Notitie voor: Johan Gerhardus Raijmann

Jan Raijmann is geboren in het bekende "Poortwachtershuis", bij het valkhof in Nijmegen.
Het leven van Johan (Jan) is nogal bijzonder geweest, onderstaand het verhaal wat in het Millinger jaarboek van 2005 stond het is geschreven door de heer Wil Oteman die daarvoor gegevens en foto's van de heer Arno Spin heeft gebruikt.

Eureka
De uitvinding van Jan Raijmann

Bij het schijnsel van een petroleumlamp is de stoker van de Millingse stoomboot nog laat op de avond in de weer in het schuurtje achter zijn huis.
Hij legt de laatste hand aan een klein zinken kistje waarin het voorwerp komt dat zijn leven zal gaan veranderen.
Met zorg soldeert hij op de bovenzijde een koperen plaatje.
Eureka staat er op gegraveerd, Grieks voor "ik heb het gevonden", zoals de Griekse wiskundige Archimedes uitriep nadat hij in het bad een belangrijke ontdekking had gedaan over ondergedompelde lichamen.
Morgen is voor Jan Raijmann de grote dag.
Dan zal iedereen horen van de uitvinding waar hij zo lang aan heeft gewerkt.
Zal zijn toestel overal ter wereld gebruikt gaan worden en zal hem grote Rijkdom opleveren?

In het nieuwsblad De Post, een krant die sinds 1882 enkele malen per week in Arnhem wordt uitgegeven, staat op woensdag 5 augustus 1891 het volgende bericht.

*Millingen
De machinist der Millingse stoomboot, J.G. Raijmann, heeft een veiligheidstoestel uitgevonden voor booten en stoomschepen, dat het springen van ketels door overspanning onmogelijk moet maken; genoemde machinist zal het Ministerie van Waterstaat van zijne
uitvinding in kennis stellen.


Jan (Johan Gerhardus) Raijmann, geboren in Nijmegen in 1860, woont al ruim tien jaar in Millingen.1
Hij is getrouwd met de naaister Trui (Gertruda Wilhelmina) Claassens uit Millingen, de dochter van de kuiper Hendrik Claassens en Gertruda van Raaij.
Het huwelijk schijnt op merkwaardige wijze tot stand te zijn gekomen.
Jan Raijmann zorgde al vóór 1881 dat de benodigde materialen voor de kuiperij van Claassens met de stoomboot, waarop hij als machinist werkte, naar Millingen werden gebracht.
Zo leerde hij diens dochter Trui kennen.
Hij wer verliefd op haar, ofschoon zij wel al jarenlang een vriend had waarmee ze had willen trouwen.
Jan zei tegen Hendrik Claassens: "Ik mot die dochter van jou hebben, als ik ze niet krijg, lever ik je niets meer."2
Voor die chantage schijnt Hendrik Claassens te zijn gezwicht.
Jan en Trui trouwen op 28 mei 1881 en vestigen zich in een huurhuis in Millingen, wijk A nummer 83.
Dit huis lag in de buurt van de huidige Pastoor van Astenhof.
Door de voortdurende veranderende huisnummeringen is niet met zekerheid vast te stellenwelk huis het was.
Hier zijn vijf dochters geboren: Johanna Gertruda (geb. 7 januari 1882 en overleden 5 seseptember 1882), Johanna (geb. 1883), Lena (geb. 1885), Grada (geb. 1886) en Bertha (geb. 1886).
Omstreeks 1890 verhuist het gezin naar een huurhuis gelegen wijk A nummer 15.
Dit huis lag in de de Dender, niet ver van de grens.
Hier zijn ook nog vijf kinderen geboren: Wim3 (geb. 1891), de tweeling Jan en Trui (geb. 1894), Piet (geb. 1895 en Hent (geb. 1900).
De stoomboot waarop Jan Raijman als machinist werkte, is van de Millingse ondernemers Evert Bierman, Harrie Hanssen en Jan Klomp.
Zij hebben in 1887 de stoombootonderneming Eendracht opgericht.
In februari van dat jaar hebben zij de vier jaar oude stoomsleepboot "Dolphin"gekocht, waarvan de ketel is afgekeurd.
Bierman & Co. krijgen de boot in korte tijd weer door de keuring.
Op 12 mei wordt bij beschikking van de minister van Binnenlandse Zaken concessie verleend tot het vervoeren van passagiers en goederen op Arnhem en Nijmegen en terug met de stoomboot, die inmiddels de nieuwe naam "Eendracht" heeft gekregen.
Geen van de ondernemers heeft ervaring met stoomketels.
Het is derhalve nodig om daarvoor een stoker-machinist met kennis van zaken aan te stellen.
In 1881 wordt Jan Raijmann voor het eerst vermeld als stoker en machinist op de Eendracht.
Al op jonge leeftijd is hij vertrouwd geraakt met het stokersvak.
Zowel zijn vader als zijn zeven jaar oudere broer zijn stoker en machinist op een stoomschip.

