WOORDVERKLARING         

 

 

 

 

Woordverklaring

 A

Afasie = Stoornis van de taalcommunicatie, die niet het gevolg is van een uitsrpaakstoornis of slecht horen.

Afasie, amnetisch = Afasie met het accent op gestoorde woordvinding.

Afasie, expressieve = Stoornis van taalgebruik (zich verbaal uitdrukken). Word ook Broca-afasie of Motorische afasie genoemd. De patiënt begrijpt wat je zegt, maar hij zegt niet wat hij wil zeggen. Vraag je aan hem wil je thee. Dan begrijpt hij je vraag en wil hij JA zeg. Maar inplaats van JA komt er KIP uit zijn mond. Dit is erg frusterend voor de patiënt.

Afasie, receptieve = Stoornis van begrip van de gesproken taal. Word ook Wernicke-afasie of sensorische afasie genoemd. Deze patiënten begrijpen gewoon niet wat jij zegt.

Afonie = Geen stem.

Agnosie = Stoornis van de herkenning van prikkels bij intacte primaire functie. Onvermogen zich bewust te worden van hetgeen dat wordt waargenomen. Het met moeite herkennen.

Aneurysma = Verwijding, uitstulping van de vaatwand.

Apraxie = Stoornis van het (aangeleerde) doelgericht handelen bij intacte primaire motoriek, coördinatie en sensibiliteit. Kenmerkend zijn handelingsfouten (parapraxie).

Atherosclerose = Combinatie van veranderingen in de intima(binnenkant) van de arteriën, bestaande uit haargewijze ophopingen van lipoïden, bloed, bloedproducten, bindweefsel, kalkneerslag enz.

B

Basale kernen (ganglia) = Kernen in het binneste van de hemisferen die van belang zijn voor de automatische mototiek.

C

Capsula interna = Waaiervormig systeem van motorische en sensorische projectievezels die de cortex vebindt met de lagere structuren.

Cerebellum = Kleine hersenen. Onbewust werkend controle station.

Cerebrum = Grote hersenen.

Contralateraal = Gekruiste

D

 

E

 

Embolie = Verstopping van kleine slagaders of haarvaten door een embolus. Waardoor weefsel welk voorzien wordt van bloed door deze slagader ischemie optreedt, gevolgd door necrose of infarctio.

Embolus = Prop, vreemd lichaam dat door lymfe of bloedstroom wordt voortbewogen en ergens in een vat of een hart blijft steken waardoor embolie kan ontstaan.

Epidimologie = Leer die de psychologische, sociologische, demografische en medische aspecten van epidemieën bestudeert. Hun verdeling over populaties en hun omgevingseffecten.

F

 

G

 

H

Hematoom = Bloeduitstorting in de huid, onder de huid, in de weefsels. Verdwijnt vaak door resorptie.

Hemi = Halfzijdig.

Hemi-anesthesie = Halfzijdige opgeheven sensibiliteit.

Hemi-anopsie = Halfzijdige gezichtsvelduitval. De helft van beide ogen.

Hemiparese = Halfzijdige (gedeeltelijke) verlamming.

Hemiparalyse = Halfzijdige volledige verlamming.

Hemiplegie = Halfzijdige verlamming welk plotseling ontstaat.

I

Innerveren = Voorzien van zenuwwerking.

Incidentie = Aantal nieuwe gevallen per jaar.

J

 

K

 

L

 

M

Meningeale = Hersenvliezen

Melkzuur = Een chemische verbinding die het procuct is van het melkzuursysteem (de anaerobe glycolyse) waarbij glucose wordt onvolledig wordt afgebroken. Melkzuur speelt een rol bij het optreden van spiervermoeidheid.

Motorisch = Bewegend in beweging brengen.

Mortaliteit = Sterf(gevallen)

N

 

O

Osmose = Wateraantrekking

P

Prevalentie = Aantal gevallen op 1 tijdsmoment.

Q

 

R

 

S

Stenose = Vernauwing van een opening of een kanaal.

T

Trombose = Vorming van een trombus in een ader, slagader of in het hart.

Trombus = Bloedstolsel dat zich vormt op de binnenzijde van een bloedvat en daar ook vastzit. oorzaak van vorming kan zitten in een langzame circulatie, veranderingen van de vaatwand of de samenstelling van het bloed.

U

 

V

 

W

 

X

 

Y

 

Z

Zenuwvezel (neuron) = een zenuwcel bestaande aan uit een cellichaam (soma) met een kern en cytoplasma, dendrieten en een axon.

___________________________________________________________________________________________________________________

 

ADRES

INFORMATIE OVER TRAINEN     

KALENDER    
PATIËNTEN
HOOFDMENU 
NIEUWS
CONTACT