Vleermuis

   

 

   

 

   Klasse:  Mammalia (zoogdieren)
   Orde:    Chiroptera (vleermuizen)
   Familie: Vespertilionidae (gladneusvleermuizen)
   Geslacht en soort: Pipistrellus pipistrellus (gewone  
   dwergvleermuis)

 

 

Kenmerken Zoogdier, waarvan de voorste ledematen in echte vleugels zijn veranderd. Het lichaam van de vleermuizen bestaat uit een gedrongen romp, een korte hals een langwerpige kop. De vingers van de handen zijn verlengd. Tussen de vingers zit een vlieghuid. Alleen de duim heeft geen vlieghuid. Er bevinden zich vlieghuiden tussen de poten, de armen, de romp en de staart. Het dier heeft een bruine vacht en op zijn kop opvallende oorschelpen. Heeft een fladderende vlucht.
Biotoop De dwergvleermuis komt veel voor in gebouwen, waar hij zich verstopt in spouwmuren, kasten en andere nauwe  ruimtes met een uitgang naar buiten. Soms wonen ze op zolders, tussen dakbalken of achter luiken. Ze overwinteren van eind november tot eind maart op koele, droge plaatsen onder daken en in oude, holle bomen.
Verspreidingsgebied Europa, Noord Afrika, Zuid-West Azië
Maten en gewicht lengte: 3 - 4,5 cm, spanwijdte: 18 - 24 cm, gewicht: 3,5 - 8 g
Paartijd De paring vindt plaats in de gemengde winterkolonies. De bevruchting wordt echter uitgesteld tot april. In juni worden de jongen geboren. De wijfjes krijgen één jong, zelden twee. De eerste week zijn ze naakt. Ze vliegen na 3 weken. In de zomer leven de wijfjes met hun jongen in aparte kolonies, gemiddeld tussen 10 en 50 dieren.
Leefgewoonte Leeft alleen of in kolonies. Hangen overdag in ruststand aan de klauwen van hun achterpoten aan uitstekende stukjes muur of balken. Ze hangen met de kop naar beneden. `s Avonds en `s nachts gaan ze op zoek naar voedsel. Onze inheemse soorten houden een winterslaap.
Leeftijd
Voedsel Ze eten insekten zoals muggen, vliegen en nachtvlinders. Andere soorten eten vruchten.

Gevaarlijk voor insekten, zoals muggen

Veel mensen hebben een verkeerd beeld van vleermuizen. Men vindt ze eng, terwijl het dieren zijn waar we als mensen niks van hoeven te vrezen. Ze houden insectenplagen onder de duim, bestuiven bloemen en verspreiden zaden, zodat het bos in stand blijft. Vroeger dachten de mensen dat vleermuizen verstrikt konden raken in hun haar. Nu weten we dat vleermuizen dingen kunnen "zien", die zo dun zijn als een haar op je hoofd, zelfs in totale duisternis. Als een vleermuis vlak langs je vliegt, zit hij waarschijnlijk achter een mug aan. Vleermuizen zijn ook nuttig omdat ze insecten eten die landbouwgewassen aantasten. Tijdens het vliegen laten ze een schril gepiep horen.

Lange vingers

De hand van een vleermuis heeft, net als bij de mens, vijf vingers. Die zijn lang en dun om de vlieghuid zo groot mogelijk te maken. Hun slanke armen zijn alleen aangepast om te vliegen, niet om iets op te tillen of te pakken. De duim vormt een klein klauwtje, die ze gebruiken om mee te klimmen of om even aan te hangen. Vruchteneters houden er hun voedsel mee vast. Sommige soorten hebben twee klauwtjes.

Op zijn kop

Als een vleermuis op zijn kop hangt, worden door het lichaamsgewicht pezen in de klauwen aangetrokken. Hierdoor klemt de klauw zich onwrikbaar vast. Het blijven hangen kost geen energie. Zelfs een dode vleermuis blijft vaak hangen. Vleermuizen hangen om te rusten, met de kop naar beneden. Overdag rusten vleermuizen uit in rustige ruimtes zoals grotten, holle bomen, ijskelders en huizen. Koele vochtige ruimtes worden als overwinteringsverblijf gebruikt.

