You can make a translation of this page, if you like |
|
inleiding |
serve/pass |
Een
foutief aangeleerd automatisme afleren, duurt minstens twee keer zo lang, als de
tijd die nodig was om het aan te leren. Heb daarom geduld met de al wat oudere
spelers en probeer de jeugd zo snel mogelijk de juiste techniek aan te leren op
de juiste manier.
De belangrijkste en meest voorkomende fouten zijn:
1.
Bij het bovenhands spelen wordt de bal voor het gezicht geraakt (voor de
neus) in plaats van boven het voorhoofd.
-
Het beste is, de handen al ruim voor je de bal gaat raken boven je
hoofd te brengen. De armen zijn hierbij slechts heel licht gebogen,
de handen liggen achterover. Ook de duimen wijzen naar achteren (de
vingers niet naar de bal laten wijzen).
2.
De speler is onvoldoende ingedraaid in de richting waarin hij de bal wil
spelen.
-
Er moet snel gelopen worden tot onder de dalende bal. De armen
omhoog en de handen achterover liggend (zie punt 1). Op het moment van spelen
moet het front van het lichaam ingedraaid zijn in de speelrichting. Lukt het
ondanks snel verplaatsen en indraaien niet de bal bovenhands te spelen, speel
dan onderhands.
3.
Bij het onderhands spelen worden alléén de armen opzij bewogen als de
bal naast het lichaam komt.
-
De uitgangshouding is altijd één voet vóór de andere, de knieën
gebogen, de benen licht gespreid en de armen gestrekt naar voren. De romp een
heel klein beetje voorover gebogen. Komt de bal naast het lichaam dan moet de
speler eerst het lichaam achter de bal brengen, door één voet opzij te
plaatsen.
4. Bij het onderhands spelen wordt een bal naast het lichaam gemakshalve met één hand of arm gespeeld.
- Dit is fout, er moet onderhands altijd met twee armen worden gespeeld (tenzij bij een uiterste verdedigingsactie de bal nog juist gehaald kan worden. Dit is voor gevorderde spelers).
De Warming-Up
Om eentonigheid op de trainingen te voorkomen, kan het van belang zijn, de oefeningen af en toe eens in een ander jasje te steken. Tijdens trainingsavonden is dit niet altijd naar behoren te realiseren. Niet omdat de beschikking over voldoende oefenstof ontbreekt, maar grotendeels doordat de ruimte gedeeld moet worden met trainers van andere teams, wat altijd extra lawaai met zich meebrengt. Om maar niet te spreken van b.v. aerobiclessen waar de “muziek” zo hard staat, dat je met normaal stemgebruik niet verstaanbaar bent voor je team.
Je ziet dan ook erg vaak, dat in het bijzonder de Warming-up een geautomatiseerd stukje training is geworden. Daar is niets op tegen zolang er regelmatig een aantal vormen verdwijnen of aangepast worden.
Bij de
bovenhandse
techniek moeten de armen, ruim voordat de bal gespeeld wordt, vrijwel gestrekt
boven je hoofd worden gebracht. De handen liggen achterover en de duimen
wijzen naar achteren (o.a. om duimblessures te voorkomen). Eén voet staat iets
voor de andere. Vlak voor de bal in je handen valt buig je beide benen en heel
iets de ellebogen. Op moment van spelen strek je armen en benen en volg je de
bal met je vingers. Zorg ervoor dat je altijd “ingedraaid” staat, in de
richting waarin je wilt spelen.
Bij de onderhandse techniek leg je de handen in
elkaar en je strekt je armen volledig in de ellebogen, de onderarmen liggen
indien mogelijk tegen elkaar. Zet één voet voor de andere, zak iets door de
knieën. Nog vóór het moment van spelen wijzen de armen horizontaal
naar voren. Op het moment van spelen strek je beide benen en fixeer je licht de
schouders, volg de bal enigszins bij het verliezen van het contact (sturen of
brengen van de bal).
Ook bij het onderhands spelen is het van groot belang, van tevoren “ingedraaid” te zijn in de richting waarin je wilt spelen. Als trainer kun je hier nauwelijks genoeg op hameren.
De verdediging
Het principe bij verdedigen is:
Hoeveel te lager je de armen hebt, des te langer is de weg die de bal
moet afleggen om op je armen te komen, des te meer tijd je hebt om te reageren.
