Het verhaal van de reiniging en de
dankbaarheid van de tien melaatsen gaat opnieuw over ziekte die niet
te genezen is met medische kunde. Ongeneeslijke ziekte bestaat nog steeds.
Er zijn gelovigen, bijeenkomend in jonge kerkelijke gemeenschappen,
die willen het woord ‘ongeneeslijk’ niet horen. Er is toch
genezing? Jezus geneest!
Hoe komt het dan, dat in zoveel kerkelijke gemeenten geen dienst der
genezing is? Die vraag is zelfs hoofdonderwerp van een cursus aan de
Vrije Universiteit te Amsterdam. Het is het gemis aan dienst der genezing,
wat tot het opzetten van die cursus dreef.
Sinds de aankondiging van die cursus heeft een vraag mij niet losgelaten:
is het écht noodzakelijk dat een kerkelijke gemeente, een dienst
der genezing heeft?
Bij Luther, in zijn geschriften, vind ik dat niet. Nergens zegt hij,
dat een dienst der genezing verplicht is.
De kenmerken van de ware Kerk zijn, zegt Luther, dat het Woord Gods
zuiver gepredikt wordt en de Sacramenten op juiste wijze worden bediend.
Hij, en vele tijdgenoten, waren diepgelovige mensen en zij leden aan
velerlei ziekten en kwalen. Nooit heb ik hen horen zeggen: omdat wij
geloven móeten wij genezen worden en ook zelf genezingen kunnen
verrichten.
In de vorige eeuw, vlak na het jaar 1900, kwam er heel veel aandacht
voor genezing door het gebed. In de pas opgerichte Pinkstergemeente
bloeide de dienst der genezing. Dáár wil ik niks tegen
inbrengen, maar wel heb ik moeite met de klem die op onze Gemeenten
werd gelegd: dat als wij een zuivere kerk zouden zijn, er bij ons ook
wel wonderbare genezingen zouden zijn.
Gaan wij ons verdedigen? Moeten wij ons verantwoorden? Nee, maar laten
we wel werken aan onze eigen meningsvorming.
Wat beweegt kerkgangers en bijbellezers toch, om te verwachten dat zieken
worden genezen op het gebed?
Is het een groot geloof, of is het een bijbeluitleg, of beide?
Van iemands geloof blijven we af, maar in het geding is: het gezag dat
de genezingsverhalen – zoals het zondagsevangelie op deze 14de
zondag na Trinitatis – welk gezag ze nu nog voor ons hebben.
Hoe groot is dat gezag bij degenen die een dienst der genezing verwachten?
Zij nemen die genezingsverhalen zo letterlijk, dat ze vinden dat ze
ook nu moeten gebeuren. Hachelijk, om een verhaal van 2000 jaar oud
zomaar over te planten in het hier en nu. Dit is niet goed, want:
Gezag betekent niet: alles letterlijk moeten nemen en alles precies
zo moeten nadoen ...!
Genezingsverhalen waren gebruikelijk bij een lofrede op belangrijke
persoonlijkheden. Op zichzelf zijn ze niet uniek. Het is maar hoe ze
functioneren.
Wat willen de apostelen en evangelisten met die verhalen? Die vraag
is voor ons zeker zo belangrijk. Het leert ons hopelijk af om alle aandacht
te richten op onze eigen ziekte en genezing.
Een genezingsverhaal heeft een verwijzende kracht, ze verkondigen ons
Christus de levende Heer.
Slechts één van de tien genezen melaatsen keert terug
tot Christus ... dat betekent dat voor die andere negen Christus niet
in het middelpunt staat.
Het is dan maar de vraag, of die negen genezen melaatsen in geestelijk
opzicht zo goed af zijn met hun kersverse gezondheid. Daarom stel ik:
die genezing, hoe belangrijk die ook is –– die genezing
is maar betrekkelijk. Het gaat er om of je de rechte dankbaarheid bewijst.
Is dankbaarheid alleen verplicht wanneer je genezen wordt? Hoe staat
het dan met mensen die géén genezing ontvangen. Hoeven
zij niet dankbaar te zijn...?
Vooral bij die laatste opmerking voelt u wel aan, dat er iets niet klopt.
Ja wij mensen zijn zo geneigd naar onszelf toe te rekenen. Als we niet
uitkijken, maken we van de Heere-God
onze persoonlijke beschermgod. Of we verpakken die gedachte in een ruimer
papiertje en zeggen: waarom doet God toch niks aan al die narigheid
in de wereld... .
Als God dan niet voldoet aan onze verwachtingen, och, waarom dan dankbaar
zijn.
Toch zou
je zeggen: die negen gereinigde melaatsen hadden alle reden om
terug te komen. Waaróm toch konden zij het niet opbrengen
om hun dankbaarheid te laten blijken? Het kwam door het veronachtzamen
van de Christus Jezus.
Die ene Samaritaan valt Jezus te voet en dankt hem. De evangelist
Lukas laat de dank aan de Allerhoogste toekomen via de dank aan
Jezus.
De evangelist verpakt in dit genezingsverhaal de Christusprediking.
