WANNEER DANKBAAR ZIJN ....

 

De verkondiging op de 14de Zondag na Trinitatis

Tekst: Lukas 17:17-19

preek in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht op 9 sept 2007


Het verhaal van de reiniging en de dankbaarheid van de tien melaatsen gaat opnieuw over ziekte die niet te genezen is met medische kunde. Ongeneeslijke ziekte bestaat nog steeds.
Er zijn gelovigen, bijeenkomend in jonge kerkelijke gemeenschappen, die willen het woord ‘ongeneeslijk’ niet horen. Er is toch genezing? Jezus geneest!
Hoe komt het dan, dat in zoveel kerkelijke gemeenten geen dienst der genezing is? Die vraag is zelfs hoofdonderwerp van een cursus aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Het is het gemis aan dienst der genezing, wat tot het opzetten van die cursus dreef.

Sinds de aankondiging van die cursus heeft een vraag mij niet losgelaten: is het écht noodzakelijk dat een kerkelijke gemeente, een dienst der genezing heeft?
Bij Luther, in zijn geschriften, vind ik dat niet. Nergens zegt hij, dat een dienst der genezing verplicht is.
De kenmerken van de ware Kerk zijn, zegt Luther, dat het Woord Gods zuiver gepredikt wordt en de Sacramenten op juiste wijze worden bediend.
Hij, en vele tijdgenoten, waren diepgelovige mensen en zij leden aan velerlei ziekten en kwalen. Nooit heb ik hen horen zeggen: omdat wij geloven móeten wij genezen worden en ook zelf genezingen kunnen verrichten.
In de vorige eeuw, vlak na het jaar 1900, kwam er heel veel aandacht voor genezing door het gebed. In de pas opgerichte Pinkstergemeente bloeide de dienst der genezing. Dáár wil ik niks tegen inbrengen, maar wel heb ik moeite met de klem die op onze Gemeenten werd gelegd: dat als wij een zuivere kerk zouden zijn, er bij ons ook wel wonderbare genezingen zouden zijn.
Gaan wij ons verdedigen? Moeten wij ons verantwoorden? Nee, maar laten we wel werken aan onze eigen meningsvorming.

Wat beweegt kerkgangers en bijbellezers toch, om te verwachten dat zieken worden genezen op het gebed?
Is het een groot geloof, of is het een bijbeluitleg, of beide?
Van iemands geloof blijven we af, maar in het geding is: het gezag dat de genezingsverhalen – zoals het zondagsevangelie op deze 14de zondag na Trinitatis – welk gezag ze nu nog voor ons hebben.
Hoe groot is dat gezag bij degenen die een dienst der genezing verwachten?
Zij nemen die genezingsverhalen zo letterlijk, dat ze vinden dat ze ook nu moeten gebeuren. Hachelijk, om een verhaal van 2000 jaar oud zomaar over te planten in het hier en nu. Dit is niet goed, want:
Gezag betekent niet: alles letterlijk moeten nemen en alles precies zo moeten nadoen ...!

Genezingsverhalen waren gebruikelijk bij een lofrede op belangrijke persoonlijkheden. Op zichzelf zijn ze niet uniek. Het is maar hoe ze functioneren.
Wat willen de apostelen en evangelisten met die verhalen? Die vraag is voor ons zeker zo belangrijk. Het leert ons hopelijk af om alle aandacht te richten op onze eigen ziekte en genezing.

Een genezingsverhaal heeft een verwijzende kracht, ze verkondigen ons Christus de levende Heer.
Slechts één van de tien genezen melaatsen keert terug tot Christus ... dat betekent dat voor die andere negen Christus niet in het middelpunt staat.
Het is dan maar de vraag, of die negen genezen melaatsen in geestelijk opzicht zo goed af zijn met hun kersverse gezondheid. Daarom stel ik: die genezing, hoe belangrijk die ook is –– die genezing is maar betrekkelijk. Het gaat er om of je de rechte dankbaarheid bewijst.
Is dankbaarheid alleen verplicht wanneer je genezen wordt? Hoe staat het dan met mensen die géén genezing ontvangen. Hoeven zij niet dankbaar te zijn...?

Vooral bij die laatste opmerking voelt u wel aan, dat er iets niet klopt. Ja wij mensen zijn zo geneigd naar onszelf toe te rekenen. Als we niet uitkijken, maken we van de Heere-God onze persoonlijke beschermgod. Of we verpakken die gedachte in een ruimer papiertje en zeggen: waarom doet God toch niks aan al die narigheid in de wereld... .

Als God dan niet voldoet aan onze verwachtingen, och, waarom dan dankbaar zijn.
Toch zou je zeggen: die negen gereinigde melaatsen hadden alle reden om terug te komen. Waaróm toch konden zij het niet opbrengen om hun dankbaarheid te laten blijken? Het kwam door het veronachtzamen van de Christus Jezus.
Die ene Samaritaan valt Jezus te voet en dankt hem. De evangelist Lukas laat de dank aan de Allerhoogste toekomen via de dank aan Jezus.
De evangelist verpakt in dit genezingsverhaal de Christusprediking. Christus is de weg via welke eer en dank God toekomen !
Christus mag niet vervagen wanneer wij bezig zijn met onszelf en onze eigen wensen; ook met onze godsvoorstelling en godsbeleving.

