AFSTUDEERSTELLINGEN Jim Groeneveld ---------------------------------- 1. Wetenschappelijk filosoferen moet ethisch - methodologisch verantwoord zijn. 2. Het verdient aanbeveling het gebruik van associatieve strategieën in leer- processen meer te stimuleren. 3. Het is nog steeds moeilijk om aan te tonen, dat visuele voorstellings- instructies effectiever zijn dan verbale associatie-instructies bij woord- paarleertaken met concrete zelfstandige naamwoorden. 4. Daar uit diverse metingen is gebleken (factoranalyse, intercorrelaties, scoreverdelingen) dat normale en leergestoorde kinderen van willekeurig gekozen scholen niet geheel voldoen aan de criteria van theorieën, zoals Dumont vermeldt (Leerstoornissen, 1972, 2e druk) met betrekking tot de intelligentie, gemeten met de WISC, kan men zich enerzijds afvragen in hoeverre de theorieën reëel zijn en anderzijds in hoeverre de betreffende onderwijstypen zich voegen naar de theoretische opnamecriteria. Tenslotte kan men zich de vraag stellen of, en in hoeverre men willekeurig gekozen scholen in een steekproef kan gebruiken om consequenties van theorieën te toetsen. 5. De Nederlandse versie van de WISC-R intelligentietest zou nodig moeten worden geijkt voor het Nederlandse taalgebied. 6, De Engelse en de Nederlandse versie van de (nieuwe) WISC-R intelligentie- test bevatten, evenals de vorige versie, nog het hiaat, dat de tabel voor het omzetten van ruwe scores in mentale leeftijden niet voorziet in extreme gevallen, hetgeen waarschijnlijk het gevolg is van het feit, dat zelfs de Engelse versie er niet voor geijkt is. 7. Het zou prijzenswaardig zijn als computerprogramma's (+ pakketten) werden voorzien van meer documentatie omtrent formules en procedures. 8. Opgaven in proefwerken, tentamens en examens behoren een (naar belangrijk- heid) representatieve steekproef zonder teruglegging te vormen uit de te bestuderen stof veronderstelde zinvolle kennis en begrip, waarbij de beoor- deling volgens objectief-redelijke maatstaven moet geschieden. Dat dit vaak niet het geval is, is te wijten aan de willekeurigheid van de beoordelaars bij het samenstellen van opgaven en het hanteren van normen. 9. Het is hoog tijd, dat het CBR het thans nog bestaande theoretische deel van het examen rijvaardigheid (multiple choice vragen, met voorschriften, borden en situaties) gaat vervangen door dat wat de beroepsinstantie van de examinandus, het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, er onlangs (1 januari 1978) al voor heeft ingeruild, nl. vragen over concrete situaties op foto's. Dit is daarom zo dringend, omdat, behalve dat eerstbedoeld examen nogal abstract is in vergelijking met het laatstbedoelde, het vooral niet voldoet aan de eisen gesteld aan objectieve toetsen in stelling 8. 10. De huidige en nog te ontwikkelen massamedia en reclamepraktijken maken op zijn minst kennis omtrent massabeïnvloedingstechnieken noodzakelijk om het gebruik hiervan niet uit de hand te laten lopen. 11. Het aanwenden van het gebruik van verbale labels bij het aanleren van handelingssequenties met betrekking tot het leren oversteken van kleuters is niet altijd aan te bevelen, omdat de jongste kleuters blijkbaar moeite hebben labels en handelingen te integreren (en nog niet zozeer het vermogen hebben het nogal abstracte verbaal sequentieel geheugen te gebruiken), en omdat de oudste kleuters blijkbaar last hebben van interferentie door de labels bij reeds op een of andere manier aangeleerd oversteekgedrag. 12. Dat men als kind onder meer heeft moeten leren waarnemen met zijn ogen en interpreteren van wat men "ziet" is gemakkelijk in te zien als men onder meer bedenkt, dat wat men ziet, niet meer is dan een afspiegeling (nl. die op het netvlies) van de werkelijkheid, een nogal vervormde afspiegeling op een gekromd 2-dimensionaal vlak (dit in tegenstelling tot bij door de mens gemaakte camera's). Wat men ziet is dan ook nooit anders dan gezichtsbedrog, hetgeen men heeft leren verwerken en omvormen tot enig begrip van de werke- lijkheid als gevolg van ervaring en integratie met andere zintuiggebieden. Wat met nú gezichtsbedrog noemt is niets anders dan dat men, wat men ziet, (nog) niet kan en heeft leren verwerken. Blijkbaar omdat het iets nieuws of iets zeldzaams is. Oefening, zoals het spreekwoord zegt, zou ook hier kunst baren. 13. Het lijkt erop, dat het bestaan van quadrafonische koptelefoons (met twee geluidselementen per schelp, voor en achter) een lachertje is met slechts een commerciële achtergrond. Dit omdat het een feit is, dat met één oor geen richtinghoren mogelijk is. Quadrafonische signalen kunnen op een nor- male stereo koptelefoon het beste worden beluisterd door de voor- en achter- informatie electrisch samen te voegen. Goed compatibel voor een koptelefoon is een quadrafonische microfoonopstelling echter niet. Beter is een van de normale stereo opstellingen of een of meerdere kunsthoofden. Tenslotte blijft het moeilijk via een (gewone) koptelefoon (dus met beide oren) voor- en achterverschillen te horen, omdat auditief richting bepalen in de prak- tijk dynamisch geschiedt door actieve draaiing van het hoofd ten opzichte van de geluidsbron. Hierbij wordt vooral samengewerkt met het gezichts- vermogen. 14. Het gebruik van audio-visuele hulpmiddelen kan ten zeerste aanbevolen worden bij het opnemen van informatie. (Vgl. multi sensory stimulation, Kephart: The slow learner in the classroom, pag. 73 e.v.). Het in het huidige onder- wijssysteem voornamelijk aangeleerde en gebruikelijke abstract visuele leren (boeken) is op zijn minst erg eenzijdig en houdt geen rekening met mogelijke dominantie van andere zintuiggebieden. Dit heeft als consequentie zelfs een sterk verminderd vermogen om informatie op te nemen (Kephart, pag. 34, 73, 74). 15. Af en toe ziek zijn is gezond. (juni 1978)