Roekeloze waaghalzerij
Als Jan Raijmann in 1891 zijn uitvinding bekend maakt, is hij al zeker tien jaar machinist op de Eendracht.
De gevaren van het oververhitten van stoomketels kent hij maar al te goed.
Uit een bericht in de Arnhemse Courant van 16 oktober 1882 weten we dat hij daar in zijn jonge jaren zelf ook bij betrokken is geweest.
Volgens de van het stuk in de krant was de concurrentie tussen de stoombootondernemingen zó groot dat deze op 13 oktober ontaardde in een snelheidswedstrijd tussen schroefstoomboten de Concordia, varende tussen Arnhem en Nijmegen en de Eendracht uit Millingen: "…. Van de afvaart af tot aan den IJsselkop betwisten zij elkaar met roekelooze waaghalzerij den voorrang, terwijl een vrij stevige botsing daarvan het gevolg was.
Het incident liep, tegen verwachting, gelukkig goed af, ik zeg tegen verwachting, want de respectieve kapiteinen schenen besloten elkaar in den grond te boren, en ons onwillige getuigen daarbij als secondanten te beschouwen.
Nog waren de strijders niet bevredigd: met meer stoom als de veiligheid veroorlooft, ging het weer voorwaarts, terwijl de herinnering aan het springen van ketels zeer zeker zich aan menig onzer als een spook zal hebben vertoond. ….".
Uit een brief die burgemeester R. Reijmers naar aanleiding van het voorval aan de officier van Justitie in Arnhem stuurt, blijkt dat op de bewuste dag Evert Bierman kapitein van de Eendracht is geweest.
De kapitein en mede-eigenaar van de Eendracht krijgt voor het onverantwoorde gedrag een waarschuwing.4
We mogen wel aannemen dat ook zijn stoker Jan Raijmann daarvan op de hoogte is gesteld.

In de Gelderlander en de Provinciale Gelderse en Nijmeegs Courant, kranten die in Millingen veel meer abonnees hebben dan het Nieuwsblad De Post, is over het veiligheidstoestel van Jan Raijmann niets te vinden.
In De Post van 26 september 1891 staat ook nog het volgende:

Millingen, 23 sept. De machinist der Millingsche stoomboot Eendracht, Raijmann, van wiens uitvinding -een veiligheidstoestel voor stoomvaartuigen- onlangs melding werd gemaakt, heeft zich tot de minister van Waterstaat gemeld onder de mededeling dat hij een model van zijn toestel in koper ter bezichtiging heeft, indien Z. Exc. Van de gedane uitvinding wenscht in kennis gesteld te worden.

De brief aan de minister
Jan Raijmann heeft de brief al op 15 september aan de minister gestuurd.
Dat is de bekende ingenieur Lely die later een stad naar zich genoemd zal krijgen.
Cornelis Lely (1854 - 1929) is pas 37 jaar oud, als hij enkele weken daarvoor wordt benoemd al s de nieuwe minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid.
In het zelfde jaar maakt hij ook zijn plan bekend voor de gedeeltelijke inpoldering van de Zuiderzee met de aanleg van een afsluitdijk.
De brief van Jan Raijmann komt op het departement bij de ambtenaar Vemede, van de afdeling Nijverheid.5
Deze verzoekt drie dagen later per brief aan Raijmann of hij het model voor onderzoek wil sturen.
Op 29 september is het veiligheidstoestel met een beschrijving van de uitvinder aangekomen in den Haag.
Een week late heeft Vemede een afspraak met minister Lely om het belang van het veiligheidstoestel te bespreken.
Voor Jan Raijmann duurt het blijkbaar te lang voordat hij van de minister iets hoort.
Op 16 oktober schrijft hij nog maar eens een brief om te informeren naar de stand van zaken.
Een week later krijgt Raijmann bericht van de uitslag van het onderzoek naar zijn uitvinding.
De brieven van Jan Raijmann zijn in het archief van het Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid in Den Haag niet bewaard gebleven.
In het register staat het volgende: "J.G.Raijmann te Millingen verzoekt op 15 Sept. Een door hem uitgevonden veiligheidstoestel voor stoomvaartuigen, belettende het springen door overspanning te komen bezichtigen."
Dan volgt een korte omschrijving van de verdere correspondentie en de bespreking met de betreffende datums.
Over de uitslag van het onderzoek staat niets vermeld.6

In de kranten staat er dan jarenlang niets meer over de uitvinding van Raijmann.
De veiligheid van stoommachines is in de regionale pers pas weer actueel als er met Pasen 1896 op de Schelde een ernstig ongeluk op een stoomschip plaats vindt.
Jozef van de Berg, hoofd van de Openbare School van Millingen en correspondent van de Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant, bericht er in de krant van zaterdag 25 april 1896 het volgende over:

-Men schrijft ons uit Millingen:
De ramp die in de paaschweek op de Schelde plaats had door 't springen van een stoomketel en waarbij dertien menschen 't leven verloren, ligt nog versch in 't geheugen.
Van de oorzaak van dat springen hebben we verder in de couranten niets gelezen en 't is niet onmogelijk , dat 't ongeluk werkelijk te wijten is aan 't een of ander noodlottig toeval, dat niemand der bemanning heeft kunnen voorkomen.
Een feit blijft 't echter, dat in 90 van de 100 gevallen de oorzaak van 't springen van stoomketels moet worden toegeschreven aan overspanning.
Onverantwoordelijk en schandelijk is 't, maar niettemin zwaar, dat op zeer vele de veiligheid wordt bezwaard om de spanning boven het maximum op te voeren en daardoor de boten sneller te laten loopen of meer te doen trekken dan waartoe ze in staat zijn.
Maar is er dan geen toezicht, zal men vragen?
Zeker is er dat, en we willen gaarne aannemen, dat de opzichters ijverig hun best doen om ongeoorloofde praktijken tegen te gaan.
Doch 't kwaad zit hierin, dat een strenge en dadelijke controle onmogelijk is, want eer de opzichter aan boord is, kan men in de meeste gevallen gemakkelijk er voor zorgen, dat geen verboden handeling kan worden geconstateerd.
Vooral op de sleepboten der Rijnvaart schijnt het kwaad vrij algemeen te bestaan zoodat de Duitsche regeering dan ook heeft besloten lichte snelvarende stoombootjes te doen bouwen, welke hier of daar achter een krib of in een bocht verscholen liggende, plotseling op een verdachte boot afgaan om deze op den stoomdruk te controleren….

