Meerkoet
Klasse: Aves (vogels)
|
|
Kenmerken | Echte duiker met witte snavel en zwart verenkleed. De tenen zijn niet met elkaar verbonden, zoals bij de zwemvliezen van een eend. Op het voorhoofd zit een "voorhoofdsschild" (bles) |
Biotoop |
Moerassen, plassen en meren, maar ook in parken, grachten, sloten en vaarten. |
Verspreidingsgebied |
Van Groot Brittannië tot Japan |
Maten | 35 tot 40 cm groot; weegt tot 900 gram |
Voortplanting |
Voorjaar en soms nog een keer later in het jaar, 6 tot 9 eieren die na 3 weken uitkomen. |
Leefgewoonte |
Leeft op en bij het water. |
Voedsel | Waterplanten, gras, kleine visjes, waterinsekten, waterslakken en wormen. |
Van oorsprong zijn meerkoeten echte moerasvogels, met poten die bijzonder geschikt zijn om te lopen op drijvende vegetatie (kraggen) en wortels van riet- en lismoerassen. Zijn poten hebben eigenaardige zwemvliezen. Deze zitten niet tussen de tenen maar elke teen heeft aan weerszijden een flap. Bij een achterwaartse beweging van de poot gaan de flappen wijd uit staan. Wordt de poot naar voren bewogen, dan klappen de flapjes weer dicht. .Ze kunnen 30 seconden onder water blijven en wel 7 m diep duiken. Ze kunnen hiermee ook beter op het land lopen dan eenden
De meerkoet bezet vroeg in het voorjaar zijn territorium en verdedigt dat aggressief tegen indringers. Meerkoeten worden niet veel vliegend gezien omdat ze moeizaam starten. Bij het opvliegen nemen ze een aparte aanloop terwijl ze de vleugels op het water slaan. Tijdens het broedseizoen blijven ze meer tussen het riet. In najaar en winter vind je ze vaak in grote groepen, dicht opeengepakt. Een bekende eigenschap is het ruzieachtige gedrag, waarbij veel met water gespetterd wordt.
In de paartijd zijn meerkoeten vaak agressief naar soortgenoten of belagers. Mannetje en vrouwtje bouwen samen een nest, meestal tussen het riet. Ze broeden om beurten en brengen ook samen de jongen groot. De jongen verlaten al als ze een paar dagen oud zijn het nest. Het zijn dan grappige zwart-donzen bolletjes met een rood gezichtje. Na acht weken zijn ze volledig zelfstandig.
|
|
|