Spreeuw


  

   Klasse: Aves (vogels)
   Orde:  Passeriformes (zangvogels) 
   Familie:  Sturnidae (spreeuwen)
   Geslacht en soort:  Sturnus Vulgaris (gewone spreeuw)

 


 

Kenmerken Flinke vogel met een korte staart, brede puntige vleugels en een gele snavel. Volwassen vogels zijn wit gespikkeld op een donker glanzend verenkleed.
Biotoop

Oorspronkelijk voornamelijk bos, maar tegenwoordig ook cultuurlandschap, tuinen en parken.

Verspreidingsgebied

Noord- en Zuid Amerika, Noord Afrika, Europa.

Maten en gewicht Is 22 cm lang en weegt 75 gram.
Voortplanting Broedtijd begint in april; de 4-9 eieren komen na 12-13 dagen uit.
Leefgewoonte Broedt in holen; leeft buiten de broedtijd in grote groepen.
Voedsel Alleseter, maar heeft voorkeur voor insekten (bodembewoners, zoals emelten, wormen en larven), bessen en vruchten.

De spreeuw is een van de gewoonste zomervogels van Europa. De veren kunnen allerlei kleuren weerkaatsen, vooral bij veel zon, waarbij de groen- en blauwtinten opvallen. In de winter is het verenkleed duidelijk wit gespikkeld. De snavel is in de zomer geel en in de winter bruin. Het vrouwtje verschilt nauwelijks van het mannetje. Zij heeft alleen wat lichtere ogen en is vaak wat meer bespikkeld.
De spreeuw is een trekvogel die al in februari kan arriveren om pas in november weer weg te gaan. In Nederland overwinteren spreeuwen ook wel in plaats van weg te trekken. Spreeuwen komen in geheel Europa voor, zelfs op IJsland. Ze eten nagenoeg alles: insecten, wormen, slakken, kersen, druiven, brood en afval. Spreeuwen zijn dol op bessen en kersen en kunnen in de zomer in een dag een kersenboom totaal leegeten.

Vrouwen verleiden met een huis

De zang is niet belangrijk bij de paarvorming en de voortplanting. Want een spreeuwenman verleidt een vrouw niet door liefdesliederen, maar met een huis. De spreeuw is een holenbroeder en zoekt dan ook geschikte holle bomen, schoorsteenpijpen, dakpannen, zelfs lege blikjes. In maart gaat hij zelf de oude nesten schoonmaken. Daarna legt hij op de bodem wat takjes, stro en hooi. Als hij de kans krijgt, maakt het mannetje vaak zelfs meerdere nesten, die hij verdedigt tegen andere mannetjesspreeuwen. Dan gaat hij zingen in de buurt van een van de nesten. Met opgezette veren en geflapper met vleugels probeert hij de aandacht te trekken van de vrouwtjes. Als dat lukt inspecteert het vrouwtje de woning en kiest al of niet voor het nest, en daarmee voor de man. Zelf maakt ze het nest af door er veertjes, draadjes en andere zachte materialen in te leggen.
Alle spreeuwenvrouwen leggen ongeveer tegelijk een legsel van vijf tot zes blauwige eitjes,
die bijna twee weken worden bebroed door zowel het mannetje als het vrouwtje. Daarna worden de jongen ongeveer drie weken op het nest verzorgd.

 

Spreeuwen broeden in holen, oude gebouwen en onder dakpannen.

 

Samen slapen

Na de broedtijd verzamelen de spreeuwen zich in kleine groepjes. Van heinde en verre vliegen deze groepen naar vaste slaapplaatsen. In het najaar komen er vanuit Midden-Europa veel spreeuwen naar onze omgeving. Rond de slaapplaatsen vormen zich dichte “wolken” van duizenden spreeuwen. Deze synchroon zwenkende zwermen zijn een spectaculair schouwspel.

Spreeuwen zoeken een slaapplaats.


Zanger en imitator

De zang van de spreeuw mag er wezen. Die is een aaneengeschakeld geheel van klikkende, rollende en slissende geluiden, onderbroken door een hard, in toon dalend gefluit. De spreeuw is een geweldige imitator. Hij imiteert niet alleen de zang van andere vogels, maar ook sirenes, autoalarmen, computerspelletjes, wekkers, geplons en gekwaak van kikkers, kan hij feilloos nadoen.