Duiven

Duiven komen overal op aarde voor. Ze kunnen onderverdeeld worden in twee families: de zandhoenders en de duiven.

Zandhoenders behoren niet tot de hoenders. Deze sterke dieren hebben een kleine kop en een korte hals. Met hun korte poten kunnen ze weliswaar niet rennen maar ze kunnen zich met hun schommelende gang toch snel verplaatsen. Meestal hebben zandhoenders een lichtbruin, gestreept en gevlekt, verenkleed. Daardoor zijn op de open vlakten en in de woestijn ook goed gecamoufleerd.

De meeste van de ongeveer 300 duivensoorten hebben een gedrongen lichaam met een dicht, zacht verenkleed. Sommige kunnen zo groot als een kalkoen worden. In Australië en Azië leven enkele bijzonder mooi gekleurde exemplaren.

Een bijzonder kenmerk van de duiven is de "duivenmelk". Nadat ze uit het ei zijn gekomen worden de jongen hiermee enkele dagen gevoed. Deze vloeistof is zeer rijk aan voedingsstoffen (de melk is rijk aan eiwitten en vetten) en ruikt naar kaas.

Duiven leggen meestal slechts 1-2 eieren, deze bebroeden ze een van takjes gemaakt nest.

Het voedsel van duiven bestaat vooral uit vruchten, knoppen en zaden. Met hun bijzonder goede richtingsgevoel kunnen ze zich, wanneer ze op zoek zijn naar voedsel, zeer ver van hun eigen omgeving verwijderen.