'Spreekt zo en doet zo als mensen die door de wet der vrijheid zullen
geoordeeld worden.'
Gemeente, Luther heeft in zijn preken en onderwijs altijd sterk geleund
op wat Paulus zegt over geloof en vergeving van zonde, en over Wet en
Evangelie.
Wie gelooft, diens zonden zijn vergeven. De Wet is zijn veroordelende
kracht verloren, het Evangelie van vrijspraak heeft nu alle zeggenschap.
Zo belangrijk vond Luther deze dingen, dat hij de brief van Jakobus
maar irritant vond. 'Een brief van stro,' zo noemde hij hem. Want Jakobus
zegt: 'Het geloof zonder de werken is dood.' Met andere woorden: we
kunnen wel geloven dat je niet meer onder de vloek van de wet staat
en door het geloof rechtvaardig zijn, maar als we geen werken van liefde
en barmhartigheid verrichten, dan is dat geloof niet oprecht.
Luther had met die gedachtegang moeite. Want, zei hij, zo komen de goede
werken toch weer door een achterdeurtje naar binnen. Wel had hij oog
voor de noodzaak van dankbaar leven. Uiteindelijk wilde hij de Jakobusbrief
toch toelaten bij het lezen van de heilige Schriften.
Toen
Luther op leeftijd gekomen was, zag hij het grote belang van de woorden
van Jakobus in.
Voor ons is dit nog even belangrijk. Als we de heilige Schriften van
het Nieuwe Testament naast elkaar leggen, dan merken we vanzelf wel
dat Gods vergeving van zonden beslist niet los staat van onze daden
van vergeving. Jezus leert ons bidden en laat ons tot de Heere-God zeggen:
'Vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren...'
Dit horen wij uit de evangeliën van Mattheüs en Lukas, en
dat zegt Paulus niet zo nadrukkelijk.
Er hoort ook bij: het bewijzen van barmhartigheid, en dat beluisteren
we in Jezus' vertelling over de barmhartige Samaritaan.
Vandaag horen we die minder bekende woorden van de apostel Jakobus:
'Spreekt zo en doet zo als mensen die door de wet der vrijheid zullen
geoordeeld worden.'
Een
vraag komt op: wát is die Wet der vrijheid? Een uitdrukking die
je in Paulus' brieven niet tegenkomt.
Mensen
die van modern taalgebruik houden, zeggen: 'Wat moet je nou met zo'n
archaïsche uitdrukking: wet der vrijheid - ? Dat verouderde woordje
'der' moet weg. Je moet van die uitdrukking 'wet der vrijheid' máken:
wet van de vrijheid.'
Ja,
dat lijkt goed en het is goedbedoeld, maar het is fout. Laat die oude
vertaling 'wet der vrijheid' maar gewoon blijven, want zo is het een
heel correcte en letterlijke vertaling van de oorspronkelijke Griekse
uitdrukking. Bovendien kun je horen dat hier de jood Jakobus aan het
schrijven is geweest. Want die koppeling tussen wet en vrijheid is taalkundig
gezien een oude Hebreeuwse spreekwijze.
Denkt
u alstublieft nu niet, dat ik nu bezig ben met mijn oude-talen hobby
en u een taallesje wil geven. Het is echt belangrijk voor u en voor
mij. Het gaat om het juiste verstaan van sleutelwoorden, centrale begrippen
in de heilige Schriften.
We
hebben meer van dit soort koppelingen in het Nieuwe Testament. Wat denkt
u van die uitdrukking die Jezus gebruikt: 'Ik ben het brood des levens'
- ?
Moet
je dat vertalen met: 'Ik ben het brood van het leven' ...? Wordt die
uitdrukking daar duidelijker door? Mij dunkt, nee! Lees hem vanuit de
Hebreeuwse taal als: 'Ik ben het levende brood'.
Nu
gaan we weer naar de kanseltekst vanochtend, over de wet der vrijheid.
