Schol
|
|
Kenmerken | Platvis, grijsbruin van kleur, met rood-oranje vlekken aan de kant waar de ogen zitten. De onderkant, eigenlijk de linkerkant, is wit. De huid van de schol is glad en hij heeft 4-7 benige knobbels op zijn kop achter zijn ogen. |
Biotoop |
Leeft op een zandige, grindige of modderige zeebodem, op of onder het zand, in 30 - 120 m diep water. |
Verspreidingsgebied |
Komt
voor in de kustwateren van Zuidwest-
tot Noord-Europa en die van IJsland. |
Maten | Volwassen exemplaren worden 25 - 60 cm (maximaal 100 cm). Kunnen meer dan 20 jaar oud worden. |
Voortplanting
|
Januari tot maart. Kuit en hom wordt op het zelfde moment geloosd. Aantal eitjes is 50.000 - 400.000. Na 8-21 dagen komen de larven uit de eitjes. Na twee maanden veranderen ze in platvissen. |
Leefgewoonte |
Leeft overwegend op de bodem van de zee en is vooral `s nachts actief. |
Voedsel | Kleine schelpdieren en bodembewoners, zoals wormen en kreeften. |
In zijligging
Veel
mensen kennen deze vis waarschijnlijk van hun bord. Het is namelijk een van de
meest gegeten -en beviste- soorten van de Noordzee.
Schollen komen voor in de Noordoost-Atlantische oceaan, de Noordzee en de
Oostzee. Het is een bodemvis die vanaf het strand tot 200 m diep leeft. Hier
valt hij bijna niet op.Volwassen
dieren komen vooral voor in water van 10-15 m diep; jonge dieren voornamelijk in
ondieper water.
Jonge
platvissen zien er net zo uit als andere vissen. Wanneer ze groeien verplaatst
het oog zich van de kant, die later de onderkant wordt, naar
boven. Dit komt doordat de ene kant harder groeit dan de andere. Hierdoor
komen uiteindelijk beide ogen in het bovenste gedeelte te liggen. De platvis
past zich qua kleur ook heel goed aan de zeebodem aan. Tijdens het groeiproces
worden ook de zenuwen, de spieren en de beenderen aangepast. De vissen liggen
dus eigenlijk op hun zijkant op de zeebodem.
|
Vruchtbare vissen
Wanneer de
mannetjes 4 jaar en de vrouwtjes 6 jaar oud zijn, zijn ze vruchtbaar. Schollen
paaien van januari tot maart. Hier leggen de vrouwtjes afhankelijk van hun
leeftijd en conditie 50.000 tot wel een half miljoen eieren. De eitjes drijven
los in het water en worden daar door de mannetjes bevrucht. De eitjes worden met
de waterstroming naar de kustzone gevoerd.
Na 2 of 3 weken komen de larven uit. Jonge scholletjes worden geboren in de
Noordzee, maar brengen hun eerste levensjaren door in de Waddenzee en het
aangrenzende kustgebied. De larven leven niet op de bodem, maar in de bovenste
waterlagen, en eten kleine larfjes van bijvoorbeeld slakken en wormen.
Jonge
scholletjes zoeken hun voedsel vooral tijdens hoogwater op de ondergelopen
platen in de Waddenzee en aangrenzende kustzone, waar ze allerlei bodemdieren
eten. Eerstejaars scholletjes hebben het vooral voorzien op de sifo's (in- en
uitstroombuisjes) van nonnetjes. Later schakelen ze over op de wat minder
gemakkelijk te grijpen staartstukken van zeepieren. Hoe ouder ze worden, hoe
groter de beesten die ze eten.
De
meeste scholletjes worden in hun eerste jaar opgegeten door roofvissen en
vogels. Grotere schollen worden ook door de mens opgevist.
Na
drie jaar, als de schol een lengte van zo'n 20 centimeter heeft bereikt, verlaat
deze de Waddenzee om zijn verdere leven in de Noordzee door te brengen.
Schol
trekt in strenge winters naar plekken waar het zeewater warm blijft.
Hoe ze groeien
De kleine larven zien er uit als gewone visjes, vergelijkbaar met jonge haringen. Maar na 1 of 2 maanden wanneer de beestjes 12 tot 14 mm groot zijn, gebeurt er iets vreemds. Hun linkeroog verhuist over de bovenzijde van de kop naar de andere zijde, de kop verdraait ten opzichte van het lichaam, de bek gaat scheef zitten en rug- en buikvinnen groeien door tot aan de kop. De jonge vissen zwemmen vanaf nu op hun linkerkant. De bovenkant van de schol, waar de ogen zitten, is dus eigenlijk hun rechterkant. Vanaf dit moment leven ze als bodemvissen.
|
Ontwikkeling van larve naar platvis |
De
schol en de visserij