Het
Evangelie
van
deze
Zondag
is een
aangrijpend
verhaal.
Aangrijpend
is vooral
het
begin,
als
we ons
daarin
proberen
in te
leven.
Een
begrafenis
is altijd
al een
nare
aangelegenheid,
maar
deze
keer
is het
wel
bijzonder
treurig.
Een
weduwe
die
haar
enige
zoon
verloren
heeft.
Het
is een
verhaal
dat
afgrijzen
en medelijden
opwekt.
Je zal
maar
in de
schoenen
van
die
weduwe
staan.
Zij
heeft
geen
toekomst
meer.
Haar
enige
zoon
is dood!
Is
dat
wel
zo
goed
van
Jezus?
Predikanten
in
opleiding
leren
bij
het
studieonderdeel
pastoraat,
dat
het
fout
is
om
tegen
bedroefde
nabestaanden
te
zeggen:
'u
moet
niet
huilen!'
Hoogstens
mag
je
tot
een
peuter
die
op
zijn
neus
gevallen
is,
zeggen:
'niet
huilen!'
Weet
u
bij
welke
persoon
er
wel
volop
gehuild
mocht
worden?
Een
bekende
persoon,
pas
overleden...
.
Bij
André
Hazes!
De
zanger
van
het
levenslied.
Volgens
zijn
fans
was
hij
een
man
die
hen
raakte,
hen
raakte
in
het
hart.
Daarbij
kun
je,
moet
je,
je
emoties
de
vrije
loop
geven.
Die
begaafdheid
vinden
we
ook
bij
dominees.
Ja,
ik
krijg
dat
wel
te
horen
bij
sommigen.
'De
dominee
die
er
vorige
week
was,
die
is
zo
goed,
die
preekt
uit
het
leven,
en
het
gáát
ook
over
het
gewone
leven.'
Het
gewone
leven...
Is
dat
hetzelfde
als
wat
Christus
bedoelt
wanneer
hij
in
het
Johannes-evangelie
zegt:
'Ik
ben
het
brood
des
levens'
–
?
Maar
hij
zet
regelmatig
een
heel
groot
vraagteken
achter
datgene
wat
wij
leven
noemen.
Is
hij
wel
zo
pastoraal,
omdat
hij
zegt:
'Ween
niet!'
–
?
Maar
Jezus
is
geen
beroepspastor
die
met
een
puike
training
achter
zich,
op
het
mensdom
kan
worden
losgelaten.
Jezus
spreekt
met
gezag;
hij
zegt
gebiedend:
'huil
niet!'
Natuurlijk
is
het
Jezus
er
niet
om
te
doen,
de
ellende
van
deze
vrouw
te
bagatelliseren.
Hij
weet
wel,
dat
voor
haar
het
verleden
is
afgesloten,
en
de
toekomst
onzeker.
Maar
er
is
iets
anders
aan
de
hand,
en
daarom
spreekt
Jezus
dit
gebiedend
woord
'huil
niet!'
Misschien
zegt
u:
de
weduwe
mag
niet
meer
huilen,
want
Jezus
is
er,
die
haar
zoon
weer
levend
maakt.
Achter
deze
gedachtegang
zit
een
aanvechtbare
uitleg
van
dit
Evangelie.
Jezus
zou
de
dood
als
biologisch
verschijnsel
ongedaan
maken.
In
veel
kerken
gaan
de
mensen
met
die
zogenaamde
verkondiging
naar
huis.
Ze
zijn
er
tevreden
mee,
gerustgesteld,
kunnen
we
wel
zeggen.
Wat
ze
hebben
gehoord,
wordt
achter
de
hand
gehouden,
als
een
verzekering
voor
het
hiernamaals.
Mocht
het
–
onverhoopt
–
op
een
catastrofe
uitlopen,
dan
hebben
ze
altijd
nog
hun
opstandingsleer
achter
de
hand,
om
zich
een
plaatsje
in
de
eeuwige
zaligheid
te
verzekeren.
Dit
is
een
heilloze
scheiding
tussen
dagelijks
leven
en
wat
ze
'geloofsleven'
noemen.
Daarentegen
wordt
de
weduwe
op
een
heel
ander
spoor
gezet.
Jezus
zet
haar
en
de
hele
stoet
stil.
Hij
raakt
de
draagbaar
aan,
en
de
stoet
houdt
halt.
De
noodlottige
gang
naar
het
graf
wordt
gestuit.
