Kraanvogels

Tot de kraanvogels behoren de rallen, de kraanvogels en de snippen. Ze leven in moerassen, op stranden en in waterrijke gebieden. Gewoonlijk hebben deze vogels middelhoge tot lange poten.

Rallen leven meestal alleen. Ze hebben korte, afgeronde vleugels en een afgeplat lichaam. Hierdoor kunnen ze zich ook goed in het dichte kreupelhout voortbewegen. Veel soorten vertrekken in de winter naar zuidelijke streken. Sommige soorten hebben lange snavels, hiermee kunnen ze in het slik naar wormen, insecten en weekdieren zoeken. Andere soorten hebben korte, dikke snavels. Zij eten alleen maar plantaardig voedsel. Tot de rallen behoren de waterhoen, de waterral en de meerkoet.

Tot de grootste snippen behoort niet alleen de wulp met zijn lange, gebogen snavel maar ook de kievit. Ook de scholekster die zich n grote groepen broedt, is een snip.

Tot de kraanvogels behoren 15 soorten. Ze hebben allemaal lange halzen en poten. Ze kunnen 1,5 meter groot worden. Men treft ze overal ter wereld aan. Ook kraanvogels trekken in de winter in grote zwermen naar het zuiden.