Ongewervelde dieren |
|
Alle
levende wezens, die geen wervelkolom bezitten, worden ongewervelde dieren
genoemd. 96% van alle diersoorten horen hierbij.. Slechts 4% hoort bij de
gewervelde dieren. Tot de gewervelde dieren behoren zoogdieren, vissen,
amfibieën, reptielen en vogels. Het
begrip "ongewerveld" is dus slechts een algemene benaming voor
een verscheidenheid aan soorten. In
tegenstelling tot de gewervelde dieren worden de ongewervelde dieren niet
ondersteunt door een wervelkolom, met andere woorden: ze hebben geen
inwendig skelet. Het grootste deel van de ongewervelde dieren (meer dan
tweederde) is voor de ondersteuning en de bewegingsvrijheid afhankelijk
van een uitwendig skelet. Dit bestaat uit een hoornachtige stof, chitine,
die door de huid wordt afgescheiden. Naar buiten toe lijkt het op een
pantser. Het bestaat uit ringen en is dus geleed. De afzonderlijke
segmenten kunnen door middel van spieren worden bewogen. Deze soorten
behoren tot de stam van de gelede dieren, hiertoe behoren ook de
ringwormen en de onderstam van de geleedpotigen. Tot deze onderorde
behoren onder andere de insecten, spinnen, kreeftachtigen en de
duizendpoten. Voor
de steun en de bewegingen kan het lichaam ook gebruik maken van een
beschermend omhulsel van kalk of een stevige huidspierbuis. Tot
de ongewervelden behoren verder de weekdieren (slakken, mosselen ), de
koppotigen en de stekelhuidigen (zeesterren en zeeëgels). De ronde wormen
en platwormen vormen eigen stammen. |