Additionele werkgelegenheid. paaseiland

Intro


In tijden van grote werkloosheid komen beleidsmakers op de proppen met sociale dienstplicht als tewerkstellingsplaatsen, of ze nu wel of niet nuttig zijn voor de individuele werklozen. Hieronder wordt vanuit economisch perspectief gekeken naar de "breed geprezen" M-baantjes en andere additionele tewerkstellingsregelingen.

Verpaupering Met betrekking tot het probleem van de verpaupering in vroegere eeuwen stelt de socioloog De Swaan dat sommige bestuurderen kozen voor de optie werkhuizen, waar werklozen tewerkgesteld werden. Nu bleek dat moreel aanvaardbaar maar bedrijfseconomisch rendeerde die werkhuizen niet. Blijkbaar wogen die baten van de werkhuizen niet op tegen de kosten. Vandaag de dag hebben sommige beleidsmakers hetzelfde idee; alleen noemen ze het niet rasphuizen, maar banenpools of M-banen.
Andere beleidsmakers kiezen voor meer veiligheid, zoals meer politie of cellen.. Dat gaat goed zolang er weinig armen (en rijken) zijn. Uiteraard wordt de situatie moeilijker wanneer er veel armen tegenover een kleine kliek rijken komt te staan zoals in bepaalde dictaturen het geval is. Nu kan een sterke beveiligingsmacht (zowel leger als politie) en strenge straffen voor gewapende vrede zorgen, maar of dat de gunstigste condities zijn voor een welvarende markteconomie is maar de vraag. Er blijken toch ook semi-collectieve goederen nodig te zijn die een voorwaarde vormen voor een politiek en economisch stabiele ontwikkeling.

Collectieve goederen Het nadeel van collectieve en semi-collectieve goederen is dat het betalen en genieten niet meer in een hand is. Belastingbetalers betalen mee aan zaken waar ze hun belastingcenten niet aan hadden willen offreren. Wanneer het preferentieschema verandert van onze belastingbetalende consument, zal hij meer zeggenschap willen hebben over wat hij met zijn zuurverdiende inkomen wil doen; hij wil een groter vrij besteedbaar inkomen. Uiteraard moet hij daar iets voor opofferen, dus minder collectieve goederen (er van uitgaande dat hij niets kan afwentelen). In theorie kan hij zover gaan totdat hij de echte collectieve goederen op het spel zet, want dan kiest hij ervoor om voor zijn interne en externe veiligheid en voor zijn rechtszekerheid (en waarborg van zijn eigendomsrechten) toch een collectieve voorziening te consumeren. Het heeft in de literatuur te maken met het feit dat zuivere collectieve goederen door hun non-rivaliserend en niet-uitsluitbaar karakter individueel consumentengenot beperkt (die dijk is van mij alleen, jij mag er niet van genieten, kun je niet zeggen) en door de hoge kosten. Om sociale dilemma's met freeriders en cheating te vermijden, is een centrale dwanginstantie nodig.
Grafische illustratie Collectieve goederen
grafiek collectieve goederen

Smith, Rawls, Melkert, Van der Louw Adam Smith, de vader van de klassieke economische gedachtengang, vond dat de overheid alleen moest zorgen voor deze collectieve goederen, waaronder hij ook de 'public works' als infrastructuur rekende. Armenzorg van de staat uit (dus als quasi collectief goed) zou contraproducief zijn: verspilling van belastingcenten. Hij meende dat specifieke en residuele beleidsmaatregelen armoede en uitsluiting niet verhelpen. De moderne politiek filosoof Rawls wordt door andere hedendaagse liberalen aangehaald om nog meer te bekrachtigen dat allerlei semi-collectieve regelingen als huursubsidie en bijstand de mensen weliswaar niet doen stelen en moorden, maar hen vaak in een armoedeval lokt. Nu heeft Melkert een oud paard van stal gehaald: tewerkstelling van armen. Overigens had Van der Louw het al vijftien jaar geleden over sociale dienstplicht waarna ijverige werkzoekenden zijn tuin hebben omgespit ("even de handen uit de mouwen steken om te tonen dat we echt niet te lui zijn").

Onzichtbare sluier Rawls heeft het over een onzichtbare sluier: je weet voordat je op aarde komt niet of je in een rijk of arm land komt, bij rijke of arme mensen komt, kansen krijgt of niet. Een juiste verdeling van goederen zou vanuit zo'n sluier leiden tot een behoedzame afweging, waarbij de juiste verdeling die verdeling is, waarbij de armsten er niet op achteruit gaan. Als we arbeid en vrije tijd als goederen opvatten dan kunnen we een grafiek maken waarbij het voor sommigen wel nuttig is zich vrijwillig bij de banenpools en melkercentra te melden, voor anderen niet. Voor de laatsten betekent de dwang tot werken in een additionele baan een achteruitgang in Rawliaanse zin. Tewerkstelling Stel dat ik een werkervaringsplaats voor 32 uur heb waarbij ik ongeveer ƒ1450 schoon per maand vang. Had ik me niet bij het additionele-arbeidbureau gemeld dan had ik een uitkering van ongeveer ƒ1250 als alleenstaande en niet-inwonend. Voor die ƒ200 meer lever ik wel 32 uur vrije tijd in (voor andere nuttige dingen als studeren en vrijwilligerswerk, wat te beschouwen is als investeringen: de cost gaet voor de baet uit). Ik handelde economisch irrationeel, ik gaf toe aan sociale druk of ingesleten moralisme, want mijn reserveringsloon ligt voor 32 uur rond de ƒ2100 (=80% startsalaris hoger opgeleide). In elk geval zien we dat het voor vele werklozen weinig individueel nut toevoegt wanneer het verschil tussen uitkering en loon te klein is. Uit kwalitatief onderzoek blijkt overigens dat het verschil tenminste tussen de ƒ300 en ƒ500 moet liggen In het begin van de jaren zeventig was de replacement rate op minimumniveau 88% (door te gaan werken tegen het minimumloon vanuit een minimum uitkering had je een inkomensverbetering van 12%)

Grafische illustratie Tewerkstelling grafiek tewerkstelling

Dwang Er is dwang nodig, want je gaat er niet op vooruit. Het lijkt op de bijverdienregeling in de ABW: 100% belasting. Miljonairs hoeven over hun meerinkomen "slechts" 60% aan de fiscus af te dragen. Micro-economisch is er niets op tegen als consumenten in hun preferentie vrije tijd boven werken verkiezen en daarmee een uitkering prefereren boven werk (een stukje consumentensoevereiniteit). Waarom dan toch de dwang vanuit sociale dienst en uvi om te gaan werken?

Author: P.A. Eekhof Naar Vervolg Home