LES CHIENS BLEUS DE GASCOGNE

Voltige, foto M. de Haas-Hiemstra

Onder de huidige brakkenrassen is er geen nobeler ras te vinden dan de Bleu de Gascogne met zijn koninklijke allure, zijn trotse bouw, zijn glinsterende vacht en zijn krachtige stem. De voortreffelijke kwaliteiten die de Bleu bezit, heeft hij te danken aan zijn directe voorvader de Chien de St. Hubert. Deze heeft niet alleen de brede borst en de lange lendenen vererfd, maar ook de jachteigenschappen: het sterke reukvermogen, de heldere blik en de gehardheid.

In 1896 verscheen er op de tentoonstelling van Parijs een zwarte hond, die volgens een van de toenmalige kynologen (Comte de Foix) een zuivere Gascogner was. In die tijd waren er twee heren, die onderling blauwe Gascogners met veel zwart kruisten en op deze manier, door een constante selectie, erin geslaagd waren een stam zwarte Gascogners te verkrijgen. Het opmerkelijke van deze kruising was, dat er twee types in terug te vinden waren: de oude zwarte Bloedhond van de abdij van Sint-Hubertus en de Ierse Kerry Beagle. Deze kruising was de oorzaak van vele veronderstellingen.

Als men tijdens vier generaties de honden onderling kruist, krijgen de fokprodukten een steeds donkerder vachtkleur. In bijna ieder Bleu-nest komen pups voor die meer zwart hebben dan de andere pups in datzelfde nest.

De mogelijkheid om de Sint Hubertushond terug te krijgen door enkel Gascogner-bloed te gebruiken, bevestigde de echtheid van de afstamming. De Gascogner was, door een simpele selectie, ontstaan uit de zwarte Sint Hubertushonden. Omgekeerd was het dus mogelijk om door de Gascogners te kruisen, de zwarte Sint-Hubertushond terug te krijgen.

Het gerucht gaat dat het ras gecreeërd is door Charles IX; alleen, deze leefde lang na de dood van Comte de Foix. Het is echter mogelijk dat de hond van Gaston Phoebus, gekruist met de Sint Hubertushond, geleid heeft tot de geboorte van de blauwe honden.

De Gascogners zouden hun oorsprong vinden in kruisingen van zwarte en witte Sint Hubertushonden, die Gaston Phoebus in de 14e eeuw mee zou hebben genomen naar Béarn. Er kwamen af en toe zwart-rode (black & tan) Gascogners voor.

En hier begint de strijd tussen de diverse auteurs van de 19e eeuw. De ene groep stelt dat Phoebus, op zijn terugreis vanuit Polen stopte bij de Abdij van Sint Hubertus en vanuit deze abdij de Sint Hubertushond meenam, die door selectie de Bleu de Gascogne gaf, terwijl de andere groep van mening is dat Hubertus, bij zijn benoeming tot bisschop van Luik, vanuit zijn geboortestreek Aquitaine de Bleus meenam naar België en dat deze op hun beurt door selectie de Sint Hubertushond gaven. Hoe heeft immers een plat en vochtig land als België honden voort kunnen brengen met een krachtige stem en een uitstekende neus?

Aan de andere kant zijn er ook overeenkomsten met de Staande Honden uit het Zuidwesten, honden uit Navarro met lange gespikkelde oren, de honden uit de Auvergne met de gedraaide oren, honden die het onderooglid lieten zien, met gebogen voorhoofden en platte dijen.

Ook werd er beweerd dat de blauwe honden, net als de grijze (Chiens Gris de Saint Louis), uit het Verre Oosten kwamen. Tijdens de Kruistochten brachten de ridders diverse hondenrassen samen en kruisten deze, of namen het onbekende ras mee naar hun vaderland.

De Gascogners waren niet echt bekend bij de auteurs. Dit in tegenstelling tot de Engelsen, die na de 100-jarige oorlog Bleus en Saintongeois meenamen naar Engeland, onder de naam Southern Hounds. Vero Shaw schrijft in zijn boek over de Southern Hounds dat de Southern Hound waarschijnlijk de voorvader is van de Otterhound. Ook de Foxhounds worden in dit verband genoemd.

De black & tan kleurige honden, gewend aan het klimaat van de Ardennen, pasten zich aan de hete zomers aan door een blauwe vacht aan te meten. Onder invloed van de mediterrane warmte en het felle licht van de Gasconse hemel verkleurden de zwarte haren. De Bleus hebben allen een vacht met een leisteenblauwe weerschijn: zwarte spikkeltjes op een witte ondergrond, donkerblauwe platen op oren, hoofd en romp, rode (tan) aftekening boven de ogen, op de snuit, wangen en lippen, binnenkant van de oren, onderaan de ledematen en rond de staart. De blauwe kleur is een echt Gascons verschijnsel: zwart-witte honden die overgebracht zijn naar de Mediterranee vertonen na een aantal generaties allen een blauwe moucheture. Zelfs de koeien vertonen dit verschijnsel. De natuur regelt alles: de blauwe kleur neemt minder warmte op dan de zwarte kleur.

Voorheen kwamen er ook veelvuldig Bleus voor met de lié de vin vachtkleur. Deze kleur is een pigmentverdunnings variant van het blauw en toont zich als een rood-bruine vacht. Een enkeling heeft gepoogd deze kleur genetisch vast te leggen maar is hierin niet geslaagd, onder andere omdat er onvoldoende fokmateriaal beschikbaar was. In 1993 heeft de S.C.C., na overleg met de Franse vereniging, besloten deze lié de vin kleur niet meer toe te staan voor de Bleu de Gascogne.

De Chiens du Midi hebben allen een gevoelig, wat melancholiek karakter, zijn iets verlegen maar enorm aanhankelijk.