Prof. Mr S.C.J.J. Kortmann
Groesbeekseweg
290
6523 PG Nijmegen
Telefoon (024) 3224230
Telefax (024)
9606248
Nijmegen, 9 juli 2002
De heer Prof.mr. W.A.K. Rank
Nauta
Dutilh
Postbus 7113
1007 JC Amsterdam
Betreft: Dexia/Radar
Geachte heer Rank,
U hebt ons de vraag voorgelegd of de
"effectenleasecontracten" die door Legio-Lease B.V. (Legio-lease) worden
afgesloten onder ondermeer de namen
"WinstVerdubbelaar" "WinstVerDriedubbelaar" en "WinstVer10Dubbelaar" onder
het bereik van art. 1:88.lid 1, aanhef en onder d, BW vallen. Graag voldoen
wij aan dit verzoek. Door een samenloop van omstandigheden was het tot onze
spijt niet mogelijk u eerder van advies te dienen.
Voordat wij op de hiervoor geformuleerde vraag
ingaan, besteden wij eerst kort aandacht aan de vraag of de onder
bovengenoemde namen afgesloten contracten dienen te worden aangemerkt als
huurkoopovereenkomsten in de zin van art. 7A:1576h BW of als koop
op afbetaling in de zin van art. 7A:1576 BW.
Blijkens de aanhef van art. 7A:1576h BW is huurkoop
een vorm van koop en verkoop op afbetaling (een "specialis"). Het tweede en
het derde lid van art. 7A:1576h BW hebben het toepassingsgebied van afdeling
7A.5A.2 weliswaar aanmerkelijk verruimd, maar zowel op grond van de tekst
van de wet als op grond van de wetsgeschiedenis moet worden aangenomen dat
deze afdeling slechts van toepassing is, indien er sprake is van koop
op afbetaling. Aangezien ook art. 1:88 lid 1, onder d, BW ziet op
"overeenkomsten van koop op afbetaling". is het van belang te analyseren of
de genoemde "effectenleascontracten" dienen te worden aangemerkt als koop en
verkoop op afbetaling in de zin van art. 7A:1576 BW.
Art. 7A:1576 BW luidt als volgt:
"1. Koop en verkoop op
afbetaling is de koop en verkoop, waarbij partijen overeenkomen dat de
koopprijs wordt betaald in termijnen, waarvan twee of meer verschijnen, nadat
de verkochte zaak aan de koper is afgeleverd.
2. De overeenkomst is niet
van kracht voordat partijen de door de koper te betalen prijs hebben
bepaald.
3. Alle overeenkomsten, welke dezelfde strekking hebben, onder
welke vorm of welke benadering ook aangegaan, worden als koop en verkoop op
afbetaling aangemerkt.
4. Koop en verkoop op afbetaling in de zin der wet
zijn niet de overeenkomsten welke betrekking hebben op:
a. onroerende
zaken,
b. zeeschepen waarvan de bruto-inhoud tenminste twintig kubieke
meter of de bruto-tonnage tenminste 6 bedraagt, die teboekstaan of die
teboekgesteld kunnen worden in het in artikel 193 van Boek 8 genoemde
register.
c. binnenschepen die teboekstaan of die teboekgesteld moeten
worden doch niet teboekstaan, in het in artikel 783 van boek 8 genoemde
register.
d. luchtvaartuigen teboekstaand in het register genoemd in titel
15 van Boek 8.
5. Het in deze titel bepaalde vindt overeenkomstige
toepassing op vermogensrechten, niet zijnde registergoederen, voor zover dat
in overeenstemming is met de aard van het recht."
Wanneer men de afzonderlijke bepalingen van dit
artikel in onderling verband leest, wordt duidelijk dat niet iedere koop van
een goed, waarbij partijen overeenkomen dat de koopprijs wordt bepaald in
termijnen, waarvan twee of meer verschijnen, nadat de verkochte zaak aan de
koper is afgeleverd, kan worden beschouwd als een koop en verkoop op afbetaling
in de zin van de wet. In het vierde lid van dit artikel wordt de koop op
afbetaling van een aantal zaken expliciet uitgezonderd. Het vijfde lid
verklaart de titel van koop en verkoop op afbetaling van overeenkomstige
toepassing op vermogensrechten, niet zijnde registergoederen, voor zover
dat in overeenstemming is met de aard van het recht. Een koop en verkoop van
vermogensrechten (niet zijnde registergoederen) waarbij partijen
overeenkomen dat de koopprijs wordt betaald in termijnen, waarvan twee of
meer verschijnen, nadat de koper het verkochte recht heeft verkregen, is
derhalve geen koop en verkoop op afbetaling in de zin der Wet. Wel vindt het
in Titel 5A van Boek 7A BW bepaalde zoveel mogelijk overenkomstige
toepassing op dergelijke overeenkomsten. Uit een en ander volgt dat de
"effectenleasecontracten" die door Legio-Lease worden afgesloten, niet kunnen
worden aangemerkt als een koop en verkoop op afbetaling in de zin van art.
