Zeester
|
|
Kenmerken | Zeedier, dat oranje, geel of roodachtig van kleur is. Meestal zijn ze plat en hebben beweeglijke, soms stekelige armen en een buigzaam lichaam. Aan de onderkant van de armen zitten dubbele rijen voetjes met zuignapjes. Op de bovenkant van het lichaam bevinden zich stekels, grijptangen of knobbels. De zeester heeft een onderhuids kalkskelet dat bestaat uit platen. De mond zit middenin, aan de onderkant en gaat direct over in de maag. |
Biotoop |
Op de zeebodem en zeedijken. |
Verspreidingsgebied |
De Noord-, Wadden-, Middellandse en Oostzee en de Atlantische Oceaan. |
Voortplanting | In het voorjaar en najaar zetten de zeesterren sperma en eicellen in het water af. Het vrouwtje produceert ongeveer 2 miljoen eitjes in een uur tijd. De larven leven ongeveer drie weken in het plankton voordat zij zich op de bodem vestigen. |
Maten | 10 tot 20 cm doorsnee. |
Leefwijze | Leeft onder water en beweegt zich voort door middel van kleine voetjes met zuignapjes, die aan de onderkant van de armen zitten. Daarmee kan hij ook de schelpen van schelpdieren openen. |
Voedsel | Eet levende bodemdieren en schelpdieren, zoals mosselen |
Zeebewoners van oudsher
Er
bestaan al 590 miljoen jaar
stekelhuidigen. In vroegere tijdperken bestonden er meer dan 30.000 soorten.
Tegenwoordig bestaan er nog slechts ongeveer 6.000 soorten.
Zeesterren
zijn geduchte jagers op schaaldieren. Wanneer ze een mossel of ander schaaldier
hebben gevonden, kruipen ze op de schelp en hechten zich aan de schelp met de
schelpopening naar het midden van de zeester gericht. Vanaf dat moment begint er
een gevecht tussen twee krachtpatsers. Het schaaldier houdt met alle macht de
schelp gesloten, terwijl de zeester de schalen een klein stukje uit elkaar
probeert te trekken. Als hem dat gelukt is, duwt de zeester zijn maag tussen de
schalen door in het schaaldier. De
prooi wordt met spijsverteringssappen bedekt en zacht gemaakt. De vloeibare
voedselbrij wordt door de zeester opgezogen.
|
|
Kenmerkend
voor stekelhuidigen is het zogenoemde watervatenstelsel. Rondom de mondopening
ligt een ringkanaal dit is verbonden met een kalkhoudend kanaal. Het
watervatenstelsel staat in verbinding met de buitenwereld door middel van een
soort zeef. Het ringkanaal is daarnaast ook verbonden met vijf radiaire kanalen
die naar de duizenden afzonderlijke buisvoetjes leiden. Deze kunnen door spieren
aangetrokken of gestrekt worden. Ze worden gebruikt voor de voortbeweging en
voor de voedselopname.
De ademhaling verloopt eveneens
via het watervatenstelsel en ook via de huid. Er loopt een eenvoudig
zenuwstelsel door het hele lichaam. Hersenen ontbreken.
De zintuigen zijn niet bijzonder goed ontwikkeld. Alleen aan de uiteinden van de
armen bevinden zich lichtcellen (pigmenten). Hiermee kunnen ze hun richting
bepalen. Chemische prikkels worden via talrijke zintuigcellen in de huid
opgevangen.
Stekelhuidigen zijn meestal van gescheiden geslacht, er zijn mannetjes en vrouwtjes.. De bevruchting van de eieren gebeurt buiten het lichaam, sperma en eicellen worden op hetzelfde moment afgezet. Uit de eitjes ontstaan eerst vrij zwemmende larven. De dieren ontwikkelen zich door middel van een gecompliceerde metamorfose.