DE POITEVIN

 

De Poitevin is het oudste en het meest verleidelijke ras van de groep van de chiens d’ordre. Volgens de rasstandaard moet hij elegant en gedistingeerd zijn; verrassende eigenschappen voor een werkhond. Het ras is gecreëerd aan het eind van de 19e eeuw door comte Emile de la Besge, een jager uit Poitou. In die tijd was die regio voor een groot deel bedekt met doornstruiken en hij had honden nodig die deze robuuste vegetatie de baas konden. De wolvenjacht vereiste echter ook honden met een goede speurzin. Volgens De la Besge bezaten de eerste Poitevins een goede speurzin en gaven ze een harmonieus diep luid.

Het ras is ontstaan uit diverse kruisingen met de meutes van De Larye, de Ceris en de Montemboeufs, waarvan men zegt dat ze afstammelingen zijn van de witte honden van de koning. De honden van De Larye waren kruisingen van lokale brakken met zware Engelse Foxhounds. Tot 1957 stond de Poitevin ook bekend als Chien du Haut-Poitou.

 

Werkhonden

Veel meutes in Frankrijk bestaan tegenwoordig uit Poitevins. Ze worden gebruikt voor de jacht op hert, ree en wild zwijn. De raskenmerken zijn tegenwoordig goed vastgelegd. Voor de fokkerij wordt aanbevolen gebruik te maken van goede ouderdieren omdat er nog veel honden zijn, vooral in de meutes voor de reeënjacht, die te licht gebouwd zijn. De Poitevin is zowel driekleurig als tweekleurig. De driekleur komt het meeste voor.