Allergieën

 

Allergie is een abnormale reactie van het lichaam op een in principe onschadelijke prikkel van

buitenaf (allergeen). Allergie kan gedefinieerd worden als een klinisch relevante, schadelijke

immunologische reactie, gericht tegen lichaamsvreemd materiaal, wat leidt tot een min of meer

reversibele verwonding van de gastheer.

 

Atopie is de erfelijke predispositie om specifieke IgE-antilichamen te produceren na blootstelling

aan een allergeen. Als een persoon met een atopische predispositie voor het eerst in aanraking

komt met een allergeen, zal er door het afweersysteem IgE aangemaakt worden; er treedt

sensibilisatie op. Bij een later contact met het allergeen kan er dan een allergische reactie optreden.

Het kan dus voorkomen dat iemand gesensibiliseerd is voor een bepaald allergeen, dus

kunnen er IgE-antilichamen in het bloed aangetoond worden, zonder dat er op dat moment al

klachten zijn.

 

Samengevat:

 

Allergeen---------à bloedbaan-------à IgE productie (antilichamen) die mestcellen sensibiliseren.

 

2e keer allergeen---------à contact met IgE-mestcel---------à mestcel degranuleert----------à vrijkomen histamine (H) dat zorgt voor snelle allergische reactie en SRS-A (draagt zorg voor verlate reactie.

 

 

 

Allergie is een veel voorkomend verschijnsel, ongeveer 20-25% van de populatie heeft allergische

symptomen en deze incidentie lijkt toe te nemen. Vaak beginnen allergische symptomen al

in de vroege jeugd, maar ook op latere leeftijd kunnen zich pas voor het eerst symptomen ontwikkelen.

Allergie kan zich uiten in neus en ogen, huid, longen en het maagdarmkanaal.

 

Hyperreactiviteit is een versterkte reactie van de luchtwegen op aspecifieke prikkels, zoals

tabaksrook, parfums, sprays, temperatuurwisselingen en stof. De mate van hyperreactiviteit

wordt uitgedrukt als drempelwaarde voor bijvoorbeeld histamine of metacholine. Er bestaat

echter een grote overlap tussen gezonde proefpersonen en patiënten. Hyperreactiviteit kan voorkomen bij astma en/of rinitis maar het hoeft niet.

 

Type I: Atopische allergie of Atopie

Deze overgevoeligheid wordt veroorzaakt door een overproductie aan allergeenspecifiek IgE,

die gedeeltelijk erfelijk bepaald is. Wanneer een patiënt met een allergische overgevoeligheid

wordt geprikkeld, treedt er een allergische reactie op die onderverdeeld kan worden in twee

fasen.

 

De vroege fase:

De vroege fase, ook wel acute fase genoemd, wordt gekenmerkt doordat het snel na het contact

met het allergeen optreedt. Dit kan binnen enkele minuten zijn, maar over het algemeen ligt de

piek na 15-20 minuten. Tijdens de vroege fase reageert het aan mestcellen of basofielen gebonden

IgE met het antigeen (allergeen). Deze reactie veroorzaakt een degranulatie van de cellen,

waarbij histamine en andere mediatoren vrijkomen.

 

De late fase:

De late reactie is bijna altijd een vervolg op de vroege reactie en komt zelden alleen voor (soms

bij kinderen). De gebeurtenissen bij de vroege reactie leiden als het ware de late reactie in.

De ontstekingsreactie treedt op na ca. 3 uur en kan 24 tot 48 uur aanhouden.

 

Type II en III- allergieën zijn zeldzamer en vertonen geheel andere klachten. Hieronder vallen

bijvoorbeeld een aantal geneesmiddelenallergieën (

 

Klinische uitingsvormen

 

Angio-oedeem en anafylactische shock

De klinische symptomen van deze aandoening lijken aanvankelijk onschuldig. Zonder een

gepaste behandeling kunnen de immunologische reacties (type I) echter ontaarden en irreversibel

worden. Jeuk aan de handpalmen, de voetzolen of haarwortels is vaak het eerste alarmsignaal.