Meester van de Berg herinnert zich de publicaties over het veiligheidstoestel van enkele jaren eerder.
Hij woont op korte afstand van de machinist en kent hem zeker ook van zijn reizen die hij met de Eendracht maakt naar Nijmegen en Arnhem.
Hij bezoekt de uitvinder en vraagt hem naar zijn mening over het ongeluk:

….Over al deze zaken had schrijver dezes een onderhoud met den machinist der Millingsche stoomboot Eendracht, een practisch en zeer ervaren werkman, die leeft voor zijn vak.
"Stoomketels kunnen niet springen," zei onze machinist, "als maar niet werd gesmokkeld en 't stoomstelen zou onmogelijk worden als men maar gebruik wilde maken van mijn veiligheid."
Men moet weten , dat J. Raijmann, zo heet onze machinist, drie jaren geleden een toestel heeft uitgevonden, dat, aan den ketel aangebracht, overspanning onmogelijk moet maken.
Het toestel is indertijd ingezonden aan den minister van waterstaat en deze heeft het door een deskundige laten onderzoeken.
Het advies was: "Niet beter dan de reeds bestaande veiligheidsmiddelen."
Voor Raijmann was dat een groote teleurstelling, te meer omdat hij de stellige overtuiging had, dat door 't aanbrengen van zijn toestel elke fraude zou worden belet.
Zóó zeker is de man thans overtuigd van de deugdelijkheid zijner vinding, dat hij gaarne met iedere deskundige in 't openbaar over zijn veiligheid wil debatteren, niet twijvelende, of hij zal 't pleit winnen.
Nog sterker, indien de minister of een belangstellend particulier een afgekeurde ketel te zijner beschikking wil stellen, wil hij voor iedereen bewijzen, dat zijn veiligheid aan het doel beantwoordt, en gelijk Dowe op zijn pantser liet schieten, wil hij op den ketel gaan staan, terwijl verlof wordt gegeven te trachten den van zijn toestel voorzienen ketel door willekeurige bezwaring der veiligheid te laten springen.
We vonden 's mans mededelingen zóó interessant, dat wij niet hebben geaarzeld in 't algemeen belang daaraan ruimere bekendheid te geven.
Voor den ernst en de degelijkheid van den machinist staat schrijver dezes in.

Jan Raijmann is teleurgesteld over de uitslag van het onderzoek van minister Lely en conclusie dat zijn uitvinding niet beter zou zijn dan de reeds bestaande veiligheidsmiddelen.
Meester van de Berg laat zich in zijn betoog wel vol uit over zijn dorpsgenoot.
Wellicht is hij in 1891 zelfs behulpzaam geweest bij het opstellen van de brief door Jan Raijmann gestuurd is aan de minister.
Van den Berg vergelijkt het plan van Jan Raijmann met de proef van Dowe.
Hij bedoelt de uitvinder Dowe, die kort daarvoor een pantser heeft uitgevonden dat soldaten tegen kogels moet beschermen.
Gehuld in zijn pantser laat hij in Mannheim op zich schieten om zo de deugdelijkheid van zijn uitvinding aan te tonen.
Op overeenkomstige wijze wil Jan Raijmann het belang van zijn beveiliging aantonen.
Hij daagt eenieder uit om hem een afgekeurde ketel te brengen waarop hij zijn uitvinding zal aansluiten.
Vervolgens wil hij op de ketel gaan staan en mag de ketel zo heet als men maar wil worden gestookt.
Of er ook werkelijk iemand een stoomketel voor dit doel heeft aangeboden, is niet bekend.
Waarschijnlijk is dat niet gebeurd want aan een proef zoals Raijmann zich voorstelde, zou in de regionale pers zeker ruim aandacht zijn geschonken.
Nee, in de kranten staat daarna zelfs helemaal niets meer over de uitvinding.
Jan Raijmann geeft het niet op.
In de jaren na de afwijzing door minister Lely probeert hij zijn veiligheidstoestel te verkopen.
Een van de bedrijven die hij benaderd is de werf Wilton- Feijenoord in Schiedam, maar ook daar heeft men voor zijn toestel geen belangstelling.7
Hij stuurt zelfs een tekening en een model, uitgevoerd in koper naar een bedrijf in de Verenigde Staten van Amerika, maar ook dat levert niets op.8

Betaalde liefde in Nijmegen
Hoewel Jan Raijmann zijn uitvinding nog niet kon verkopen, had hij toch een manier gevonden om er alvast zijn voordeel mee te doen.
Als machinist en stoker van de Eendracht had hij de verantwoording over de inkoop en het bunkeren van de benodigde kolen.
Door zuinig te stoken was het soms mogelijk om kolen over te houden, maar meestal hadden stokers daar geen greep op vanwege de wisselende kwaliteit van de brandstof.
Met zijn toestel, dat hij had aangebracht op de stoommachine van de Eendracht, was de benodigde hoeveelheid kolen beter te regelen, waardoor hij veel kolen kon besparen.
Volgens zijn kleinzoon, de heer Ferdinant Raijmann uit Nijmegen, verkocht hij de bespaarde kolen voornamelijk aan vrouwen in Nijmegen die hem daarvoor in natura betaalden.9


