zou het heel
natuurlijk zijn daarna bijeen te komen met Messiasbelijdende Joden
en niet-Joden. Het zou nog altijd een samenkomst zijn in de
atmosfeer van de sabbat. Anderzijds was bij zonsondergang letterlijk
de eerste dag van de week begonnen; daarom spreken Hd20:7 en 1Ko16:2
van deze dag als een bijzondere dag. En omdat niet-joodse christenen
de etmalen rekenden van middernacht tot middernacht, is het
voorstelbaar dat zij naderhand bleven samenkomen op de eerste dag
van de week, maar dan overdag.
Er bestaat geen
nieuwtestamentisch gebod om een heilige dag van de week te
onderhouden, of het nu de sabbat of de zondag is. De reden waarom de
meeste christenen de zondag als een bijzondere dag beschouwen, is
niet gebaseerd op een speciaal instellingsgebod, maar (a) op het
bijzondere karakter van die dag als de opstandingsdag van de Heer,
en (b) op een traditie die teruggaat op de eerste eeuwen.
Het
is niet waar dat de zondag pas door keizer Constantijn is ingesteld,
in diens Zondagswet van 321 n.Chr., of door het Concilie van
Laodicea in 364 n.Chr. Daarom kan de viering van de opstandingsdag
van de Heer niet om deze simpele reden afgewezen worden, of om het
antisemitisme achter deze vierde-eeuwse instelling. Integendeel, de
viering van de zondag als dag van eredienst werd al rond het begin
van de tweede eeuw alom gepraktiseerd buiten het land Israël. Latere
kerkelijke concilies bevestigden slechts een allang bestaande
praktijk; hun veronderstelde antisemitisme verandert niets aan de
hoge ouderdom van de gewoonte.
Wat de concilies onder invloed
van de opkomende vervangingstheologie echter deden, was iets dat
beslist wél verkeerd was. Zij veranderden de zondag als ingeburgerde
feestdag, een dag van eredienst, in een dag die tevens een
verplichte rustdag was, waarop zij al de oudtestamentische
sabbatsvoorschriften toepasten. Dit was een grove vergissing, zowel
theologisch als praktisch. Er is niets tegen de vrijwillige viering
van de eerste dag van de week als een bijzondere dag van eredienst;
er is alles tegen de viering ervan als een verplichte rustdag. Ik
ontken niet dat een rustdag elke week voor de hardwerkende mens zeer
nuttig zou zijn. Maar dat is iets anders dan de bewering dat de
zondag de 'christelijke sabbat' is, waarop het bijbels verboden is
te werken.
Verbondstheologen lijken noodzakelijk in problemen
te komen met Hd20:7, als zij de eerste dag van de week willen
beschouwen als een verplichte rustdag. Óf de gelovigen kwamen bijeen
op zondagavond, zoals veel uitleggers als vanzelfsprekend aannemen,
maar dan vond de broodbreking (volgens velen het avondmaal van de
Heer, wat m.i. juist is, dat na middernacht gevierd werd) in feite
plaats op maandagmorgen, niet op zondag (vs7,11). Óf de gelovigen
kwamen bijeen op zaterdagavond, maar dan zette Paulus zijn reis
voort op zondagmorgen (vs11), wat velen die in de 'christelijke
sabbat' geloven, als zonde zouden beschouwen. Het avondmaal vieren
op een gewone maandag of reizen op zondag, wat is erger?
Het
is belangwekkend dat de viering van de eerste dag begonnen kan zijn
met joodse gelovigen. In een Talmoed-traktaat (Taänit) wordt
verondersteld dat Joden niet vasten vóór of op een sabbat omdat die
dag natuurlijk een bijzondere dag van eten is. Maar het traktaat
zegt verder: 'Waarom vastten zij niet op de dag na de sabbat? Rabbi
Jochanan zegt: Vanwege de Nazareners', d.w.z. de Messiasbelijdende
Joden van de eerste eeuwen. Kennelijk wilden de
niet-Messiasbelijdende Joden niet vasten op de eerste dag van de
week, om geen eerbied te tonen voor de dag die door de Nazareners
als bijzonder werd beschouwd. Dat houdt overigens niet in dat de
Nazareners geloofden dat de sabbat vervangen was door de zondag,
alsof zij op zondag de 'sabbat' vierden.
Alles wijst erop dat
de sabbat voor hen de sabbat bleef, zoals het altijd geweest was.
Maar de zondag was voor hen bijzonder, kennelijk omdat het de
opstandingsdag van de Heer was, niet omdat die dag iets met de
sabbat te maken had.
In de niet-joodse westerse wereld mogen
wij dankbaar zijn voor de zondag als een dag van eredienst en rust.
Maar elke bewering dat de zondag de 'christelijke sabbat' is, en dus
een verplichte rustdag, is om drie redenen onjuist: het is geen
'sabbat', het is geen verplichte dag, en het is ook geen specifieke
rustdag.
|