Daarop volgen opzwellen van het aangezicht (Quincke oedeem), ademhalingsmoeilijkheden

en bloeddrukdaling. Deze reactie kan de dood tot gevolg hebben. Er moet dus snel en

efficiënt gehandeld worden, zelfs als de eerste symptomen onschuldig lijken. Allergenen waarbij

dit soort reacties kunnen optreden zijn o.a. pinda, garnalen, latex, insectensteken, noten en

geneesmiddelen. Soms kunnen ook bij immunotherapie deze reacties voorkomen.

 

Allergische rinitis

Voor de ontwikkeling van een allergische rhinitis zijn er twee zaken nodig: de atopische constitutie

en de sensibilisatie voor allergenen in de omgeving in de patiënt. Allergische rhinitis kan

seizoensgebonden zijn (hooikoorts), of gedurende het gehele jaar aanwezig zijn. De prevalentie

van allergische rhinitis in de Nederlandse populatie wordt geschat op 32%.

 

Conjunctivitis

Het klinische beeld van allergische conjunctivitis is tranende en jeukende ogen gepaard gaande

met roodheid. Het komt soms secundair voor aan allergische rhinitis. Er is geen pijn of visuele

beschadiging en de pupillen zijn normaal. Klachten na contact met allergenen duiden op een

allergische conjunctivitis.

 

Urticaria

Urticaria (netelroos of galbulten in de volksmond) is een allergische huidreactie en wordt

gekenmerkt door verdikte, jeukende, rode kwabbels die bleek worden als er op gedrukt wordt.

De vaak intense jeuk maakt van urticaria een onaangename en belastende aandoening. De duur

van de uitslag kan variëren van enkele minuten tot meer dan 48 uur. Ongeveer 20% van de mensen

krijgt urticaria op een bepaald moment in hun leven. Acute urticaria kan in alle leeftijdsgroepen

voorkomen, maar wordt het meest gezien bij kinderen. Chronische urticaria (langer dan

3 maanden) komt het meest voor bij volwassenen.

 

Erfelijkheid

Het vóórkomen van een IgE-gemedieerde allergie bij familieleden verhoogt de kans op atopie.

Meer dan 80% van de allergische kinderen heeft minstens 1 familielid met allergische symptomen.

Het risico voor een pasgeborene om een allergie te ontwikkelen, hangt af van het aantal

en de graad van de familieleden.

 

Globaal kan het risico als volgt worden ingedeeld:

 

_ Geen allergie in de familie geeft een risico van 5-15% om een allergie te ontwikkelen.

_ 1 van de ouders allergisch geeft een risico van 25-35 % om een allergie te ontwikkelen.

_ 1 broertje of zusje allergisch geeft een risico van 20-40% om een allergie te ontwikkelen.

_ Beide ouders allergisch geeft een risico van 40-60% om een allergie te ontwikkelen.

_ Hebben beide ouders een allergie en ook dezelfde symptomen wordt het risico zelfs 50-70%.

Het is dus van groot belang bij de verdenking op een allergie een familieanamnese te doen.

 

Adviezen bij allergie

Het bekend zijn van de veroorzakende allergenen bij een allergie is van groot belang voor een

effectieve behandeling.Vermijden van het allergeen, wanneer mogelijk, is de basis voor elke

behandeling van allergie.

Vaak zie je dat de woning gesaneerd dient te worden.

 

Farmacotherapie

Adrenaline is het belangrijkste middel bij behandeling van noodgevallen (anafylaxis, angiooedeem).

Het werkt via activatie van zowel α- en ß-receptoren wat het brede spectrum verklaart.

In acute gevallen wordt het toegediend door middel van een injectie (Epipen®).

 

ß2-mimetica

Voor zeer mild of weinig voorkomende astma-aanvallen kunnen ß2-mimetica afdoende zijn als

monotherapie. Deze verwijden de luchtwegen, zodat patiënt beter adem kan halen.

