Roofvogels
Behalve op Antarctica komen roofvogels voor op alle continenten. Ze komen in
praktisch alle soorten gebieden voor: steppen, woestijnen, bergstreken,
kustgebieden, bossen en ook in gebieden die door de mens bewoond worden.
Ze hebben allemaal een krachtige snavel waarmee ze hun prooi in stukken kunnen
scheuren. Hun voedsel bestaat uit gewervelde dieren, vissen en reptielen. Ze
eten zowel levende als dode dieren.
Roofvogels kunnen in tijden van overvloed veel eten en daar dan op teren in
slechtere tijden wanneer het voedselaanbod niet zo groot is.
Alle roofvogels hebben krachtige, gebogen klauwen, waarmee ze hun prooi kunnen
pakken en vasthouden. Drie tenen staan naar voren en één naar achteren. Meestal
zijn de tenen zeer beweeglijk.
Het verenkleed van de roofvogels is meestal heel onopvallend en donker. Wanneer
een mannetje en een vrouwtje elkaar gevonden hebben blijven ze dikwijls hun hele
leven samen. Als er genoeg voedsel is blijven ze op één plaats.
De orde van de roofvogels die in tegenstelling tot de 's nachts jagende uilen
overdag jagen, omvat 5 families: de havikachtigen, de valken, de gieren van de
Nieuwe Wereld, de visarenden en de secretarisvogels. Tot de havikachtigen
behoren bijvoorbeeld ook de arend, de havik, de buizerd en de gieren van de Oude
Wereld.