Die uitdrukking horen we als: de bevrijdende wet. Of: de wet die vrijheid
schept. U
hoort dat die archaïsche term heel veelzeggend is: de wet die vrijheid
schept.
Wat
een positieve waardering van de wet is dit! Dat zijn de Tien Woorden
(Tien Geboden noemden we ze vroeger) en daarbij meer levensvoorschriften
uit de Hebreeuwse Bijbel die wij Oude Testament noemen.Zelfs
Luther, die toch heel veel gepreekt en geschreven heeft over de
veroordelende en vervloekende kracht van de wet, - zelfs Luther
heeft ingezien, dat een gelovige ook vreugde kan beleven aan de
wet.
|
|
De
wet is hier het levende Woord van God, lévend, in die zin dat de
voorschriften en geboden kracht uitoefenen op ons, gelovigen in Christus.
De
wet is een wet der vrijheid, die schept vrijheid, die bewerkstelligt zelf
waar het hem om begonnen is.
We
mogen hier ook denken aan het werk van de Heilige Geest. Het is de Heilige
Geest die de woorden van Christus ons indachtig maakt.
Dit
is precies wat Jakobus in zijn brief noemt: het in u geplante woord.
Wie
opmerkzaam en vertrouwend luisteren kan naar wat de Heere-God hem/haar
te zeggen heeft, die zal het ervaren: het Woord krijgt ingang in u, het
doet wat in u. Dat is het werk van de Heilige Geest. Het
schept een nieuw hart.
Het
is in dat verband dat Jakobus zegt: 'Weest daders van het Woord'. Natuurlijk,
want dat Woord wil zelf
gehoorzaamheid bewerkstelligen, en zo leven en vrijheid teweeg brengen.
Daar mogen en moeten wij in mee gaan.
Hier
is een vervulling van het profetenwoord van Jeremia: 'Ik, de Heer, zal
mijn wet in hun binnenste leggen, en die in hun hart schrijven.'
Dit
is daarom een belofte, omdat het een daad van Godswege aan ons betreft.
Wat wij uit onszelf niet kunnen, bewerkstelligt de Heere-God in ons. Hij
schépt gehoorzaamheid in ons, zodat die er, om zo te spreken, uitkomt
op de wijze van Hem welgevallig gedrag.
Dit
kan alleen het werk van zijn H. Geest zijn.
Dan
komen er daden van liefde en barmhartigheid, zoals Jezus spreekt over
de Barmhartige Samaritaan.
Op
een andere plaats in een profetenboek spreekt de Heer woorden van dezelfde
strekking: in het boek Ezechiël zegt Hij: 'Ik zal u een nieuw hart
geven, en zal een nieuwen geest geven in het binnenste van u; en Ik zal
het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlezen hart geven.'
Een
hart van vlees: dat wil in bijbeltaal zeggen, dat het ontvankelijk en
kneedbaar is. Het is bruikbaar voor de H. Geest om daarin te werken, om
daarin een vrijwillige gehoorzaamheid te scheppen.
Hier
kunnen wij spreken over de aanwezigheid van de H. Geest in ons hart en
leven. Deze aanwezigheid was een realiteit voor de eerste christenen.
De aanwezigheid en werking van de Heilige Geest en al wat de wet der vrijheid
bewerkstelligt in ons leven, komen op hetzelfde neer. De daden die wij
doen uit dankbaarheid jegens de Heere-God, maken ons vrij.
Er is geen sprake van verdienstelijk werk, noch van prestatie of voor
wat hoort wat. Het goede dat wij doen is het loon zelf, want het zet ons
in de vrijheid. Dit is allemaal de vrucht van de wet der vrijheid in ons
leven. Die wet is het waardoor Gods Heilige Geest met kracht in ons werkzaam
is en de band van liefde tussen ons en de Heere-God onderhoudt - waarvan
wij zingen: Gezang 481
W. Baan
TERUG
NAAR DE INHOUDSOPGAVE
|