Voorbeelden van ß2-sympaticomimetica zijn:

 

Fenoterol inhalatie         Berotec®          dosisaerosol/inhalettes/inhalatievloeistof/tabletten

Formoterol                    Foradil®           dosisaerosol/inhalatiecapsules

Salbutamol                   Airomir®           dosisaerosol

                                   Salbutamol cyclocaps

                                   Ventolin®         dosisaerosol/diskus/rotadisk/inhalatievloeistof(nebules)/tabl.

Salmeterol                    Serevent®         dosisaerosol/diskus/rotadisk

Terbutaline                    Bricanyl®         dosisaerosol/turbuhaler/inhalatievloeistof/drank/tablet

 

Theophyllines

Deze kunnen gebruikt worden bij de behandeling van niet zo ernstige astmasymptomen.

Vanwege bijwerkingen op het centrale zenuwstelsel is het belangrijk om theophyllinespiegels te

monitoren. Worden ook niet zo vaak meer gegeven.

 

Theofylline is geen middel van eerste keus, gezien de kleine therapeutische breedte en de grote halfwaardetijd. Bovendien is theofylline niet toepasbaar in acute situaties, alleen als onderhoudsbehandeling.

 

Cromoglycaat

Als er terugkerende episodes zijn van astma-aanvallen door expositie aan allergenen die moeilijk

te vermijden zijn, dan kan cromoglycaat een preventief effect hebben. Het stabiliseert de

mestcellen in de longen en tevens voorkomt het de allergeengeïnduceerde release van bronchoconstrictors

van deze mestcellen.

Cromoglycaat werkt bij allergieën alleen als de mestcel nog niet is gedegranuleerd, d.w.z. alleen preventief.

Toepassing van deze preparaten is eigenlijk niet zo zinvol. Liever behandelen we met de zgn. antihistaminica.

 

Veel voorkomende preparaten zijn:

 

Oraal, bij voedselallergieën:

Cromoglycinezuur (als Na-cromoglycaat)            Nalcrom® drank en sachets

 

Lokaal, bij allergische rhinitis:

Cromoglycinezuur         Allergocrom® COMOD neusspray 2%

                                   Lomusol Forte® neusspray 4%

                                   Lomusol® neusspray 2%

                                   Otrivin® hooikoorts neusspray 2%

                                   Prevalin® neusspray 2% en 4%

                                   Vividrin® neusspray 2%

 

Lokaal, bij allergische conjunctivitis:

Cromoglycinezuur         Allergocrom® COMOD oogdruppels 2%

                                   Opticrom® oogdruppels 2%

                                   Prevalin® oogdruppels 2%

                                   Vividrin® oogdruppels 2%

                                  

Nedocromil                   Tilavist® oogdruppels 2%           CI: < 6 jaar

 

 

Corticosteroïden

Als er niet afdoende resultaat verkregen wordt met bronchusverwijders of met cromoglycaten,

dan kunnen inhalatiecorticosteroïden profylactisch gebruikt worden. Bij zeer ernstig astma zal

er soms gebruik moeten worden gemaakt van orale steroïden. Lokale steroïden zoals zalf, zijn

ook effectief in de behandeling van atopisch eczeem.

 

Corticosteroïden worden met name gebruikt vanwege hun ontstekingsremmende eigenschappen. Bij allergische aandoeningen worden de volgende corticosteroïden gebruikt, als gebruik van antihistaminica en cromoglycaat (histamine-afgifte remmende stoffen) onvoldoende effect geeft:

 

 

Lokaal, bij allergische rhinitis:

Beclometason               Beconase® neusspray ‘50’

Budesonide                  Rhinocort® neusspray ‘50’en ‘100’ en turbuhaler

Flunisolide                    Syntaris® neusspray ‘25’

Fluticason                    Flixonase® neusspray’50’ en druppels 0,1%

Triamcinolon                 Nasacort® neusspray ‘55’

 

Lokaal, bij allergische conjunctivitis:

 

Fluormetholon               Flarex® oogdruppels

                                   FML Liquifilm® oogdruppels

Rimexolon                    Vexol® oogdruppels

 

Wanneer de allergische rhinitis behandeld wordt, verdwijnen doorgaans ook de klachten van de conjunctivitis.

