OPIOIDE ANALGETICA

 

Opioïde analgetica oefenen hun effect uit door specifieke receptoren in het centrale zenuwstelsel (CZS) te bezetten. Er zijn op dit moment 4 receptoren re onderscheiden:

 

δ-receptor; delta

κ-receptor: kappa

μ-receptor: mu

σ-receptor: sigma

 

de kappareceptor is betrokken bij:

 

De deltareceptor is waarschijnlijk betrokken bij de analgesie.

 

De mureceptor heeft te maken met:

 

De sigmareceptor heeft te maken met:

 

Opioïden worden bij voorkeur alleen toegepast bij pijn, die niet of niet meer voldoende kan worden bestreden met niet-opioïde analgetica of met andere therapeutische maatregelen. Deze terughoudendheid wordt ingegeven door de kans op afhankelijkheid (verslaving) bij het gebruik van deze groep middelen.

 

Bijwerkingen:

 

Morfine en andere opioiden hebben naast de sterke analgetische werking ook een groot aantal ongewenste werkingen, die o.a. te verklaren zijn door de effecten op verschillende receptoren. Veel voorkomende bijwerkingen zijn:

 

a. Op het centrale zenuwstelsel:
            - sedering
            - stemmingsverandering
            - remming van de ademhaling
            - hypothermie ( verlaagde lichaamstemperatuur)
            - misselijkheid
            - miosis ( pupilvernauwing)

 

b. Op het maagdarmkanaal:
            - afname van de motiliteit, dus obstipatie
            - kans op galsteenkoliek

 

c. Op de blaas en uterus:
            - urineretentie ( verminderd vermogen tot ledigen van de blaas)
            - verminderde motiliteit van de uterus

 

d. Op de luchtwegen:
            - afname van diepte en frequentie van de ademhaling
            - bronchoconstrictie ( = vernauwing van de bronchiën)

 

e. Op het bloedvatenstelsel:

            - vasodillatatie ( = vaatverwijding)

            - hypotensie ( = te lage bloeddruk)

            - bradycardie ( = vertraagde hartslag)

 

Na langdurig gebruik kunnen daarnaast gewenning en afhankelijkheid optreden. Afhankelijkheid kan zowel lichamelijk als psychisch zijn.

 

Een bijwerking die vrijwel altijd optreed is obstipatie. Daarom wordt aan patiënten die morfine of een ander opioïd krijgen toegediend vrijwel altijd ook een laxeermiddel voorgeschreven, meestal lactulosesiroop.

 

Het meest voorgeschreven opioïde analgeticum is Morfine.

 

Preparaten:

 

Morfine:           bindt met name aan de m-receptor, maar ook aan de k-receptor. Werkt ook direct op de zenuwcellen in de darmwand, en geeft daardoor obstipatie.

 

Sufheid en ademhalingsdepressie treden al bij lage “analgetische”doses morfine op.

 

Alfentanil:       werkt korter en minder analgetisch dan fentanyl. Vaak gebruikt als analgeticum tijdens anaesthesie bij kortdurende en poliklinische ingrepen.

 

Buprenorfine: Alleen bij post-operatieve pijn. De analgetische werking vertoont een zgn. plafondeffect: bij hogere doseringen geen toename van het analgetisch effect, wel van de bijwerkingen.

Sterke m-receptorbinding, dus bij overschakelen op morfine vaak hogere doses morfine nodig.

 

Codeine:         als adjuvans bij pijnstilling. het effect is 1/10 van dat van morfine. Duidelijk effect op de hoestprikkel.  Minder aanleiding tot gewenning en psychische afhankelijkheid.

 

Dextromoramide:        Eigenschappen als morfine. Minder sufheid en minder obstipatie. Ademhalingsdepressie is groter. Groot gevaar voor gewenning en afhankelijkheid.

 

Dextropropoxyfeen:    analgetisch effect te vergelijken met paracetamol en acetylsalicylzuur. Acute intoxicatieverschijnselen bij gelijktijdig alcoholgebruik.

 

Fentanyl:         na iv-toediening snelle effect(binnen 3 minuten). Bij analgetische doses sterke remming ademhaling, bronchospasmen en spierstijfheid. Transdermale toepassing bij ernstig chronische pijn.

 

Oxycodon:       zowel k-, m- als d-receptorbinding. In Nederland geregistreerd voor de behandeling van ernstige pijn bij kankerpatiënten.

 

Methadon:       werkingsduur 4-6 uur. Bij herhaalde toediening treedt cumulatie op. Behalve als analgeticum ook toegepast bij de heroïne-ontwenningstherapie.

 

Nalbufine:       zowel werkzaam op k- als m-receptor. Werkt sterk sederend. Bij pre- en postoperatieve pijn.

 

Naloxon:         volledige antagonist voor opiaat-receptoren. Toegepast als antidotum bij opiaatvergiftigingen.

 

Pentazocine:   Agonist voor k- en d-receptoren, antagonist voor m-receptoren. Hierdoor hebben andere opioiden na voorafgaande toediening van pentazocine vrijwel geen analgetisch effect. Vrijwel geen plaats meer in de therapie.

Grote kans op afhankelijkheid.

 

Pethidine:       snellere, maar kortere werking dan morfine. Grote kans op afhankelijkheid. Niet geschikt voor chronisch gebruik.

 

Tramadol:       Relatief zwak werkzaam. Werkingsduur ongeveer 6 uur. Bij langdurend gebruik kan afhankelijkheid optreden. Tramadol valt niet onder de opiumwet. Voorzichtigheid bij patiënten met neiging tot afhankelijkheid of drugsgebruik.

 

Specialité-namen:

 

Morfine                         Sevredol®

Morfine ret.                   Kapanol®

                                   Noceptin®

                                   MSContin®, ook eventueel rectaal te gebruiken

                                   Skenan®

Buprenorfine                 Temgesic SL

Dextropropoxyfeen        Depronal®

Dextromoramide            Palfium®

Fentanyl                       Durogesic TTS

Methadon                     Symoron®

oxycodon                     Oxycontin®

Pentazocine                 Fortral®

Tramadol                      Tramagetic®

                                   Tramal®

Alfentanil                      Rapifen injectie

Nalbufine                      Nubain® amp.

 

 

terug naar homepage