LES CHIENS FRANCAIS

 

De Chiens Français zijn onder te verdelen in een drietal kleurslagen: de tricolore, de blanc et noir en de blanc et orange.

 

Chien Français tricolore

De Français tricolore is het meest recent ontstane ras bij de Franse lopende honden voor groot wild. De officiële erkenning van het ras dateert van 1957. Op de tentoonstelling van Poitiers presenteerde graaf Henri de Falandre een aantal uitzonderlijke exemplaren.

De honden waren ontstaan uit kruisingen van een aantal grote Anglo-Français tricolore waarbij het Franse bloed de overhand had. Om ze iets lichter van bouw te krijgen, werd gebruik gemaakt van de Poitevin en de Billy. Op die manier werd het Engelse bloed verdreven. De eerste exemplaren leken wel wat op de Normand-Poitevin, een ras dat in het manuel des standards van 1930 voor het laatst werd genoemd.

Door de kruising met bovengenoemde rassen is de Chien Français een tussenvorm tussen de Poitevin en de Anglo-Français te noemen. Hij is vierkanter dan de Poitevin en ook het hoofd wijkt af van het Franse ras. De verlengde bouw wijkt weer af van de Anglo-Français. De onderbelijning is minder diep dan bij de Poitevin, de ribben zijn meer gerond en de heupen zijn gespierder. De schedel is goed gevormd met een vierkante snuit en goed ontwikkelde lippen. De oren zijn lang en licht gedraaid. Bij voorkeur bereiken ze de neuspunt.

Door zijn atletische bouw, goed beendergestel en perfecte bespiering, is de Français tricolore een elegante en harmonieuze verschijning.

Bij een aantal meutes zijn op dit moment te zware honden te zien, die te dicht bij de grond staan. Die honden tonen het bloed van de Chien Normand. De meutes jagen vooral op edelhert.

 

Chien Français blanc et noir

De Français blanc et noir lijkt qua bouw heel veel op de Français tricolore. Hij is alleen iets lichter gebouwd, maar behoudt wel de krachtige uitstraling. Hij onderscheidt zich vooral door zijn kleur: zwart hoofd en zwarte mantel op een witte vacht. Ook de poten zijn wit. Boven de ogen en op de wangen een bleke tanaftekening.

De zwarte moucheture op de witte vacht verwijst naar zijn voorouders. De Français blanc et noir is ontstaan uit een kruising van Gascons en Gascons-Saintongeois met Engelse brakken.

De standaard is in 1957 opgesteld. Het zijn honden die in meuteverband gehouden worden voor de jacht op hert. Hun jachtkwaliteiten, waaronder de spoorvastheid en hun keelgeluid, worden door de jagers erg op prijs gesteld.

 

Chien Français blanc et orange

De Blanc et Orange is een ras dat nog volop in ontwikkeling is. Het is ontstaan uit kruisingen tussen de Billy en de Français of Anglo-Français tricolore. De standaard voor deze variëteit is opgesteld in 1978.

Wat bouw betreft lijkt het ras veel op de Français tricolore met een iets gedraaid oor en een schedel die wat minder gewelfd is. Wat kleur betreft wijkt ze af van de Billy: witte vacht met licht oranje vlekken. Het oranje mag nooit richting rood gaan.

 

DE ANGLO-FRANCAIS

 

De Anglo-Français is ontstaan uit kruisingen van de Chien Français met de Foxhound. Niet alleen het hoofd is anders dan dat van de Chien Français, maar ook zijn gehele bouw. Het hoofd is korter met een vierkant snuit (niet rechthoekig), licht zichtbare stop, een ronde schedel en platte oren van gemiddelde lengte (niet lang en gedraaid zoals bij de Chien Français). De ribbenkast is rond en de voor- en achterhand zijn meer bespierd.

 

Anglo-Français blanc et noir

Met de Foxhound verschilt de Anglo-Français vooral wat betreft de vachtkleur. Die is behalve driekleurig, ook wit-oranje (zelden voorkomend) of wit-zwart met een grote mantel, zwarte moucheture en tanaftekening boven de ogen en op de wangen. Bij de tricolore is de Engelse invloed het minst aanwezig. In Frankrijk zijn er slechts twee meutes met Anglo-Français blanc et noir. Het probleem met dit ras is dat de honden of te Frans of niet voldoende Engels zijn.

 

Anglo-Français tricolore

Dit is de meest robuuste chien d’ordre. Reeds lange tijd gebruikten Franse jagers Engelse honden om hun honden robuuster te maken en meer uithoudingsvermogen te geven. Vanaf 1950 is de Foxhound gebruikt voor de wederopbouw van de meeste equipages om de honden ‘gezonder’ te maken. In 1978 heeft de Anglo-Français een eigen rasstandaard gekregen. De Anglo-Français is een Foxhound à la Française. Het ras heeft een minder zware bouw met een stevig beendergesteld en een cilindrisch en goed gespierd lichaam. Het ras is op dit moment goed vastgelegd, zodat het slechts eenmaal per 10 jaar nodig is om Engels bloed in te brengen om te voorkomen dat de honden te licht van bouw worden.