Aanklacht tegen Trui Claassens
Op 27 mei 1893 ontstond er ruzie tussen Aleida van Lier, de vrouw van de Millingse Voerman Jacobus Nass en Trui Claassens de vrouw van Jan Raijmann, waar de veldwachter aan te pas moest komen.
Het voorval leidde er toe dat Aleida van Lier een aanklacht wegens belediging indiende tegen Trui Claassens.
In een brief die burgemeester Reijmers naar aanleiding van de ruzie aan de officier van Justitie in Arnhem stuurde, schrijft hij: "…..De persoon van Geertruida Claassens staat niet te best aangeschreven, maar ook Aleida van Lier is geen der gemakkelijksten.
Een lesje zou voor beiden geen kwaad kunnen."10

Weg uit Millingen
In september 1900, kort voor de geboorte van hun tiende kind, verlaat Jan Ramann zijn vrouw en kinderen.11
Hij heeft zijn hart verloren aan een jonge Millingse.12
Het is de drieëntwintigjarige Johanna Arntz, de jongste dochter van de Millingse steenfabrikant Willem Arntz.
Volgens de overlevering heeft Jan met zijn nieuwe liefje enige tijd in Kleef gewoond.
Na een korte romance keert Johanna Arntz weer terug naar Millingen.
Op 45-jarige leeftijd is zij nog getrouwd met de vijftien jaar oudere dokter Joseph van Dortmond.
Jan Raijmann gaat niet meer terug naar zijn vrouw en kinderen en blijft de rest van zijn leven in Duitsland.
Hij laar zich echter niet uitschrijven uit het bevolkingsregister en blijft officieel een ingezetene van Millingen.
Waar hij de eerste jaren na zijn vertrek overal verbleef, is niet bekend.
Zijn familie in Millingen weet dat in elk geval niet.
Volgens zijn kleikinderen heeft hij ondermeer gewoond in Hamborn in het Roergebied, Bremerhaven, Hamburg, Geestemünde bij Bremen en Celle (Niedersachsen).
Later keerde hij weer terug in Hamborn.

Jan Raijmann verkoopt zijn uitvinding en wordt schatrijk
Foto august thyssen
In Hamborn heeft de industrieel August Tyssen in een tijdsbestek van nog geen tien jaar een enorm staalconcern opgericht.
Het bedrijf heeft een groot aantal stoommachines in gebruik.
Waarschijnlijk heeft Jan Raijmann er werk gezocht als stoker.
Het is zeker dat hij lange tijd werknemer is geweest van de August Thyssen Hütte Gewerkschaft.
August Thyssen ondervindt de voordelen van het toestel en koopt de uitvinding voor een enorm bedrag.13
Het bedrag wordt betaald in de vorm van aandelen in het bedrijf van de industrieel.14
Trui Claassens en haar kinderen weten echter van niets.

Armoede bij Trui Claassens en haar kinderen
Als Jan Raijmann in 1900 uit Millingen vertrekt, moet zijn vrouw van een klein inkomen rondkomen.
Foto Trui Raijmann-Claassen
Geld krijgt zij niet van haar man.
Zij weet niet eens waar hij terecht is gekomen.
Wel stuurt hij elk jaar met Sinterklaas cadeautjes voor de kinderen
De oudste dochters, Johanna, Lena en Grade, zijn in 1900 al 17, 15 en 14 jaar oud en kunnen als dienstmeid al wat verdienen in Kleef.
Bertha is dan pas twaalf jaar oud en moet elke het door haar zussen verdiende geld ophalen bij de families waar zij werkten.
Volgens mevrouw Tonnie Raats, dochter van Bertha Raijmann, zijn haar tantes kort daarna verder weggetrokken om te ontkomen aan het afstaan van het weinige geld dat zij als dienstmeid verdienen.
Zij komen terecht in het noorden van Duitsland, waar hun vader in die tijd ook woont.
"Mijn tantes volgden hun vader naar Duitsland", zegt mevrouw Truus Spin-Janssen, dochter van Trui "de Staoker" Raijmann.
Met de familie in Millingen hebben zij nog maar weinig contact.
Johanna trouwd met Kieselhorstuit Bremerhaven.15
Daar gaan zij ook wonen.
Lena trouwt met Fritz Heise.16
Zij gaat ook in Bremerhaven wonen.
Grada is terechtgekomenin de Noord-Duitse plaats Lehe.
Zij leert er Hermann Hellbush kennen.
Zij trouwen in 1907 wonen later in Oldenburg.
Johanna, Lena en Grada hebben vaak contact met hun vader die hen ook regelmatig bezoekt.
Bertha, in Millingenbekend als "Bertha van de machinist", trouwd op 13 mei 1912 met de schepper Thé Raats.
Jan Raijmann is voor deze gelegenheid nog eens naar Millingen gekomen en tekent als vader van de bruid de trouwakte.

