Scholekster

 


   Klasse: Aves (vogels)
   Orde:  Charadriiformes (steltlopers en meeuwvogels)
   Familie: Haematopodidae (scholeksters)
   Geslacht en soort: Haematopus ostralegus (scholekster)

 

Kenmerken Grote steltloper, is van boven zwart, heeft een witte buik, 7 cm lange rode snavel en roze poten.
Biotoop Langs rotskusten, stranden, wadden en in duingebieden, maar ook steeds meer in polders landinwaarts tot in Limburg toe.
Verspreidingsgebied Europa, Zuid-Afrika, Azië, Austratië en Nieuw Zeeland.
Maten en leeftijd 40 tot 45 cm groot; kunnen tot 30 jaar oud worden.
Voortplanting Broedtijd vanhalf april tot in juli; na 24 tot 27 dagen komen de eieren uit, na 10 weken zijn ze volwassen.
Leefgewoonte Leven in groepen; zijn bedreven in het openen van schelpen.
Voedsel Schelpdieren (mossels, kokkels, alikruiken e.d.), krabbetjes, wormen, slakken, insekten, larven en ook wel vogeleieren.

De naam Bonte Piet hebben ze vooral te danken aan het luide "tepïet" dat de hele dag te horen is.
In het voorjaar keren scholeksters  in groepen terug naar hun broedgebied, waar ze zich dan in paren opsplitsen, met elk hun eigen territorium. Dit is meestal dezelfde plek als vorig jaar.
Een aparte vertoning is de "tepiet-ceremonie": een paar vogels rennen heen en weer met gestrekte hals en de snavel naar de grond wijzend, ondertussen luid "tepiet" roepend, afgewisseld met een hoge triller.
De vogel broedt het liefst op kale of met kort gras begroeide open vlakten. Kwelders en schorren zijn dus ideale plekken om een nest te maken. Scholeksters leggen vier eieren, om de dag een nieuw ei. Vier weken later komen de kuikens één voor één uit. Ze verzorgen de kuikens bijna twee maanden lang. In die tijd gaan de jongen vliegen en leggen ze een vetvoorraadje aan voor de winter. De jongen worden dan nog een poosje gevoed door de ouders, in tegenstelling tot bij de meeste andere weidevogels.
De scholekster komt het hele jaar door voor aan de kusten van de Noordzee en van de Ierse Zee. Broedvogels uit noordelijke gebieden (Scandinavië en IJsland) trekken in de winter naar het zuiden. Veel vogels overwinteren langs de Noordzee en de Britse eilanden. Anderen trekken naar Spanje en Afrika. Rond de Middellandse Zee komen kleinere populaties voor.

 

 

parende vogels