Het
gaat
niet
meer
zoals
het
altijd
gaat
–
vanzelfsprekendheden
zijn
er
niet
meer
bij.
Die
grenzen
aan
noodlottigheden,
onvermijdelijkheden.
Daarmee
is
het
afgelopen,
als
de
Christus
in
ons
leven
komt.
Jezus
zegt
tot
de
jongen:
'Jongen,
jou
zeg
ik,
sta
op!'
Het
verhaal
laat
de
jongen
rechtop-zitten
en
beginnen
te
spreken.
Zou
het
verhaal
nu
eindigen
met:
–
'en
hij
leefde
nog
lang
en
gelukkig',
dat
zou
de
suggestie
worden
gewekt,
dat
het
leven
gewoon
verder
ging.
Dan
was
dit
verhaal
een
sprookje.
Maar
het
is
geen
sprookje,
het
is
verkondiging.
Je
leest
in
moderne
Amerikanse
vertalingen,
in
'Groot
nieuws
voor
u'
–
en
in
de
Nieuwe
Bijbel-Vertaling
:
'Jezus
gaf
de
jongen
terug
aan
zijn
moeder.'
Dat
staat
er
niet.
We
hoorden:
'Jezus
gaf
hem
aan
zijn
moeder.'
Van
teruggeven
is
geen
sprake!
Het
is
alsof
de
moeder
de
jongen
nu
pas
krijgt.
U
denkt
dat
u
hem
kwijt
bent.
Maar
hebt
u
hem
ooit
gehad?
Een
verbijsterende
vraag.
Dat
zet
je
toch
aan
het
denken.
Dit
verhaal
brengt
ons
tot
zelfonderzoek.
Wij
denken
dat
we
leven,
maar
wat
stelt
het
voor...
wat
heeft
het
omhanden?
Voor
het
aangezicht
van
God
zal
er
weinig
kunnen
bestaan.
Er
zijn
momenten
waarop
wij
als
die
weduwe
zijn,
treurend
achter
de
baar
van
haar
laatste
hoop.
Die
weduwe
was
niet
alleen.
Het
persoonlijk
-
individuele
mag
niet
op
de
voorgrond
staan.
Ik
kan
het
niet
precies
bewijzen
maar
ik
meen,
dat
de
uitdrukking:
'veel
volk'
meer
is
dan
een
bijkomstig
stukje
informatie.
'Veel
volk',
voor
het
woord
'veel'
staat
er
het
Griekse
woord
hikanos
–
letterlijk:
voldoende.
Dat
geeft
in
dit
verhaal
aan,
dat
de
groep
dorpelingen
rond
de
weduwe
aanzienlijk
is,
én
–,
dat
woord
wekt
bij
mij
de
indruk
dat
die
groep
nodig
is.
De
schare
is
nodig
om
de
rol
van
de
weduwe
met
haar
zoon
goed
te
doen
uitkomen.
Wanneer
de
weduwe
haar
zoon
uit
de
handen
van
de
Messias
krijgt,
dan
gaat
dit
heel
de
schare
uit
Naïn
aan.
Wij
konden
al
weten
dat
de
weduwe
de
treurende
jonkvrouwe
Israëls
is.
Maar
nu
zien
wij
ook
dat
volk
om
haar
heen,
dat
de
rol
van
weduwe
en
zoon
onderstreept.
Ze
zijn
mét
elkaar
het
volk
van
God.
Samen
zullen
zij
zich
moeten
afvragen:
ontvangen
wij
ons
leven
van
de
Heere-God?
Dat
zal
dan
te
te
zien
zijn
in
ons
maatschappelijk
leven.
Zo
heeft
dat
ook
alles
te
maken
met
onze
samenleving.
Want
anders
blijven
we
steken
in
een
zeer
kwalijke
uitleg
van
dit
doden-opwekkingsverhaal.
Een
uitleg
die
ons
doet
voorbijgaan
aan
het
hier
en
nu
en
ons
afleidt
naar
een
soort
hiernamaals.
Maar
het
gaat
juist
om
het
leven
hier
en
nu
zoals
wij
het
uit
Gods
hand
ontvangen.
Want
hoe
leven
wij?
Kunnen
wij
het
zeggen:
ik
heb
mijn
bestaan
gekregen
van
God?
Wat
is
het
eigenlijk
opmerkelijk,
dat
het
pas
na
een
levensschok
of
een
mentale
dreun
zo
ver
komt,
dat
wij
zo
tegen
ons
leven
aankijken.