7A:1576 lid 1 jo. lid 3 BW. Op dergelijke contracten is Titel 5A van Boek 7A
BW wel van overeenkomstige toepassing voor zover dat in overeenstemmig is
met de aard van deze contracten.
De constatering dat afbetalingstransacties die
betrekking hebben op vermogensrechten (niet zijnde registergoederen), niet
kunnen worden aangemerkt als een koop en verkoop op afbetaling in de zin
van art. 7A:1576 lid 1 jo. lid 3 BW, kan van belang zijn voor de vraag of
de door Legio-Lease gehanteerde leaseovereenkomsten onder het bereik van art.
1:88 lid 1, aanhef en onder d, BW vallen. De cruciale vraag daarbij is wat
onder "overeenkomsten van koop op afbetaling" in de zin van art. 1:88 lid 1,
onder d, BW moet worden verstaan. Ziet deze bepaling alleen op
afbetalingstransacties met betrekking tot zaken (Voor menselijke beheersing
vatbare stoffelijke objecten), zoals art. 7A:1576 leden 1 en 3 BW, of heeft de
wetgever in art. 1:88 lid 1, onder d, BW een ruimer begrip "overeenkomsten
van koop op afbetaling" op het oog? Voor het antwoord op deze vraag zijn
belangrijke aanwijzingen te vinden in de parlementaire geschiedenis van de
aanpassing van zowel art. 1:88 BW als art. 7A:1576 BW. Zie, daarvoor in het
bijzonder Parl. Gesch. Aanpassing BW (Inv. 3.5 en 6). p. 19, 24 en 385.
Beide
artikelen zijn met ingang van 1992 gewijzigd. Met betrekking tot het begrip
"overeenkomsten van koop op afbetaling" in de zin van art. 1:88 lid 1,
onder d, BW 'Verwijst de minister uitsluitend naar, de definitie van koop
op afbetaling in de zin van art. 1576 leden 1 en 2 BW (oud), thans art.
7A:1576 leden 1 en 3 BW, d.w.z. naar de definitie en de strekkingsbepaling.
Hij verwijst derhalve niet naar art. 7A:1576 lid 5 BW, dat het in Titel
5A van Boek 7A BW bepaalde van overeenkomstige toepassing verklaart op
vermogensrechten, niet zijnde registergoederen, voor zover dat in
overeenstemming is met de aard van het recht. De minister had wel naar dit
vijfde lid kunnen verwijzen, omdat deze bepaling tegelijkertijd met
art. 1:88 lid 1, onder d, BW in de wet is opgenomen, te weten met ingang
1992. De Memorie van Antwoord II Inv. op art. 1:88 BW dateert immers van 27
december 1984 terwijl de Memorie van Toelichting op art. 7A:1576 BW uit het
zittingsjaar 1981 stamt (Parl. Gesch. Aanpassing BW (Inv. 3. 5 en 6), p.
XVII en XXXV). Indien de minister bij "overeenkomsten van koop op afbetaling"
in de zin van art. 1:88 lid 1. onder d, BW een ruimer begrip op het oog had
dan bij art. 7A:1516 leden 1 en 3 BW, had het voor de hand gelegen dat hij dit
in de Memorie van Antwoord II tot uitdrukking had gebracht. Dit had gekund
door ook te verwijzen naar art. 7A:1576 lid 5 BW, maar ook denkbaar was
geweest dat hij met zoveel woorden tot uitdrukking had gebracht dat art. 1:88
lid 1, onder d. BW niet alleen betrekking heeft op zaken in de zin van art.
3:2 BW, maar ook op vermogensrechten de zin van art. 3:6 BW.
Het relevante gedeelte van art 1:88 lid 1 BW. komt
erop neer dat een echtgenoot de toestemming van de andere echtgenoot
behoeft voor "overeenkomsten van koop op afbetaling, behalve van zaken
welke kennelijk uitsluitend of hoofdzakelijk ten behoeve van de
normale uitoefening van zijn beroep of bedrijf strekken" (onze cursivering).