Christus is de weg via welke eer en dank God toekomen !
Christus mag niet vervagen wanneer wij bezig zijn met onszelf
en onze eigen wensen; ook met onze godsvoorstelling en godsbeleving.
|
|
In het lutherse geloofsleven wordt de Christus Jezus aanbeden als
de enige op wie wij vertrouwen.
Er is een gezangvers met de inhoud:
Christus , mijn Heer,
op u alleen
stel ik al mijn vertrouwen.
Buiten u immers is er geen grond waar ik op kan bouwen.
Wat is de wereld ongewis,
van al wat werd geschapen is,
niemand en niets met mij begaan.
Ik roep u aan, enige die mij bij kan staan. gez.
407:1
Kun je als moderne kerkganger dat nog wel zeggen: Christus alleen
– ?
Hier wordt al het andere weggeschoven en Christus alleen blijft over...
Wij belijden iets soortgelijks in onze oude oecumenische geloofsbelijdenis
zoals de geloofsbelijdenis van Nicaea. Van Christus wordt daar beleden,
dat hij God uit God is, en, luidt het dan: ‘Geboren, niet gemaakt.’
Kort en goed: Christus hoort niet bij deze Schepping, waarvan wij
deel uit maken. Zoals die gezangregel van zo-even zegt: de wereld
is ongewis, maar Christus is de enige vertrouwensgrond. Hij is immers
geen schepsel, hij is niet gemaakt; hij komt regelrecht bij God vandaan.
Geboren, niet gemaakt.
Het is warempel een oude joodse gedachtegang:
De Torah, de vijf boeken van Mozes, zou er al zijn geweest vóór
de geschapen wereld. Die heilige boeken waren er al, bij God.
Misschien mag je het zó zien: sommige joden waren dusdanig
onder de indruk van die heilige boeken, dat ze de oorsprong van die
geschriften helemaal op God herleidden.
De eerste christenen hebben iets soortgelijks gedaan:
Christus in de schoot van de Vader; Christus vóór alle
eeuwen; Christus vóór de grondlegging van de wereld,
– en zo meer.
Hier dus niet een boek dat rechtstreeks uit de hemel is gedicteerd,
maar een levend woord. Zo hebben de eerste christenen het beleden:
Christus is het levende woord.
De Kerk zet nog steeds Christus in het middelpunt van haar spreken
en handelen. Zo wil zij waarborgen, dat haar leven niet de oorsprong
uit haarzelf heeft.
Zij is een schepping van de Heere-God,
net zoals Christus Gods nieuwe schepping is: zijn eengeboren Zoon!
Zie de Samaritaan hedenochtend: hij komt tot lofprijzing, hij is dankbaar
en dat brengt hem terug naar de oorsprong: de Christus die voor hem
bron van nieuw leven wordt.
Deze levende bron moet worden verkondigd, want anders blijft het,
dat negen van de tien de dank verwaarlozen. Verwaarlozen zelfs genezen
mensen die dank, hoe veel te meer ontbreekt de dank bij hen die niet
genezen zijn. Dan wordt Christus gelijkgesteld aan een huisarts of
een specialist wiens arbeid niet het gewenste resultaat heeft. Hoeft
zo iemand niet netjes bedankt te worden, terwijl hij/zij misschien
wel keihard gewerkt heeft...
Er was een dame uit de Alblasserwaard, een gereformeerde-bondse, die
jaren ongeneeslijk ziek was. Niets hielp, totdat zij na een gebed
van een evangelikale evangelist genezen werd. Toen was zij ineens
helemaal wég van die evangelikale gemeente.
Haar oorspronkelijke gemeente langs de Graafstroom reageerde teleurgesteld.
Hebben wij niet altijd voor haar gebeden, haar bezocht, haar getroost,
kortom, altijd voor haar klaargestaan? Doet dat er ineens niet meer
toe? Waaróm ben je dankbaar....?
Zieke mensen zijn er, u kent ze, ik ken ze, die toch dankbaar zijn.
Dankbaar voor de vele blijken van genade.
Waarom moet genade persé maximaal zijn, waarom moet er beslist
genezing zijn en is het anders niet goed? Wat kunnen sommigen toch
dwingelanden zijn, daarbij onachtzaam, niet ziende hoe krachtig de
Heere-God in hun leven
aanwezig is?
Ok al zijn wj diepgelovig, wij krijgen nooit de absolute garantie
dat wij zonder lijden zullen zijn. Maar de kracht van Christus maakt
ons sterk.
Door zijn opstandingskracht krijgen wij wel vrijheid en moed om verder
te gaan.
Wij vieren, als mensen die uit de doden opstaan, achter Christus aan.
De Christusverkondiging doet ons het betrekkelijke inzien van deze
wereldeeuw, en houdt in ons het verlangen levend naar de wereldeeuw
die komt.
Hierop ziet ook de Avondmaalsviering, waarin wij het lichaam en bloed
van Christus ontvangen
Loven wij dan, de God en Vader van onze Heer
Jezus Christus! ? – hij, de verlosser van de volkeren, zingen
wij gezang 16
TERUG
NAAR DE INHOUDSOPGAVE |