Wij
hebben
het
als
Gemeente
hier
tenminste
eenmaal
meegemaakt:
een
gemeentelid
had
een
zeer
zware
operatie
te
doorstaan,
met
weinig
kans
van
slagen.
Zij
kwám
door
de
operatie
heen,
en
zei:
'De
levensdagen
die
me
nu
nog
resten,
zijn
eigenlijk
niet
van
mezelf.'
Zij
zou
het
hebben
beaamd:
nee,
vóór
dat
ik
door
die
operatie
heen
moest,
heb
ik
in
wezen
niet
geleefd.
Pas
nú
leef
ik...
Zouden
veel
meer
mensen
zo
aankijken
tegen
het
leven,
dan
zou
onze
maatschappij
er
heel
anders
uitzien.
Want
nu
denken
de
meeste
mensen
dat
ze
leven
—
en
wie
doet
hun
wat,
zij
hebben
alles
onder
controle.
Maar
dan
heb
ik
een
vraag...
:
Handel,
bestuur,
verdediging
–
in
wier
belang
is
deze
maatschappij,
en
wie
lijden
er
aan?
Er
is
zoveel
noodlottige
vanzelfsprekendheid.
Jonge
mensen
gaan
er
aan
kapot.
En
als
ze
dan
kapot
zijn,
dan
is
er
grote
droefheid,
jawel.
We
komen
er
niet
uit,
en
we
vragen:
waarom?
We
komen
er
niet
uit.
Geen
wonder.
Want
we
weigeren,
het
ploertige,
het
machtswellustige
van
deze
samenleving
onder
ogen
te
zien.
Zelf
hebben
we
vast
ook
wel
vuile
handen,
en
dat
mocht
eens
boven
tafel
komen...
.
De
wereld
draait
door;
de
begrafenisstoet
moet
ook
doorlopen
–
tót
de
Messias
komt.
Hij
komt
de
stoet
tégen,
in
de
meest
letterlijke
zin.
Hij
zegt:
'stop!';
en
dan
'ween
niet!'.
En
op
die
manier
maakt
hij
de
weduwe
duidelijk:
'U
hebt
uw
zoon
nog
nooit
gehad.'
En
jullie,
volk,
weet
niet
wat
het
is,
het
leven
te
ontvangen
van
de
Heere-God.
‘t
Zal
u
maar
gezegd
worden:
'U
hebt
nog
nooit
geleefd'.
Het
zal
een
volk
gezegd
worden:
'Dat
is
geen
leven,
die
maatschappij
van
jullie!'
Goddank
is
dit
allemaal
evangelische
kritiek.
In
het
verhaal
doet
Jezus
een
wonderteken:
een
opwekking.
Een
wonder
is
hier
een
teken
dat
wijst
op
het
herstel
van
het
volk
van
God.
Het
volk
beseft
dit;
het
zegt:
'God
heeft
naar
zijn
volk
omgezien!'
Zo
is
het
mogelijk
om
evangelische
kritiek
op
onze
samenleving
uit
te
oefenen.
Maar
ze
is
opbouwende,
evangelische
kritiek,
want
het
wonderteken
der
opstanding
ligt
daaraan
ten
grondslag.
Spreken
wij
over
opstanding,
dan
gaat
het
over
het
leven
hier
en
nu;
een
leven
ontvangen
uit
Gods
hand,
zoals
Jezus
de
jongen
geeft
aan
zijn
moeder.
Wij
zijn
dan
geen
heer
en
meester
over
ons
leven,
maar
erkennen
en
beleven
het
als
ontvangen
uit
Gods
hand.
Zo
krijgen
wij
ook
oog
voor
de
toekomst!
Wij
krijgen
oog
voor
Gods
beloften.
Wat
zal
er
dan
veranderen
in
en
met
ons
leven?
We
kunnen
het
ons
nauwelijks
voorstellen,
tenzij
dan
in
onze
diepste
dromen.
Je
moet
er
een
dromer,
een
ziener,
een
profeet
voor
zijn.
Of,
je
schrijft
een
verhaal,
zoals
Lucas
dat
geschreven
heeft.
In
de
orde
van
grootte
en
kwaliteit
van
een
lichaam
dat
de
dood
voorbij
is
en
mag
leven,
zo
zal
de
nieuwe
aarde
onder
de
nieuwe
hemel
zijn.
Zingen
wij
over
de
opdracht
om
uit
Gods
kracht
te
mogen
leven
en
uit
te
zien
naar
zijn
toekomst
de
dichterlijke
woorden
van
gezang
94