Uitkeringsfraude
In 1915 woonden de zonen Jan, Piet en Hent nog thuis bij hun moeder.
Wim trouwde in 1914 met de millingse Lena Verhoeven.
De dochter Trui, bekend als "Trui de Staoker", woonde niet meer thuis omdat zij in betrekking was in Kleef.
Toen Piet in militaire dienst moest, stuurde zijn moeder een brief met een heel relaas van ellende naar de burgemeester van Millingen ten einde een zo groot mogelijke vergoeding te krijgen voor het gemis aan inkomsten.
Piet was volgens haar opgave kostwinner voor haar en twee andere zonen.
Burgemeester Reijmers vertrouwde erop dat de opgegeven feiten juist waren en verhoogde de normale vergoeding van fl. 0,20 tot fl. 1,10 per dag.
Een nader onderzoek bracht aan het licht dat de opgaven van Trui voor een groot deel "valsch" waren.
Jan, haar tweede zoon , was volgens haar opgave ziekelijk en niet in staat te werken.
De ziekte was door haar zo erg voorgesteld, dat de burgemeester er vanuit was gegaan dat het een zware ongeneeslijke ziekte betrof.
In werkelijkheid was de ziekte maar van lichte aard en duurde dan ook niet lang.
De ziek gewaande zoon bleek in Duitsland te werken en wekelijks meer dan veertig Mark, ofwel ongeveer achttien gulden te verdienen.
Van Hent, haar jongste zoon, had zij opgegeven dat hij als loopjongen maar fl. 2,50 per week verdiende.
Hij bleek echter als mattenmaker op een fabriek in Kleef te werken en 15 Mark ofwel fl. 6,76 te verdienen.
Zij had ook nog opgegeven dat zij twee gulden huur per week moest betalen.
Burgemeester Reijmers schrijft daarover: "….de opgave van fl. 2,-- per week bleek ook onwaar te zijn.
De huur wordt door haar afwezige man betaald, die niet meer met haar samen schijnt te willen wonen."18
Zij had ook nog beweert dat zij zelf in ziekelijke toestand verkeerde en versterkende middelen nodig had.
Toen daarvoor een verklaring van dokte Trügg werd gevraagd, bleek ook dat niet waar te zijn.
Van een verhoging van de financiële vergoeding kon na het onderzoek dan ook geen sprake meer zijn.



Het huis op de Pals
Omstreeks 1906 was Trui Claassens met haar toen nog thuis wonende kinderen verhuisd naar een woning op de Pals in Millingen.
Dat is dan ook het officiële adres van Jan Raijmann.
Burgemeester Reijmers schrijft in 1915 dat Jan Raijmann de huur van het huis van zijn vrouw en kinderen betaalde.
In werkelijkheid hoefde hij toen huur meer te betalen omdat hij het huis al vier jaar eerder, bij een van zijn schaarse bezoeken aan Millingen, van de klompenmaker Peter van Workum had gekocht.
Dat het huis toen al jaren van haar man was, moet Trui Claassens wel hebben geweten.

Van haar mans rijkdom wist zij niets.
Ook haar in Nederland wonende kinderen wisten dat nog niet.
Zij hadden geen contact meer met hun vader, die in 1900 hun zwangere moeder met acht kinderen voor een andere vrouw in de steek had gelaten en over wie zij thuis zeker nooit iets goeds te horen hadden gekregen.
Vooral de vier zonen wilden niets te maken hebben met "den A-lde", zoals zij hun vader noemden.
Anders was dat voor de drie oudste dochters die in Duitsland woonden.
Zij hadden nog wel regelmatig contact met hun vader.
Zij Duitse kleindochters weten dan ook niets dan goeds over hem te vertellen.
Dat hij oma voor een jonge vrouw had verlaten was hen niet bekend.
Nee, voor hen was hij altijd de beste opa van heel Europa geweest.
Als hij op bezoek kwam, bracht hij ook altijd veel geld en cadeaus mee.
Zijn "lievelingskleinzoon" kreeg zelfs een sportwagen van hem.
Deze reed zich er evenwel kort daarna mee dood.19
De Eerste Wereldoorlog zorgde wel voor verbetering van de relatie tussen de in Duitsland wonende dochters en de familie in Nederland.
Grada woonde met haar kinderen aan het einde van de oorlog zelfs enige tijd bij haar moeder in Millingen.
Ook Lena kwam weer af en toe in Millingen.
Haar man was soldaat in het Duitse leger en keerde aan het einde van de oorlog niet meer terug van het front in Rusland.

Dochter Trui wilde in 1919 trouwen met de Millingenaar Arnold Janssen.
Zij was pas 25 jaar oud en volgens een toen geldende wet was er toestemming voor het huwelijk nodig van beide ouders.
Er was geen adres bekend van Jan Raijmann, waardoor uiteindelijk de tussenkomst van de Kantonrechter in Nijmegen nodig was om het huwelijk door te kunnen laten gaan.
Korte tijd later kwam het huis op de Pals leeg te staan.
De zonen woonden niet meer thuis en Trui Claassens woonde bij haar dochter Trui en haar man.
Jan Raijmann kwam naar Millingen om de verkoop van het huis te regelen.
Hij gaf de Nijmeegse notaris Hekking opdracht om het huis te veilen.
Het werd gekocht door de arbeider Carel Cronenberg.20

Trui Claassens overleed op 68-jarige leeftijd in Millingen op 17 april 1926.
In de overlijdensakte staat dat zij woonde in Hamborn, echtgenote van Johan Gerhardus Raijmann fabrieksarbeider, wonende te Hamborn.
Hent Raijmann, die aangifte deed van het overlijden, gaf Hamborn ook op als woonplaats van zijn moeder.
Het is echter zeker dat zij daar nooit is geweest.
De familie was toen nog in de veronderstelling dat Jan in Hamborn als fabrieksarbeider de kost moest verdienen.
Trui Claassens heeft nooit geweten dat haar man zo rijk was geworden.
Na het overlijden van hun moeder ontstond er tussen de in Nederland wonende kinderen onenigheid over de verdeling van haar nagelaten goederen.
Sindsdien hadden zij nog maar zelden contact met elkaar.

