F.C.I. nr.: 31/24.01.1996/F

Naam van het ras: PETIT BLEU DE GASCOGNE

Land van oorsprong: Frankrijk

Datum van inwerkingtreding van de standaard: 24.01.1996

Gebruik: veelzijdige hond gebruikt voor de jacht onder het geweer, soms voor de lange jacht. Zijn voorkeursprooi is de haas, maar hij achtervolgt ook met succes het grote wild.

F.C.I. indeling: Groep 6 Lopende honden, zweethonden en aanverwante rassen.
Sectie 1.2 lopende honden van middelmatige grootte met werkproeven.

Korte geschiedenis: Het is een vrijwillige verkleining van de Grand Bleu de Gascogne met dezelfde herkomst en verband houdend met het gebruik van de hond.

ALGEHEEL BEELD: hond van middelmatige grootte, goed geproportioneerd, gedistingeerd.

GEDRAG/KARAKTER
Gedrag
: fijn van neus, geschikt voor de wijze van jagen, beschikt over een mooi keelgeluid. Groepeert goed.
Karakter: rustig en aanhankelijk, reageert makkelijk op bevelen.

HOOFD
Schedel
: van voren gezien licht gewelf en niet te breed; de achterhoofdsknobbel is licht aangegeven. Van opzij gezien heeft de achterzijde van de schedel een lichte spitsboogvorm. Het voorhoofd is vol.
Stop: weinig geaccentueerd.
Neus: zwart, breed, neusgaten goed open.
Lippen: iets dik en ontwikkeld. De bovenlip bedekt de onderlip.
Snuit: van dezelfde lengte als de schedel, stevig, licht gewelfd.
Kaken: schaargebit. Snijtanden haaks in de kaken geïmplanteerd.
Wangen: droog.
Ogen: ovaal van vorm, bruin. Zachte uitdrukking.
Oren: voldoende fijn, gedraaid. Moeten op zijn minst de neuspunt bereiken.
Hals: van goede lengte met iets keelhuid.

LICHAAM
Rug
: stevig.
Lendenen: goed aangehecht, zonder overdrijving van lengte.
Romp: licht oplopend.
Borst: lang, ze komt onder elleboogniveau. Goed open.
Ribben: licht gerond.
Flanken: vlak en goed aflopend.
Staart: dun, de punt van de sprongen bereikend, in een trotse sabelvorm gedragen.

LEDEMATEN
Voorhand
Algeheel beeld
: voorhand voldoende krachtig.
Schouder: gespierd, middelmatig schuin.
Elleboog: dicht tegen het lichaam.
Onderarm: stevige botten.
Voeten: ovaalvormig, tenen droog en gesloten. Voetkussens en nagels zwart.

Achterhand
Algeheel beeld
: achterhand goed geproportioneerd.
Dijbeen: voldoende lang, gespierd zonder overdrijving.
Sprong: breed, licht gehoekt, goed aflopend.

GANGEN: regelmatig en gemakkelijk.

HUID: soepel. Zwart of sterk gepigmenteerd met zwarte vlekken, nooit geheel wit. Haarloze zones zwart.

VACHT
Beharing
: kort, niet te lang, goed gesloten.
Kleur: geheel gespikkeld (zwart en wit) wat een leisteenblauw effect geeft; met of zonder zwarte vlekken.Twee zwarte vlekken aan weerszijden van het hoofd, de oren bedekkend tot op de wangen. Ze komen niet samen op het hoofd, maar laten een witte scheiding in het midden waarin zich meestal een zwarte vlek bevindt die ovaalvormig is: een kenmerk van het ras.
Twee min of meer felle tanaftekeningen boven de arcadeboog (quatroeille). Men treft tanaftekeningen eveneens aan op de wangen, de lippen, aan de binnenkant van de oren, op de ledematen en onder de staart.

SCHOFTHOOGTE:
reu 52 tot 58 cm.
teef 50 tot 56 cm

FOUTEN: alle onderstaande punten moeten beschouwd worden als fout, die bestraft moet worden naar de ernst van de fout.
Hoofd:
te kort, schedel te plat, te breed of te smal,
oren te hoog aangezet, te kort of onvoldoende gedraaid.

Lichaam:
te lang,
gebrek aan volume,
bovenlijn te zacht.
Ledematen:
beendergestel onvoldoende ontwikkeld,
rechte schouder,
gedraaide voeten,
van achter gezien nauwe sprongen.
Gedrag:
angstig.

DISKWALIFICERENDE FOUTEN:
- gebrek aan type;
- licht oog;
- onvoldoende gewicht;
- overbijten;
- iedere andere vacht als genoemd in de standaard;
- ernstige anatomische afwijking;
- bange of agressieve dieren.

N.B. mannelijke dieren moeten twee ingedaalde teelballen hebben.

terug