Papierwesp

   

   Stam:  Arthropada (geleedpotigen)
   Klasse:  Insecta (insecten)
   Orde:     Hymenoptera (vliesvleugelgen)
   Familie: Vespidae (plooiwespen)
   Geslacht en soort: Vespula Vulgaris en Vespula Germanica

 

  

          

Kenmerken Insekt met angel en wespentaille (insnoering). Over het hele lijf geel met zwarte tekening. Mannetjes hebben langere voelsprieten dan de werksters. Hoort bij de plooivleugelwespen, omdat ze hun voorvleugel eenmaal in de lengterichting opvouwen. De vleugels lijken daardoor twee keer zo smal.
Biotoop Bossen en houtwallen, ook in bewoonde gebieden.
Verspreidingsgebied Komen het meest voor in Europa
Maten Tot 2,5 cm lang
Paartijd In de nazomer
Aantal jongen Wespen komen 3 tot 4 weken nadat de eieren gelegd zijn uit.
Leefgewoonte Sociale dieren, die in een kolonie leven. Werksters zorgen voor koningin en larven. Ze leven in een groot nest, gemaakt van tot papier gekauwd hout. Alleen de koningin overwintert. De anderen gaan in de herfst dood.
Voedsel Werksters voeden zich met nectar en sap uit vruchten. Larven en koningin worden gevoed met dierlijk voedsel, vooral veel vliegen.

Hoewel er vele soorten wespen bestaan bedoelen we met de naam "wesp"toch doorgaans de zwartgele insekten aan die in de zomer veel voorkomen. In Europa komen veel voor de gewone wesp, Vespula vulgaris en de veel daaop lijkende Duitse wesp, Vespula germanica. Zij worden hier behandeld onder de naam papierwesp.

 

 Drinkende wesp

Papierfabrikanten

De geschiedenis van een wespennest begint in feite in de herfst van het jaar, voorafgaand aan de bouw. De jonge koninginnen verlaten in het najaar het nest waarin ze opgegroeid zijn, paren en zoeken een schuilplaats voor de winter in holle bomen, op zolders en onder afdakjes. de koningin houdt zich met haar kaken vast aan de vezels van eeen ruwe balk of iets dergelijks en blijft daar gedurende 6 of 7 maanden onbeweeglijk hangen. Laat in het voorjaar komt de koningin weer te voorschijn en gaat op zoek naar een spleet in de grond of een oud muizeholletje onder boomwortels. Als ze een geschikt holletje gevonden heeft, graaft ze dit verder met haar kaken uit tot een holte, waarin het nest gebouwd kan worden. Als bouwmateriaal voor het nest gebruikt de koningin houtvezels, die ze van een paaltje van een hek of een oude boom afknaagt. De houtvezels worden fijngekauwd en met speeksel vermengd. Tijdens de bouw zien we de koningin regelmatig naar de nestholte vliegen met een balletje fijngekauwde houtvezels dat bovenin de nestholte aan de wortels van een boom of struik wordt vastgeplakt, waar het verhardt tot een soort papier of karton. Als een voldoende stevige aanhechting is gemaakt, wordt daaraan een steel gemaakt. Daaraan maakt de koningin een raat van enkele zeshoekige cellen, die aan de onderkant open zijn. De koningin legt vervolgens in elke cel een ei en bouwt om deze eerste raat een papieren omhulsel zo groot als een pingpongbal, met een opening aan de onderzijde.