Verder moet je zorgen, dat je zowel snel naar voren, als naar achteren of naar
links of rechts kunt bewegen. Het beste kun je hierom één been voor het andere
zetten en de knieën licht buigen. Ook is het b.v. beter om, wanneer je de
juiste verdedigings-positie kunt anticiperen, op één knie te gaan steunen, dan
zoals men vaak kan zien: wijdbeens met gestrekte knieën en de romp een beetje
voorover gebogen. Dit
kenmerkt vaak de luie speler, of de speler met conditiegebrek.
Vooral bij beginnende
spelverdelers zal extra aandacht geschonken moeten worden aan de wijze van
indraaien in de richting van de te geven setup. Het is met name in deze fase af
te raden de bal onder een hoek te spelen. Het inschatten t.a.v. de juiste
positie t.o.v. het net is op deze wijze beduidend moeilijker. Loop een stap
harder en draai helemaal in.
Een spelverdeler moet behalve het kunnen geven van een goede setup, evenals de
andere spelers, een leerproces doormaken. Bij het geven van de juiste setup
komen meer dingen kijken, vooral bij andere types aanvallen dan hoog
buiten. Hij/zij zal in samenwerking met de individuele aanvallers moeten trainen
en leren, op welke wijze een setup, bij iedere aanvaller afzonderlijk, het beste
resultaat oplevert.
Een voorbeeld: Stel, de pass komt mooi in het midden voor het net en er zal een
snelle aanval met een midspeler uitgevoerd gaan worden:
Als de pass laag gegeven is, zal de spelverdeler moeten weten wat de aanvaller
gaat doen; komt deze snel, dan de setup laag, wacht de aanvaller even (omdat
normalerwijze de pass hoger gegeven wordt), dan zal de setup iets hoger gegeven
moeten worden.
Behalve dat hij/zij bepaalde manieren van spelen van de aanvaller kent, moet hij ook goed blijven kijken, of de aanvaller in deze situatie, dit ook daadwerkelijk doet.
Al dit soort zaken moeten na enige tijd, blindelings kunnen verlopen. Verder zal hij/zij tijdens de wedstrijd, studie moeten maken van het blokkeergedrag van de tegenstander.
Bij het "lopen" naar een positie ergens tussen positie 2 en 3, is het erg stimulerend voor de pass-speler, om de plaats te weten waar de spelverdeler zich naar toe beweegt. De spelverdeler doet er daarom goed aan, b.v. "HIER" te roepen.
Technisch: Speel de setup met de armen hoog, de handen boven het hoofd, dit geeft de minste kans op techniekfouten. Verder maak je het de tegenstander lastiger, omdat deze niet duidelijk kan waarnemen, wat je met de bal van plan bent.
De spelverdeling komt uiteraard ook in andere hoofdstukken ruimschoots aan de orde.
De Aanval
Zorg er bij het aanvallen altijd voor, dat je achter de
bal blijft. Dit wil zeggen: Op het moment van slaan = de bal raken, bevindt deze
zich tussen jouw en het net.
Van even groot belang hierbij is, om op dezelfde plaats neer te komen, als waar
je hebt afgezet, spring je bijv. naar voren, dan is de kans erg groot, dat je op
het moment van de bal raken, toch weer voorbij de bal bent en deze achter je
hebt op het moment van slaan. Het gevolg hiervan is meestal dat de bal wordt
uitgeslagen, of anders is de kracht dermate
gereduceerd, dat de aanval gemakkelijk verdedigd kan worden. Ook het
ontstaan van enkelblessures is vaak een gevolg van niet op dezelfde plaats
neerkomen als waar je hebt afgezet.
Voor het verkrijgen van voldoende topspin in je aanvalsslag, is het belangrijk
de bal te raken, wanneer je lichaam nog juist stijgende is. Topspin
veroorzaakt een sneller dalend effect. Door tijdens trainingen evenwijdig aan
het net, een beetje schuin achter de spelverdeler te gaan staan, kun je exact
waarnemen, of een speler de bal raakt net voor of op het hoogste punt, dan wel
reeds dalende is. Wanneer je dalende bent krijgt de bal een achterwaarts effect,
waardoor hij minder snel daalt en dus sneller uitgeslagen wordt.
Het spreekt vanzelf, dat bij training van de aanval, tevens training van het
spelverdelen plaats vindt.
Iets over de sprongserve, de andere vormen zijn genoegzaam bekend.
- Ga op ± 2 à 3 meter achter de achterlijn staan.
- Leg de bal op de slaghand
(uiteraard niet op de rug van de hand).
