Wezel


  

 

   Klasse: Mammalia (zoogdieren)
   Orde:  Carnivora (roofdieren) 
   Familie:  Mustelidae (marters)
   Geslacht en soort:  Mustela nivalis (wezel)

 



 

Kenmerken Marterachtig dier met lang slank lichaam, korte pootjes, lange nek en kleine kop. Roodbruine vacht met wit op keel en buik.
Biotoop Bos en open en droge natuurgebieden en cultuurland, zoals gebieden met struikgewas, heggen, rotsachtig terrein, maar komt ook voor in bebouwde gebieden.
Verspreidingsgebied Europa, Noord Afrika en Noord-Azië.
Maten, gewicht en leeftijd Mannetje 21 cm zonder staart (7 cm), wijfje 2,5 cm korter; wijfje weegt 55 gram en mannetje 100 gram; leeftijd tot 6 jaar.
Voortplanting Maart tot juni; draagtijd is 6 weken; ze kunnen 2x per jaar jongen krijgen, per worp 5 tot 7 jongen.
Leefgewoonte Voornamelijk `s nachts actief, jaagt op de geur.
Voedsel Kleine prooidieren, zoals ratten en muizen, mollen, kikkers, jonge vogels en eieren.

De wezel behoort tot de familie der marterachtigen, net als de hermelijn, de bunzing, de nerts, de boom- en steenmarter. De wezel lijkt veel op een hermelijn, maar is gemiddeld iets kleiner en is daarmee het kleinste roofdier van Europa. Anders dan de hermelijn heeft de wezel geen zwarte punt aan zijn staart. In ons land heeft een wezel ook geen winterkleed, maar in noordelijkere streken krijgen ze wel een geheel witte vacht in de winter.
De vrouwtjes zijn een stuk kleiner dan de mannetjes. Ze zijn zelfs zó klein, dat ze muizen tot in hun gangenstelsels kunnen achtervolgen.

Wezels leven overal waar muizen voorkomen. Ze zoeken graag dekking onder houtstapels of heggen. Ook bewonen ze vaak oude holen van muizen, ratten en konijnen. Een goede schuilplaats en de aanwezigheid van voldoende voedsel zijn de enige eisen die de wezel aan zijn omgeving stelt.
De wezel is zowel overdag als 's nachts actief. Hij leeft alleen (solitair), behalve in de voortplantingstijd.
De grootte van de leefgebieden van de wezels varieert van 1 tot 25 hectare. Wezels doorkruisen hun leefgebied regelmatig en slapen op verschillende rustplaatsen in dat gebied. Door het grote aantal vijanden (mensen, katten, uilen, vossen en andere roofdieren) worden wezels gemiddeld niet ouder dan een jaar.

De wezel is een vleeseter. Hij jaagt op de reuk en zoekt voortdurend holtes of holletjes af. Prooien worden zo nodig onder de grond achtervolgd en gedood door een beet achter op de kop. Het voedsel bestaat hoofdzakelijk uit woelmuizen. Daarnaast eten ze ook wel bosmuizen, ratten, mollen, vogeltjes, eieren, slakken, kikkers, insecten en jonge konijnen en haasjes. Soms bewaart de wezel zijn voedsel.

De paring kan het gehele jaar door plaatsvinden, maar valt meestal in de periode februari tot juni. De draagtijd is ongeveer zes weken. Meestal worden de jongen in mei geboren. Het wijfje werpt dan vijf tot zeven jongen per worp. Soms is er dan nog een tweede worp. Na twee tot drie maanden zijn de jongen zelfstandig.