Dwarsdoorsnede van ondergronds nest

De eerste cellen, gebouwd door de koningin

Bouw van een stad

Gedurende de bouwwerkzaamheden heeft de koningin zich gevoed met nectar. Als de kleine witte larven uit het ei komen, verdeelt ze haar tijd tussen het voeden van de larven en het bouwen van nieuwe cellen aan de raat, waarbij het papieren omhulsel steeds groter wordt. De larven worden door de koningin gevoed met een papje van fijngekauwde insekten, die de koningin vaak in de vlucht grijpt met de kaken. Tegen de tijd dat de larven uit de eerste eieren volgroeid zijn en zich verpopt hebben, heeft de koningin soms al een tweede verdieping gebouwd, die met kleine steeltjes onderaan de eerste raat vastgemaakt is. Om meer ruimte vrij te maken voor een groter nest moet ze de holte verder uitgraven en de aarde verwijderen. Als de eerste werksters verschijnen nemen ze de bouwwerkzaamheden van de koningin over. De werksters maken nieuwe, steeds grotere, raten onder elkaar. Na een tijdje worden weer kleinere raten gemaakt, zodat het nest een bolvorm krijgt. De koningin blijft nu in het nest en wordt gevoed door haar dochters, die ook het voedsel verzamelen voor de opgroeiende larven. Een kolonie bestaat uit ongeveer 5000 wespen. Het totale aantal nakomelingen van de koningin kan 5x zo groot zijn.

Een doorsnede van het nest laat laat de verschillende onder elkaar hangende raten zien, die gesteund worden door kleine pilaren.

Onderkant van een raat. In de witte cellen zitten larven. Voordat ze verpoppen maken ze een cocon met deksel van taaie zijde.

De koningin overwintert

Het afgebouwde nest is een holle bol met een doorsnede van 20 tot 25 cm en bestaat uit 6 tot 10 raten. De binnenkant van het nest wordt voortdurend afgeknaagd en weer fijngekauwd tot een brij, die samen met nieuw bouwmateriaal gebruikt kan worden bij de uitbouw van nieuwe raten. Tegen het einde van de zomer wordt een generatie van mannetjes en vruchtbare wijfjes geboren. De wijfjes worden de nieuwe wespenkoninginnen. Ze zijn iets groter dan de werksters. De eieren waaruit de werksters en koninginnen komen, zijn altijd bevrucht door sperma dat de koningin na de paring in haar lichaam bewaart. Uit de onbevruchte eieren komen alleen mannetjes. Na de paring gaan de mannetjes dood, de koninginnen overwinteren. Op het eind van de zomer worden de werksters traag en verwaarlozen zij de werkzaamheden aan het nest. De werksters en de oude koningin sterven in de herfst bij de eerste nachtvorst.

De buitenkant van een wespennest. De houtvezels worden met de kaken afgeschraapt en fijngekauwd met speeksel tot een soort papier.

De koningin

Voedsel en ontwikkeling

De werksters voeden zich met nectar en sap uit vruchten.De larven en de koningin worden door de werksters gevoed met dierlijk voedsel, voornamelijk gevangen insekten, zoals vliegen. De wespenlarve is een witte pootloze made, die zich in de hangende cel tegen de wanden aandrukt. Als de larve volgroeid is, spint zij een papierachtig deksel over de opening van de cel. In deze fase hopen de uitwerpselen zich op in het achterste gedeelte van de darm, die leeggemaakt wordt in de oude larvehuid, als de larve verandert in een zachte witte pop. De wespen komen 3 tot 4 weken nadat de eieren gelegd zijn uit. De zweefvlieg Volucella dringt de wespennesten binnen en legt haar eieren in het nest, zonder dat de wespen dit op enige manier proberen tegen te gaan. De merkwaardige, stekelige larven hebben in het wespennest een zeer nuttige rol als opruimers. Ze leven in de mesthoop onder het nest, waar de lijken van de afgestorven wespen zich ophopen. Bovendien maken ze ook de verlaten en vuile cellen van de wespen schoon, waardoor de cellen opnieuw gebruikt kunnen worden. De rupsen van het vlindertje Aphomia sociella leven ook als opruimers in wespennesten. Later in het jaar, als het nest achteruit gaat, dringen ze door in de raten en cellen en verslinden de larven en poppen.

De wespensteek

Het wapen bij uitstek is in feite een legboor voor het leggen van eieren, die veranderd is in een angel, verbonden met een gifklier. De eieren komen uit een opening aan de basis van de legboor. Wespen steken alleen als ze worden vastgepakt of in het nauw gebracht, bijvoorbeeld als ze per ongeluk tussen iemands kleren terechtgekomen zijn. De twee hoofdbestanddelen van het vergif zijn histamine en aptoxine. Het enige werkelijk effectieve geneesmiddel is antihistamine, dat moet worden aangebracht op de plaatsen waar men gestoken is.