Geen poot om op te staan

De achterpoten van de meeste vleermuizen zijn door hun bouw niet geschikt om mee te lopen. Dit heeft te maken met de bevestiging van de vlieghuid aan de poten en de staart. Bovendien zijn de achterpoten lang en dun waardoor ze zouden buigen, of zelfs breken, als ze het volle lichaamsgewicht moesten dragen. De achterpoten zijn wel zeer geschikt om aan te hangen.

Kijken met je oren

Vroeger dachten de mensen dat vleermuizen blind waren, misschien omdat ze 's nachts zo zigzaggend door de lucht vliegen. Tegenwoordig weten we dat insectenetende vleermuizen wel degelijk kunnen zien. Ze merken het verschil tussen licht en donker, zodat ze weten wanneer het dag of nacht is. Bovendien kunnen ze in het donker vage vormen zien, zoals bomen en huizen. Insectenetende vleermuizen 'zien' het beste met hun oren. Ze gebruiken een sonarsysteem om insecten op te sporen in het donker. Al vliegend stoten ze hoge tonen (kreten) uit. Tussen elke kreet luisteren ze naar de echo's. Aan de hand van intensiteit en de snelheid waarmee de echo's terugkeren, kan de vleermuis zijn weg vinden en zijn prooien opsporen. Zo ziet een vleermuis 's nachts alles wat wij zouden zien bij daglicht, zelfs het verschil tussen de verschillende soorten insecten. Vruchtenetende vleermuizen zoeken hun voedsel met hun ogen en neus.

Kraamkamer

In het voorjaar worden de jongen geboren en vormen de vleermuizen kraamkolonies. Ze gebruiken daarvoor oude bomen met holten en scheuren.
De meeste vleermuizen krijgen maar één jong per jaar. Bij sommige soorten klemt het jong zich vast aan de buik van de moeder, zelfs als de moeder op jacht gaat. Als het jong te groot of te zwaar is geworden, blijft het samen met de andere jongen in het slaapverblijf, totdat het zelf kan vliegen. Ze hebben elkaar nodig om warm te blijven. Zelfs in grote kolonies vindt het vrouwtje haar jong terug. Een paar keer per dag komen de moeders langs om ze te zogen met voedzame melk. De jongen zijn buitengewoon groot. Hun gewicht is een derde van dat van de moeder en hun lengte is bijna een derde van dat van de ouders. De jonge vleermuizen groeien snel; na vijf weken kunnen ze al vliegen en gaan ze zelf op jacht.

Winterslaap

In onze streken begint in het najaar voor sommige vleermuizen de trek naar hun winterverblijf. Van oktober tot maart houden ze hun winterslaap. Hiervoor zoeken ze vorstvrije ruimtes op zoals grotten, verlaten mijnen, bunkers of forten. Maar ook een vochtige kelder, of kruipruimte onder een gebouw kan een geschikte plek zijn. Van meervleermuizen is het bekend dat ze vanuit Friesland en Noord-Holland enige honderden kilometers trekken naar hun overwinteringsgebieden in Zuid-Limburg, de Ardennen en Duitsland.

Schedel

Evolutie van vleermuizen

De botten van een vleermuis zijn zeer dun en breekbaar. Daardoor blijft er van een dode vleermuis na verloop van tijd niet veel over. Fossielen van vleermuizen zijn daardoor zeer zeldzaam. De oudst bekende vleermuis is gevonden in Noord-Amerika en is 60 miljoen jaar oud. De oudste vleermuizen waren insecteneters. De vruchtenetende soorten ontstonden pas 35 miljoen jaar geleden. Hoe de voorouders van de vleermuizen eruit hebben gezien weten we niet, hun fossielen zijn nooit gevonden. We weten dus ook niet wanneer de eerste vleermuizen het luchtruim kozen. Waarschijnlijk zijn ze al ontstaan in het tijdperk van de dinosaurussen.