Haasachtigen

Haasachtigen zijn zoogdieren. Er bestaan 60 soorten en ze komen overal ter wereld voor. Oorspronkelijk kwamen ze niet voor in Australië, Madagaskar en Nieuw-Zeeland, maar de mens heeft ze ook in deze streken geintroduceerd.

In tegenstelling tot de knaagdieren hebben haasachtigen twee paar snijtanden in hun bovenkaak. Hierdoor vormen haasachtigen een eigen orde ingedeeld en worden ze niet bij de knaagdieren ingedeeld.

Terwijl onze haas vooral in het veld leeft, heeft het wezenlijk kleinere wilde konijn een voorkeur voor gebieden met kleine rotsen of bosjes omdat hij zich daar goed kan verstoppen. In een hol, dit bestaat uit diep gelegen gangen, leeft steeds maar één konijnenpaartje. Overdag verblijven de konijnen meestal in hun hol. In de schemering verlaten ze het hol en gaan ze rustig, maar altijd voorzichtig, op zoek naar voedsel.

Wilde konijnen kunnen vanaf het voorjaar tot de herfst ongeveer om de vijf weken vier tot twaalf jongen baren. Deze worden in een met buikwol beklede ruimte ter wereld gebracht. De eerste dagen zijn ze nog blind. De moeder zoogt de jongen tot de volgende worp en laat ze in die periode maar zelden alleen.

Wegens hun voorliefde voor boomschors kunnen konijnen hele aanplantingen vernietigen.

Onze tamme konijnen zijn nakomelingen van de wilde konijnen. Bijzondere gefokte soorten zoals het angorakonijn, hebben een bijzonder zachte en zijdeachtige vacht. Van deze vacht worden hele fijne weefsels gemaakt.