Stinkend rijk
Jan Raijmann heeft een enorm bedrag aan de St. Johannes-stichting in Hamborn geschonken.
In elk jaar dit is geweest was niet te achterhalen.
De St. Johannesstichting had in het noorden van de stad een bejaardenhuis en verzorgingshuis voor mindervaliden.
Volgens mevrouw Hermanda Hellbusch, dochter van Grada Raijmann, is met de door haar grootvader geschonken geld een nieuwe vleugel aan het tehuis gebouwd.
Op een van de gevels was een bronzen plaquette met de naam van de schenker aangebracht.
Deze plaat was er omstreeks 1965 nog en is daar toen gezien door mevrouw Marietje van der Schoot-Raijmann uit Oss, dochter van Wim Raijmann.
Het gebouw is sindsdien meerdere malen vergroot, waarbij de bronzen plaat waarschijnlijk is verwijderd.
Ook schijnt Raijmann grote bedragen geschonken te hebben aan zijn drie oudste dochters in Duitsland.
"…. Zij speelden er mooi weer mee, o.a. bungalows en hotels.
Ze waren daarboven stinkend rijk….", zegt de heer Ferdinand Raijmann uit Nijmegen, zoon van Jan Raijmann jr.

In 1938 is Jan Raijmann, hij was toen 78 jaar, voor het laatst in Millingen geweest.
Hij wilde zijn dochter Trui bezoeken.
Of hij haar ook werkelijk thuis heeft getroffen is niet bekend.
Wel is bekend dat hij van Millingen naar Nijmegen reisde, om van daar verder te gaan naar zijn dochter Bertha die in Arnhem woonde.
In Nijmegen kwam hij bij toeval zijn zoon Jan tegen.
Hij vroeg zijn zoon of hij met hem een glas bier wilde drinken.
Zoon Jan had echter geen genade.
"Je hebt destijds ons gezin in de steek gelaten.
Ik wil met jou niks meer te maken hebben."
De oude Raijmann zei nog tegen zijn zoon:
"Als ik dood ga, komt alles weer goed.
Dan worden jullie allemaal stinkend rijk."21
Hij was waarschijnlijk erg teleurgesteld in de reactie van zijn zoon.
Het is mogelijk dat hij bij dochter Trui, de tweelingzuster van Jan, hetzelfde te horen had gekregen.
Hij is toen niet naar zijn dochter Bertha in Arnhem gegaan.
Mevrouw Tonnie Raats, dochter van Bertha Raijmann, zegt dat haar moeder hem zeker hartelijk ontvangen zou hebben als hij was gekomen.
Toen Jan Raijmann jr. korte tijd later zijn oudere broer Wim uit Oss trof, vertelde hij hem dat hij "den A-lden" had ontmoet en wat hij hem had gezegd.
Wim was teleurgesteld over de manier waarop Jan had gereageerd op de verzoeningspoging van hun vader.
Het begon toen tot hen door te dringen dat hun vader wel erg rijk moest zijn geworden.

Het laatste levensjaar van Jan Raijmann
Aan het einde van zijn leven heeft Jan Raijmann nog korte tijd bij zijn dochter Grada in Oldenburg gewoond.
Toen hij ziek werd, is hij teruggegaan naar de St. Johannesstichting in Hamborn.
Daar kon hij beschikken over een kamer waar hij door de zusters van de stichting verzorgd zou worden, zoals dat was overeengekomen.22
Daar is hij ook overleden.
Van de archieven van de St. Johannesstichting was na de Tweede Wereldoorlog bijna niets meer over.
Alleen de doop- trouw- en begraafboeken van de op het terrein van de stichting gelegen kerk waren tijdig naar een veilige plaats overgebracht.
In het begraafboek staat dat Johan Raijmann overleed in Hamborn op 2 juli 1939 en dat hij er 3 dagen later op het kerkhof is begraven.
Zijn laatste adres was Klosterstrasse 11 in Hamborn.
Volgens pater Dr. Ludger Horstkötter (geb. 1939), die er bijna zijn hele leven woonde, was dat voor de oorlog het adres van het verzorgingstehuis.
Later is de straatnaam Klosterstrasse veranderd in An der Abtei.
Op het terrein van de huidige Prämonstratenserabdij, waar het verzorgingstehuis en tegenwoordig ook een groot ziekenhuis staan, is geen grafzerk of gedenkteken meer aanwezig.
Volgens mevrouw Hermanda Hellbusch uit Oldenburg, de kleindochter van Jan Raijmann, was er vroeger een indrukwekkend Ëhrendenkmal" op het terrein.
Toen in de jaren zestig alle graven op het kerkhof werden geregistreerd, was er geen graf meer van Jan Raijmann.
Bij bombardementen in de oorlog was er grote schade aan de gebouwen en ook aan de zerken op het kerkhof ontstaan.
Volgens pater Ludger zijn alle zwaar beschadigde zerken kort na de oorlog opgeruimd.
Waarschijnlijk is het graf van Jan Raijmann toen al verdwenen.

De nalatenschap
Ofschoon Jan Raijmann al grote bedragen had geschonken aan zijn oudste dochters in Duitsland en een enorm bedrag aan de St. Johannes-stichting, bezat hij bij zijn overlijden behalve een "Kontobuch" van de August Thyssen AG waarin een groot tegoed stond, ook nog aandelen.
Het boekje met de tegoeden en aandelen zijn na zijn overlijden terechtgekomen bij de dochters in Duitsland, met de bedoeling dat deze verzilverd zouden worden en verdeeld onder de negen kinderen.
Het zou echter anders lopen.
De tweede wereldoorlog was inmiddels uitgebroken en het weinige contact met de familie in Nederland kwam mede daardoor geheel stil te liggen.
Het boekje met het vele geld bleef voorlopig bij Johanna Kieselhorst-Raijmann in Bremerhaven.
De aandelen zaten in het geldkistje van Grada Heilbusch-Raijmann, die er over waakte als een broedse kip over haar eieren.
Haar kinderen vroegen zich af wat er wel in dat geldkistje kon zitten, dat zij altijd angstvallig bij zich had, zelfs als zij ergens anders naar toe ging.
Toen zij, inmiddels al op gevorderde leeftijd en dementerend, in het ziekenhuis belandde, ging het geldkistje ook weer mee.