Ook deze formulering lijkt erop te wijzen dat de wetgever bij art. 1:88 BW
slechts koop op afbetaling van zaken op het oog heeft gehad. Indien de
wetgever met deze bepaling ook vermogsrechten had willen treffen valt niet
goed in te zien waarom vermogensrechtcn "welke kennelijk uitsluitend
of hoofdzakelijk ten behoeve van de normale uitoefening van zijn beroep of
bedrijf strekken"', niet eveneens zijn uitgezonderd.
De formulering van de verschillende bepalingen van
art. 7A:1576 BW en van de bepaling van art. 1:88 lid 1, aanhef en onder d, BW
alsmede de parlementaire geschiedenis van deze bepalingen bieden sterke
argumenten voor de opvatting dat de uitbreiding tot "vermogensrechten"',
die is neergelegd in het vijfde lid van art. 7A:1576 BW, niet doorwerkt in
het huwelijksvermogensrecht, waartoe art. 1:88 BW behoort.
Bij de uitleg van art. 1:88 BW moet in ogenschouw
worden genomen dat deze bepaling de handelingsbevoegdheid van echtgenoten
beperkt door het stellen van het toestemmingsvereiste. Zie daarover
uitgebreid Nuytinck, "Bevoegdheid van echtgenoten in het
huwelijksvermogensrecht", diss. Nijmegen 1987, p. 126-174. Een dergelijke
beperking van handelingsbevoegdheid moet eng worden uitgelegd. Steun voor
deze restrictieve uitleg is ook te vinden bij Klaassen-Eggens-Luijten I,
"Huwelijksgoederenrecht, 12e druk, 1999, p. 49, noot 134, alsmede bij De
Bruijn-Soons-Kleijn-Huijgen-Reinhartz, "Het Nedertandse
huwelijksvermogensrecht", 3e druk, 1999, nr. 19, p. 75. In laatstgenoemd
handboek wordt voor de definitie van koop op afbetaling voor de toepassing
van art. 1:88 lid I, onder d, BW evenmin verwezen naar art. 7A:1576 lid 5 BW.
Hetzelfde geldt voor Asser-De Boer. "Personen- en familierecht", 15e druk,
1998. nr. 25 J en Pitlo'-Van der Burghl-Rood-de Boer, "Personen-
en familierecht", 11e druk, 1998. p. 166. Ook in de jurisprudentie wordt
aangenomen dat de wettelijke omschrijvingen in art."1:88 BW-van de
rechtsthandelingen waarvoor toestemming is vereist, strikt moeten worden
toegepast. Zie hierover in bet bijzonder HR 19 november 1993, NJ 1994,
259.
U hebt ons tevens gevraagd ook kort aandacht te
besteden aan een ander punt betreffende de "effectenleasecontracten". Het
betrof de vraag of beide echtelieden een "effectenleaecontract" moet
tekenen, indien zij in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Zonder
twijfel moet deze vraag ontkennend worden beantwoord. Zie hiervoor HR 12
april 1985, NJ 1985, 662. In de slotzin van rechtsoverweging 3.3 stelt de
Hoge Raad: "De enkele omstandigheid dat echtgenoten in gemeenschap van
goederen zijn gehuwd, brengt niet mee dat de ene echtgenoot voor door de
andere echtgenoot aangegane verbintenissen kan worden aangesproken."
De Wet
eist nergens dat in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten altijd
samen moeten contracteren, Hun handelingsbevoegdheid wordt uitsluitend
beperkt door art. 1:88 BW en zelfs dat artikel eist niet de medewerking, doch
slechts de toestemming van de andere echtgenoot. De echtgenoot die
toestemming geeft, wordt geen contractspartij. Alleen de handelende
echtgenoot is contractspartij. De echtgenoot die toestemming geeft, completeert
alleen maar de ontbrekende bevoegdheid van de handelende echtgenoot die
toestemming behoeft.
Conclusie
Op grond van voorgaande overwegingen komen wij tot
de conclusie dat de bepalingen van Titel 5A van Boek 7A inzake koop en
verkoop op afbetaling weliswaar op grond van art. 7A:1576 lid 5 BW van
overeenkomstige toepassing zijn op de "effectenleasecontracten" die door
Legio-Lease onder verschillende namen worden afgesloten, maar dat deze
contracten niet onder het bereik van art. 1:88 lid 1, aanhef en onder d, BW
vallen.
Niet valt in te zien waarom een
"effectenleasecontract" door de echtgenoten gezamlijk zou moeten worden
ondertekend op grond van het feit dat zij in gemeenschap van goederen
gehuwd zijn.
Tot een nadere toelichting zijn wij graag
bereid.
Met vriendelijke groet,
mede namens Prof.mr. M.J
.A. van Mourik en Prof.mr. A.J.M. Nuytinck,
S.C.J.J.
Kortmann