 

 

Antihistaminica

Deze medicatie is effectief bij de behandeling van hooikoorts en conjunctivitis en allergische

rhinitis voor huisstofmijt. Ze zijn het meest effectief bij gebruik voordat men blootgesteld wordt

aan het allergeen. Antihistaminica zijn het belangrijkst en waarschijnlijk het meest effectief bij

de behandeling van urticaria. Ook bij de behandeling van jeuk bij symptomatisch eczeem hebben

ze hun nut bewezen.

 

Er zijn twee soorten antihistaminica, de H1- antagonisten en de H2-antagonisten.

H2-antagonisten worden gebruikt bij verschillende maagaandoeningen. Bij allergieën gebruiken we veelal H1-antagonisten.

Deze antihistaminica worden systemisch toegepast. Voor allergische rhinitis en allergische conjunctivitis bestaan er ook lokale toedieningsvormen. Bij chronische klachten gaat de voorkeur uit naar corticosteroïden.

 

Systemische antihistaminica:

Acrivastine                    Semprex® capsules

Cetirizine                      Zytec® tabl, en drank

                                   Reactine® tabl.

Clemastine                   Tavegil® tabl.

Desloratadine                Aerius® tabl en stroop.

Ketotifen                       Zaditen® tabl,stoop, druppels

Levocetirizine                Xyzal® tabl.

Loratadine                    Allerfre® tabl

                                   Claritine® tabl, stroop, smelttablet.

Oxatomide                    Tinset®

Terfenadine                   Triludan® tabl en suspensie

 

Let op: bovenstaande lijst is verre van compleet.

 

Naast de klassieke antihistaminica (stoffen met een sederend effect, dus gele sticker), bestaat er ook een groep niet-sederende antihistaminica waaronder behoren:

Acrivastine

Cetirizine

Desloratadine

Levocetirizine

Loratadine

Terfenadine

 

Lokaal, antihistaminica bij allergische rhinitis:

 

Azelastine                    Allergodil®neusspray 0,1%

Levocabastine               Livocab® neusspray 0,05%

 

Lokaal, antihistaminica bij allergische conjunctivitis:

 

Azelastine                    Allergodil®oogdruppels 0,05%

Emedastine                  Emadine® oogdruppels/minims

Ketotifen                       Zaditen® oogdruppels 0,025%

Levocabastine               Livocab® oogdruppels 0,05%

 

 

Antihistaminica worden behalve bij allergische aandoeningen ook nog gebruikt voor:

·         Reis- of bewegingsziekte     cyclizine
                                         dimenhydrinaat
                                         meclozine
                                         prometazine

·         Misselijkheid en braken:      meclozine

·         Spanning/angst                   Hydroxyzine

·         Hoest:                                prometazine

·         Duizeligheid                        cinnarizine

 

 

Immunotherapie

Immunotherapie is slechts uitvoerbaar bij behandeling van allergie wanneer het allergeen dat de

symptomen veroorzaakt bekend is. Succesvolle immunotherapie kan alleen worden gegeven

wanneer huisartsen, specialisten en het laboratorium samenwerken. Goede resultaten zijn

gemeld bij de behandeling van bijen- en wespenallergie, pollenallergie en in beperkte mate voor

huisstofmijtallergie, schimmelallergie en kattenallergie. Het is tot nu toe nog niet zinvol gebleken

immunotherapie toe te passen bij voedselallergie. Bij een immunotherapie wordt de patiënt

gedurende meerdere jaren (3-5 jaar) 1 keer per maand geïnjecteerd met een allergeenextract

waarvoor hij of zij allergisch is. Het lichaam gaat langzaamaan antistoffen maken tegen het allergeen.

De mestcel wordt hierdoor buitenspel gezet.

 

terug naar homepage