- Werp de bal op, met een
voorwaartse rotatie (topspin), hoe meer rotatie, hoe beter.
- Maak een kleine pas links, een
grote pas rechts, een aansluitpas links bij rechts en een sprong
(de timing is als bij de aanval, evenals het naar achteren brengen en opzwaaien van
de armen).
- Sla tegen de bal (raak de bal een
fractie vóór het bereiken van de maximale spronghoogte), dit om het topspineffect in de baan van de bal te
behouden. Wordt de bal geraakt
als de speler reeds dalende is, zal er een contra effect ontstaan (achterwaartse
rotatie)
hierdoor zal de bal langer zweven en eerder uitgeslagen worden (zie ook de
pagina over de Aanval)
Bij het blokkeren, is het belangrijk, dat je op tijd bent met het plaatsen
van het blok. Je moet zorgen er te zijn op het moment dat de aanvaller
slaat. Bij een aanval aan het net, kun je door goed observeren van de
tegenstander, ongeveer inschatten wanneer je moet springen. Dit inschatten houdt
in, dat je een “fractie” eerder dan de aanvaller de lucht in gaat.
Dit is de algemene, meest voorkomende regel. Het spreekt van zelf dat je
bij een aanval verder van het net, iets later opspringt. Ook is het soms
afhankelijk van de techniek van de aanvaller, waar je in de loop van een
wedstrijd wel achter komt - slaat iemand laat, of slaat iemand heel snel -. De
richting waarin de aanvaller zal slaan, is vaak af te lezen aan de manier van
aanlopen en verder: wat doet hij/zij meestal, of het vaakst. Het wordt dan wel
eens een gok, al naar gelang de kwaliteit van de aanvaller (een coach kan in dit
soort gevallen zijn/haar onschatbare waarde bewijzen).
De houding van de handen bij het blokkeren mag nooit naar buiten (het speelveld)
gericht zijn.
Maak een zône-blok, waarbij er van wordt uitgegaan, dat een aanval een bepaalde plaats in het veld niet kan raken, omdat daar een blok voor zit.
De tegenstander wordt gedwongen de bal naast het blok te spelen, waar de verdediging er klaar voor staat, of over het blok tactisch te spelen, wat opgevangen wordt door altijd één speler achter het blok.
Sommige Complexe-oefeningen zijn ook terug te vinden op de pagina's die specifiek over dat onderwerp gaan. In een enkel geval wordt naar deze pagina's verwezen.
De meeste, zo niet alle volgende oefenvormen, worden volgens een bepaald patroon uitgevoerd. Wijs deelnemers aan trainingen er op, dat het in principe niet belangrijk is dat het patroon op de juiste wijze wordt uitgevoerd, maar dat de beste training plaats vindt op het moment, dat door onbedoelde oorzaken, of door opvoeren van de moeilijkheidsgraad, af en toe, het afgesproken patroon niet gespeeld wordt, of gespeeld kan worden. Op deze ogenblikken moet de trainingsgroep er alles aan doen om in de nieuw ontstane situatie zelf met een oplossing te komen. Deze oplossing mag absoluut niet zijn: Stop, pak bal vast en begin opnieuw.
Een goeie lichamelijke conditie, kan de basis worden genoemd van alle verdere trainingen en inspanningen. Het is daarom van het grootste belang, om hier ruim aandacht aan te besteden.
Het moge duidelijk zijn dat de op deze pagina beschreven oefeningen, ook elders geplaatst hadden kunnen worden, met name bij TECHNIEK, of VERDEDIGING.
N.B.
De horden waarover in § 3 van pagina Sprongkracht en Snelheid wordt gesproken,
zijn zelfgemaakt.
Met een paar stukjes resthout, een zaag, wat spijkers of
schroeven, een dosis fantasie en een klein beetje moeite is dit door iedere
handige trainer in elkaar te zetten. Je bent er een stuk of vijf nodig.
Doelstelling:
Snel de opslag terug halen.
Eerst worden de diverse variaties vanuit verschillende rotaties besproken
Daarna wordt heel sumier de methode van trainen behandeld.
De besproken aanvalsvariaties zijn niet DE
aanvalsvariaties, maar beogen slechts een aantal mogelijkheden,
die wellicht de fantasie van de trainer prikkelen.
Sommige van de "gameplay" - oefenvormen zijn ook elders op de site te vinden. Omwille van het gebruiksgemak komen ze hier nog eens aan de orde. Soms wordt verwezen naar de betreffende pagina's.
You can make a translation of this page, if you like |
|