Fysiologie
Gewicht: mannetje: 1,2 – 2,6 kg, vrouwtje: 0,7 –
1,6 kg
Lengte: mannetje: 50 cm, vrouwtje: 43 cm
Leeftijd: tot 16 jaar, gemiddeld mannetje: 4-5 jaar,
vrouwtje: 6-8 jaar
Kleur: diep bruin met een goudkleurige buik
Vacht
De vacht bestaat uit een twee lagen en is volledig waterdicht. De onderste laag bestaat uit zeer fijne, zachte zilverkleurige haren waar geen lucht doorheen kan. Daar overheen liggen dikke lange waterafstotende haren. Om warm te blijven in het water is het belangrijk dat zijn vacht volledig schoon en waterdicht is.
Staart
De staart is breed en plat en bedekt met een borstelige vacht. De staart is vooral een opslagplaats voor vet. Tot 50% van z’n lichaamsvet zit in zijn staart. Dit wordt gebruikt als reserve energie voor wanneer voedsel schaars is. Vrouwtjes kunnen hun staart ook gebruiken om bladeren te verzamelen om een nest van te maken. Daarnaast gebruikt ze haar staart opgekruld om haar eieren tegen haar buik te houden tijdens het uitbroeden.
De gifpunt aan zijn achterpoot |
Gifpunten
Het vogelbekdier is het enige Australische zoogdier dat giftig is. Volwassen mannetjes hebben op de achterpoten een angel van ongeveer 1,5 cm lang die verbonden is met een gifklier in de dij. De mannetjes gebruiken deze gifpunten vooral in de paartijd tijdens hun gevechten met andere mannetjes om een vrouwtje. Toen er vroeger nog gejaagd werd op vogelbekdieren werd er nog wel eens een jachthond dodelijk getroffen tijdens de laatste verdedigingsactie van het vogelbekdier. Het gif is niet levensgevaarlijk voor mensen. Het is wel zeer pijnlijk om gestoken te worden door een vogelbekdier. Het dier kan zijn punten met grote kracht door de huid van een mens heen stoten en het gif zorgt voor een spectaculaire zwelling en zeer ernstige pijn van het getroffen lichaamsdeel. |
Lichaamstemperatuur
De normale lichaamstemperatuur van een vogelbekdier is 32°C, 5°C lager dan die van een mens. Door deze lage lichaamstemperatuur verliest het dier minder warmte aan het water en kan het de hele nacht in ijskoud water blijven zwemmen zonder onderkoeld te raken. De combinatie van een dikke vacht en een lage lichaamstemperatuur zorg er wel voor dat het dier onder warme omstandigheden op het land snel oververhit is.
De snavel De snavel is rubberachtig en flexibel, niet zo hard als die van een eend. Door de stevigheid van de snavel kan het dier naar voedsel zoeken tussen rotsen en kiezelstenen. De snavel is bedekt met huid. Deze huid is nog wel eens beschadigd doordat ze zichzelf hebben gestoten of gesneden aan scherpe objecten onder water. |
De snavel |
Een vogelbekdier onder water |
Onder water Vogelbekdieren kunnen tot 10 minuten onder water blijven. Wanneer ze zich niet meer voortbewegen onder water komen ze als een kurk weer bovendrijven. Om dit te voorkomen en krachten te sparen kruipen ze onder vaste voorwerpen onder water, zoals wortels van bomen. Wanneer ze op zoek zijn naar voedsel blijven ze meestal niet langer dan een minuut onder water om vervolgens weer naar boven te komen en te ademen.
|
Net als de meeste duikende zoogdieren heeft het vogelbekdier bloed met een hoge concentratie hemoglobine en rode bloedcellen zodat het meer zuurstof kan transporteren in het bloed. Het dier kan zijn zuurstofbehoefte ook verlagen door z’n hartfrequentie omlaag te brengen, van meer dan 200 slagen per minuut naar minder dan 10 slagen per minuut. Onder water verdwijnen de ogen achter huidplooien. Om zich toch te kunnen oriënteren gebruikt hij zijn zesde zintuig, een elektronisch-receptor systeem dat bestaat uit vele zeer gevoelige zintuigcellen en zich bevind in de huid van zijn snavel. Met dit elektronisch-receptor systeem kan het dier de zeer zwakke elektrische signalen opvangen die de spieractiviteit van mogelijke prooien voortbrengt.
Een voorpoot met zwemvlies |
In tegenstelling tot bevers en otters gebruikt het vogelbekdier alleen zijn zwemvliezen van zijn voorpoten bij het zwemmen. De achterpoten en de staart worden gebruikt als roer. Wanneer het dier ophoudt met zwemmen vouwt het zijn zwemvliezen dicht zodat ze op het land niet in de weg zitten bij het lopen. De achterpoten hebben flinke klauwen waarmee het dier zijn vacht goed schoon kan houden. De voor- en achterpoten staan beide loodrecht op het lichaam, waardoor ze een krachtig zwem- en graafmiddel vormen. Hierdoor wordt het dier wel gedwongen om als een hagedis over land te schuifelen en is het erg kwetsbaar voor predators. |