In het lutherse geloofsleven wordt de Christus Jezus aanbeden als de enige op wie wij vertrouwen.
Er is een gezangvers met de inhoud:

   Christus , mijn Heer, op u alleen
   stel ik al mijn vertrouwen.
   Buiten u immers is er geen grond waar ik op kan bouwen.
   Wat is de wereld ongewis,
   van al wat werd geschapen is,
   niemand en niets met mij begaan.
   Ik roep u aan, enige die mij bij kan staan.   gez. 407:1

Kun je als moderne kerkganger dat nog wel zeggen: Christus alleen – ?
Hier wordt al het andere weggeschoven en Christus alleen blijft over...

Wij belijden iets soortgelijks in onze oude oecumenische geloofsbelijdenis zoals de geloofsbelijdenis van Nicaea. Van Christus wordt daar beleden, dat hij God uit God is, en, luidt het dan: ‘Geboren, niet gemaakt.’
Kort en goed: Christus hoort niet bij deze Schepping, waarvan wij deel uit maken. Zoals die gezangregel van zo-even zegt: de wereld is ongewis, maar Christus is de enige vertrouwensgrond. Hij is immers geen schepsel, hij is niet gemaakt; hij komt regelrecht bij God vandaan. Geboren, niet gemaakt.

Het is warempel een oude joodse gedachtegang:
De Torah, de vijf boeken van Mozes, zou er al zijn geweest vóór de geschapen wereld. Die heilige boeken waren er al, bij God.
Misschien mag je het zó zien: sommige joden waren dusdanig onder de indruk van die heilige boeken, dat ze de oorsprong van die geschriften helemaal op God herleidden.
De eerste christenen hebben iets soortgelijks gedaan:
Christus in de schoot van de Vader; Christus vóór alle eeuwen; Christus vóór de grondlegging van de wereld, – en zo meer.
Hier dus niet een boek dat rechtstreeks uit de hemel is gedicteerd, maar een levend woord. Zo hebben de eerste christenen het beleden: Christus is het levende woord.

De Kerk zet nog steeds Christus in het middelpunt van haar spreken en handelen. Zo wil zij waarborgen, dat haar leven niet de oorsprong uit haarzelf heeft.
Zij is een schepping van de Heere-God, net zoals Christus Gods nieuwe schepping is: zijn eengeboren Zoon!
Zie de Samaritaan hedenochtend: hij komt tot lofprijzing, hij is dankbaar en dat brengt hem terug naar de oorsprong: de Christus die voor hem bron van nieuw leven wordt.
Deze levende bron moet worden verkondigd, want anders blijft het, dat negen van de tien de dank verwaarlozen. Verwaarlozen zelfs genezen mensen die dank, hoe veel te meer ontbreekt de dank bij hen die niet genezen zijn. Dan wordt Christus gelijkgesteld aan een huisarts of een specialist wiens arbeid niet het gewenste resultaat heeft. Hoeft zo iemand niet netjes bedankt te worden, terwijl hij/zij misschien wel keihard gewerkt heeft...

Er was een dame uit de Alblasserwaard, een gereformeerde-bondse, die jaren ongeneeslijk ziek was. Niets hielp, totdat zij na een gebed van een evangelikale evangelist genezen werd. Toen was zij ineens helemaal wég van die evangelikale gemeente.
Haar oorspronkelijke gemeente langs de Graafstroom reageerde teleurgesteld. Hebben wij niet altijd voor haar gebeden, haar bezocht, haar getroost, kortom, altijd voor haar klaargestaan? Doet dat er ineens niet meer toe? Waaróm ben je dankbaar....?

Zieke mensen zijn er, u kent ze, ik ken ze, die toch dankbaar zijn. Dankbaar voor de vele blijken van genade.
Waarom moet genade persé maximaal zijn, waarom moet er beslist genezing zijn en is het anders niet goed? Wat kunnen sommigen toch dwingelanden zijn, daarbij onachtzaam, niet ziende hoe krachtig de Heere-God in hun leven aanwezig is?

Ok al zijn wj diepgelovig, wij krijgen nooit de absolute garantie dat wij zonder lijden zullen zijn. Maar de kracht van Christus maakt ons sterk.
Door zijn opstandingskracht krijgen wij wel vrijheid en moed om verder te gaan.
Wij vieren, als mensen die uit de doden opstaan, achter Christus aan. De Christusverkondiging doet ons het betrekkelijke inzien van deze wereldeeuw, en houdt in ons het verlangen levend naar de wereldeeuw die komt.
Hierop ziet ook de Avondmaalsviering, waarin wij het lichaam en bloed van Christus ontvangen
Loven wij dan, de God en Vader van onze Heer Jezus Christus! ? – hij, de verlosser van de volkeren, zingen wij gezang 16

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE