Krokodil
Krokodillen, ook wel pantserkrokodillen genoemd, zijn reptielen met een
hagedisvormig lichaam dat bedekt is met een huid van schubben of grotere
hoornschilden.
Ze zijn 230 miljoen jaar geleden al ontstaan in het Trias en zijn sindsdien maar
weinig veranderd.
In totaal zijn er 21 verschillende soorten krokodillen. Op basis van het gebit
kan men ze in drie groepen indelen: slurfkrokodillen (gavialen), alligators en
echte krokodillen.
Ze leven allemaal in groepen en komen met uitzondering van Europa in alle
werelddelen voor. Men treft ze aan in de tropische en subtropische gebieden van
Azië, Amerika, Australië en Afrika.
Hoewel krokodillen qua vorm veel op hagedissen lijken, onderscheiden ze zich
toch aanmerkelijk door hun grootte en hun inwendige bouw. De grootte van
krokodillen schommelt afhankelijk van de soort tussen de anderhalf en bijna tien
meter.
Het langgerekte lichaam van een krokodil is breed maar niet erg hoog. Ook de kop
is laag en de snuit is zeer lang.
Krokodillen hebben een korte hals en een lange zijwaarts samengedrukte staart
die meestal nog langer is dan het lichaam.
De vier poten zijn kort, de voeten goed ontwikkeld. Vier achtertenen zijn door
zwemvliezen met elkaar verbonden en drie daarvan hebben sterke klauwnagels. De
voorste poten hebben vijf aparte tenen.
De boven- en onderkant van het lichaam en de sterke staart zijn bedekt met
stevige, bijna vierkante schubben en platen.
Op de rugplaten zitten uítstekende punten. Op de staart vormen ze een gezaagde
kam. Aan het eind van de staart komen de punten samen in één lijn. Sommige
platen zijn beenachtig en zij geven de huid zijn pantserachtige uiterlijk.
Krokodillen hebben een grote, massieve kop. De lange snuit is, afhankelijk van
de soort, zeer smal tot zeer breed. De schedel heeft twee openingen achter de
ogen. Deze openingen reduceren het gewicht van de schedel en bieden
tegelijkertijd een groter aanhechtingsoppervlak voor de kaakspieren.
Doordat de kaakspieren ver achter op de schedel bevestigd zijn, kunnen
krokodillen hun bek wijd opensperren en daarmee grote prooidieren verslinden.
Ook de bijtkracht van de bek, die voorzien is van een groot aantal tanden, wordt
hierdoor vergroot.
Omdat de mondholte van de neusholte gescheiden worden door een tussenschot kan
de krokodil tegelijkertijd eten en ademen. Het gehemelte en de inwendige
neusopening zijn ver naar achteren geplaatst. Hierdoor kan de krokodil door de
neus te ademen als hij onder water zijn bek opent. Dit is vooral bij krokodillen
die in het water leven zeer praktisch.
De tanden, waarvan het aantal tussen de 66 en 84 ligt, zijn vast verankerd in de
kaakholten. Echte krokodillen onderscheiden zich op dit punt van de alligators.
Bij echte krokodillen ligt de vierde onderkaakstand in een gleuf van de
bovenkaak waardoor ze ook zichtbaar zijn als de bek gesloten is. Bij alligators
past deze tand precies in een inkepening in de bovenkaak waardoor ze niet
zichtbaar is als de bek gesloten is
De relatief kleine ogen van een krokodil worden door oogleden beschermd. Ze
liggen tamelijk diep in de kassen en zijn enigszins naar boven gericht. Het
begrip 'krokodillentranen', dat verwijst naar gehuicheld verdriet, stamt
waarschijnlijk uit de 15e eeuw. Volgens een sage uit die tijd lokt de krokodil
zijn prooi door te huilen en huilt hij gewoon verder als hij zijn prooi
verorbert.
Alle krokodillen planten zich voort door eieren te leggen. Deze hebben de vorm
en de grootte van ganzeneieren. Het vrouwtje legt ongeveer tussen de 20 en 100
eieren in een kuil die ze vervolgens met zand of takken bedekt.
De moeder blijft in de buurt van haar legsel. De zon en de rottende planten
zorgen ervoor dat de eieren lekker warm blijven. Wanneer de jongen tenslotte uit
het ei komen gaan ze direct naar het water.
In de loop van de volgende maanden groeien ze zeer snel. Binnen een jaar groeien
ze ongeveer 30 cm. Na 6 tot 8 jaar kunnen de jongen zich zelf voortplanten. Nu
groeien ze nog maar langzaam verder. Ze groeien waarschijnlijk tot hun dood. Een
krokodil kan wel tot 100 jaar oud worden.
Alle Krokodillen leven in het water. Meestal treft men hen aan in rustig
stromende rivieren en stromen, maar ze leven ook in waterrijke moerassen en in
het kustwater van de oceanen. Ze gaan alleen aan land om hun eieren te leggen of
om in de warme zon te liggen slapen. Wanneer het water tijdelijk opdroogt graven
ze zich in de modder in en beginnen ze aan een soort 'winterslaap'. Als er weer
water is worden ze weer wakker.
De prooi van krokodillen bestaat uit dierlijk voedsel. Naast kreeftachtigen- en
weekdieren eten ze alles van mensen tot aan vissen.
Ook tegenwoordig wordt de krokodil ernstig bedreigd door de mens.
Ook strenge beschermingsmaatregelen weerhouden de jagers er niet van op
krokodillen te gaan jagen omdat de huid veel geld opbrengt. Enkele soorten
konden alleen voor uitsterven behoed worden door ze te gaan fokken op speciale
kwekerijen.
In sprookjes, maar ook in verschillende culturen, duiken altijd weer krokodillen
op. Sinds mensenheugenis worden ze enerzijds gevreesd en anderzijds ook vereerd.