Trouwfoto van Jan Raijmann jr. (1894 - 1973) met Nel Bredick op 22 juli 1922. V.l.n.r. staand: Arnold Janssen, Gertude Krendler, Trui de Staoker"Janssen Raijmann ( 1894-1983), dochter Truus Janssen, een werkster, zuster van de bruid, broer van de bruid, Hent Raijmann (geb. 1900), het bruidspaar, een getuige, Piet Raijmann (1895-1961), Kobus Kowalk, Grada Hellbusch-Raijmann (1886-1975), broer van de bruid, Lena Heise-Raijmann (1885-1960), Wim Raijmann (1891-1975) met zoon en dochter, v.l.n.r. zittend: een zuster van de bruid met kind, moeder van de bruid, Trui Raijmann-Claassens en een zuster vande bruid met dochtertje.

Op een gegeven moment bleek zij echter uit het ziekenhuis te zijn verdwenen.
Ze was niet uitgeschreven en de verpleegsters hadden haar ook niet zien vertrekken.
Er brak paniek uit bij haar familie die de politie inschakelde.
Grada werd uiteindelijk weer teruggevonden in een hotel waarheen zij met haar geldkistje was gebracht.
Zij wist niet meer hoe zij er was gekomen en wie haar geldkistje had leeggehaald.23
Met het "Kontobuch" is het niet veel beter afgelopen.
In de jaren vijftig is door een kleinzoon uit Oss bij zijn tante in Bremerhaven navraag gedaan naar eventuele tegoeden van zijn grootvader.
Hij kreeg het boekje zelfs toegestuurd met het bericht dat het tegoed dat er op stond niet meer werd uitbetaald.
De Nijmeegse advokaat van Millingse afkomst, mr P.D.M. Lem, deed nader onderzoek en constateerde dat het mogelijk moest zijn het geld alsnog te krijgen.
Dat schijnt toen echter niet te zijn gelukt.
"We hebben er tenminste nooit iets van gemerkt", zegt de heer Ferdinand Raijmann (zoon van Jan Raijmann jr.) uit Nijmegen.
In 1961 is er opnieuw een advocaat ingeschakeld om uit te zoeken of er bij Thyssen nog wat te halen was.24
Deze advocaat, dr. J. Höfer uit Essen, stuurde een kopie van het boekje naar de August Thyssen AG met de vraag of zij wilden onderzoeken of de familie Raijmann nog aanspraak kon maken op het daarin vermelde bedrag.
De directie van Thyssen berichte aan de advocaat dat er in hun archief geen bescheiden meer aanwezig waren met de gewenste informatie.
Zij verwezen in hun brief naar de Hamborner Bergbau AG.
Dat bedrijf had in 1932 de August Thyssen-Hütte-Gewerkschaft overgenomen.
Bij deze voormalige voormalige dochteronderneming was Jan Raijmann werknemer geweest.
Navraag leverde destijds niets op.
In het begin van de jaren zeventig was het "Kontobuch"bij mevrouw Trui Spin-Janssen (dochter van Trui Janssen-Raijmann) in Ewijk.
Bij een inbraak in haar huis is toen een geldkistje gestolen waarin ook het boekje zat.
Het 'Kontobuch"en ook de ontvreemde aandelen zijn nooit meer teruggevonden.

Naar aanleiding van dit artikel is er op 26 juni 2005 een bijeenkomst georganiseerd voor de Nederlandse nakomelingen van Jan Raijmann.
Hiervoor zijn zes van de zeven nog levende Nederlandse kleinkinderen en een groot aantal achterkleinkinderen naar Ewijk gekomen.
Sommigen hadden meer dan een halve eeuw bij te praten en anderen hadden elkaar zelfs nog nooit getroffen.
Het was een gezellige drukte waarbij fotoalbums circuleerden en het glas veelvuldig werd geheven.
Kort daarvoor was er ook weer contact geweest met hun familie in Duitsland.
Daar wonen nog één kleindochter en twee kleinzonen van Jan Raijmann.25
De kleinkinderen en achterkleinkinderen hebben zich er inmiddels bij neergelegd dat het vele geld van hun grootvader of overgrootvader aan hun neus voorbij is gegaan.

Jan Raijmann, die aan het einde van zijn leven met zijn geweten en zijn familie in het reine wilde komen, had het zich anders voorgesteld: "Als ik dood ga, komt alles weer goed.
Dan worden jullie allemaal stinkend rijk."

Met dank aan de kleinkinderen van Jan Raijmann, mevrouw Truus Spin-Janssen uit Ewijk,
Mevrouw Dien Willemse-Janssen uit Millingen, mevr. Tonnie Raats uit Arnhem, mevr. Marietje van der Schoot-Raijmann uit Oss, de heer Peter Raijmann uit 's-Hertogenbosch, de heer Ferdinant Raijmann uit Nijmegen, mevrouw Hermand Hellbusch uit Oldenburg en de heren Johann en Karl Heise uit Bremerhaven en alle achterkleinkinderen, in het bijzonder Arna Spin uit Ewijk, Renate Wäcken-Hellbusch uit Lathen (D) en Ria van den Heuvel-Raijmann uit Oss, voor het beschikbaar stellen van foto's en het sturen van gegevens over het leven van hun grootvader of overgrootvader.

Meest Markante Millingenaar
Vanwege zijn opmerkelijke levensgeschiedenis is Jan Raijmann door de redacties van Millings Jaarboek en de Gelderlander uitgeroepen tot Meest Markante Millingenaar.
In die krant is in de maanden september, oktober en november een toptien van markante dorpsbewoners samengesteld.
De complete lijst ziet er als volgt uit.

1. Jan Raijmann
Uitvinder die fortuin maakte in Duitsland door het patent op een beveiliging van een stoommachine, terwijl zijn familie in Millingen van niets wist.
2. Betje de Pad
De laatste baker van Nederland die tot op haar 76ste op de fiets sprong om nieuwe dorpsbewoners op de wereld te zetten.
3. Sen de Köster
Koster, organist, schilder en drogist, die ook nog eens vele duizenden bidprentjes vervaardigde.
4. Ignatius Scheffers
De "oude Scheffers" was de laatste gemeentearts die in Millingen die in zijn eentje alle Millingenaren medisch bijstond: van wieg tot graf.
5. Pastoor van Asten
Was jarenlang zieleherder van de Millingse katholieken en moderniseerde in de in de jaren zestighet interieur van de kerk.
Het altaar werd zo geplaatst dat hij met zijn gezichtnaar de parochianen kwam te staan.
6. Piet Koenen
Parlevinker die nauw betrokken was bij het historische conflict tussen natten en dreugen.
Was decennialang wethouder en bestuurslid van OEV.
7. Lomme Diesveld
Legendarische voetballer. Keepers van de tegenstander zouden zo bevreesd zijn geweest voor zijn snoeiharde schot, dat ze kussens onder hun shirt droegen.
8. Krieske Eerden
Zalmvisser en veerman die in de oorlog verdronk tijdens een meistorm.
9. Meester Jeurissen
Schoolmeester die als een van de eersten de geschiedenis van Millingen te boek stelde.
10. Ingenieur Grienberger
Ontwerper van Bodewes die er mede voor zorgde dat de werf tot bloei kwam.

Noten
1 Jan Raijmann is geboren en getogen in het bekende "Poortwachtershuis", bij het valkhof in Nijmegen.
De bekendecabaretier en presentator Jörgen Raijmann stamt af van een achter-achter neef van Jan Raijmann.
2 Mededeling van mevrouw Tony Raats, dochter van Bertha Gertruda Raats-Raijmann, Arnhem 10 mei 2005
3 Wim Raijmannis geboren op 5 augustus 1891, de dag waarop voor het eerst iets over de uitvinding in De Post staat.
4 Wil Oteman, roekeloze waaghalzerij, in Millings jaarboek 1998, blz.183.
5 Nationaal Archief Den Haag, Archief Ministerie va Waterstaat, Handel en Nijverheid: I, 1878-1905, inv. Nr. 452.
6 NA, archief Ministerie WHN, inv 483.
7 Mededeling van de heer Peter Raijmann, zoon van Wim Raijmann, Oss 10 juni 2005.
8 Mededeling van de heer Arno Spin, kleinzoon van Trui "de Staoker" Jansen Raijmann.
9 Mededeling van de heer Ferdinant Raijmann, zoon van Jan Raijmann jr., Nijmegen 1 november 2004.
10 Gemeentearchief Millingen, Verzonden brieven 1893.
11 Jan Raijmann doet op 14 september 1900 ook geen aangifte van de geboorte van zijn zoon Hendrikus Martinus.
12 De kleindochters van Jan Raijmann weten te vertellen dat zij een dochter was van Arntz, een Millingse steenfabrikant.
Van de broers Willem en Steven Arntz had alleen Willem dochters in de leeftijd die in aanmerking komt.
Zijn jongste dochter, de drieentwintig jarige Johanna, was de enige die nog niet was getrouwd en nog in Millingen woonde.
13 Ofschoon de archieven van het bedrijf twee wereldoorlogen hebben doorstaan, is daarin over de uivinding niets aangetroffen.
Met dank aan Prof. Dr. Manfred Rash, archivaris van het ThyssenKrupp Konzernarchif en mevrouw E. Dützer van de Hamborner Aktiengesellshafft Duisburg-Hamborn voor hun hulp bij het onderzoek in hun archieven.
14 Mededeling van de heer Ferdinant Raijmann, Nijmegen 1 november 2004.
15 Johanna Gertruda Raijmann en Hermann Kieselhorst hadden drie kinderen: Rosi, Gerda en Hermann.
16 Maria Magdalena Raijmann en Fritz Heise hadden drie kinderen: Fredi, Johan en Karl.
17 Gerde Francisca Raijmann en Hermann Hellbusch hadden vijf kinderen: Hermann, Gertrud, Johannes-Magnus, Ernst en Hermanda.
18 GAM, Ingekomen brieven 1916.
19 Mededeling van mevrouw Tonnie Raats, Arnhem 10 mei 2005.
20 Zijn zoon Thé Cronenberg heeft het huis (Palsstraat 36) in 1969 laten verbouwen.
Het wordt nu bewoond door de familie H. Makaaij.
21 Mededeling van de heer Peter Raijmann, Oss 10 juni 2005.
22 Mededeling van mevrouw Hermanda Hellbusch, Oldenburg 16 oktober 2004.
23 Mededeling van de heer Ferdinand Raijmann, Nijmegen 1 november 2004.
24 Kopieën van de correspondentie tussen advocaat Höfer en de August Thyssen AG zijn beschikbaar gesteld door de heer Arno Spin uit Ewijk.
25 De in Duitsland wonende kleinkinderen zijn mevrouw Hermanda Hellbusch (86 jr.) in Oldenburg en de broers Johann (85 jr.) en Karl (80 jr.) in Bremerhaven.
Van Johanna Kieselhorst-Raijmann leeft alleen nog één kleindochter.
Zij woont in Hannover.