De vorige keer, toen ik hier was in
de prediking, hebt u een niet zo gangbare uitleg van het scheppingsverhaal
gehoord. Om kort te gaan, de eerste woorden van Genesis 1:1 houd ik
apart van het eigenlijke scheppingsverhaal.
In den beginne schiep God de hemel en de aarde... Deze woorden staan
als het ware los van wat volgt, maar dan wel als een opschrift en samenvatting.
U hebt, naar ik mag hopen, goed begrepen dat dit niet enkel moeilijke
theorie is. U en mij gaat dit persoonlijk aan...
Het gaat u en mij persoonlijk aan, omdat ook onze chaos,
onze warboel en onleefbaarheid met onszelf, niet door het toedoen van
de
Heere-God zijn.
Scheppen volgens de Hebreeuwse taal is eigenlijk ‘scheiding maken.’
Hier is het unieke van dit bijbelse scheppingsgeloof. Het Israël
van de Bijbel geloofde in een bevrijdende God. De
Heere-God
is niet eerst in het algemeen bezig geweest met al wat is tot stand
te brengen. Het bijbelse Israël nam zijn gelovig uitgangspunt in
de bevrijding. Bevrijding uit slavernij en uit dienst aan de vreemde
goden.
De schepping en de verlossing horen bij elkaar. ‘Zie, het was
zeer goed’ zegt de
Heer
na zijn scheppende arbeid – en dat is daarom zo, omdat Hij een
God van heil en bevrijding is. Vergeet niet dat zijn scheppende arbeid
een start heeft in een toestand van chaos...
Het is een antwoord en een overwinning op die chaos.
We onthouden dit wanneer we horen over de zes dagen waarin de
Heere-God
de hemel en de aarde gemaakt heeft. Want het is met het oog op heil
en bevrijding dat in dagen geteld wordt.
Tellen in dagen, hier is bewust voor gekozen. In de zevende en zesde
eeuw voor Christus hebben Joodse schrijvers dit precies zo opgesteld.
Het is een heel nauwkeurig schema, zes dagen in twee groepen van drie
elk. Al wat er in de ene groep beschreven staat heeft direct verband
met wat er in die andere groep opgetekend is. Die schrijvers hebben
ook wel geweten dat er geen natuurkundige waarde aan hun beschrijving
toegekend kan worden.
Om een voorbeeld te noemen: het licht wordt geschapen op de eerste
dag, maar zon, maan en sterren op de vierde dag. Het is natuurlijk
zo dat dag één en dag vier schematisch bij elkaar horen,
maar, de schrijvers hebben met opzet de schepping van licht apart
gehouden.
Het licht wordt allereerst en exclusief verbonden met de Heere-God
zelf. Het zijn dus niet de zon en maan en de sterren die oorsprong
van het licht zijn. Die komen pas op de vierde dag aan bod.
Dit alles is geen natuurkundige informatie; hier vallen daarentegen
theologische beslissingen.
Ook is hier verkondiging aan de orde, en wel als een anti-heidens
getuigenis.
Want in de oud-oosterse godsdiensten waren de zon, de maan en de sterren
goden. Tegen deze goden in is het scheppingsverhaal geschreven. ‘Zon,
maan en sterren? Dat zijn enkel dingen aan het uitspansel.
Hun komt geen verering toe, ze zijn niet meer dan onderdelen van de
natuur.’ De Heere-God
zelf is Licht, in Hem is in ‘t geheel geen duisternis. Licht
is niet te herleiden op wat dan ook in de natuur !
Er mag dan ook onder ons geen sprake zijn van verering van de natuur.
Verheerlijking van de natuur zet ons op een dwaalspoor, waarvan we
hopelijk snel terugkomen wanneer we de wreedheid en de verspilling
zien die de natuur aanricht.
Laten we daarom kritisch zijn op onszelf wanneer we volop bezig zijn
met al wat hoort bij de natuur. Dat kan zijn ons lichaam, onze kinderen
of kleinkinderen en al wat verder hoort bij het natuurlijke leven.
Want dat is niet identiek aan Gods schepping. Zijn scheppen is scheiden,
daar gaat het om wat ánders dan de natuurkundige oorsprong
van al wat bestaat.
Het gaat om geloof, vertrouwen dat de Heere-God
over al het bestaande de heilzame macht heeft, dat Hij een bevrijdende
God is die dwars door het schijnbaar noodlottige zijn toekomst naderbij
brengt.
Hoor in het schema van de zes dagen hoe Hij gericht is op de lééfbaarheid
van al wat is.
Het licht gaat voorop, en dat wordt verbonden met de eerste dag. Hier
wordt duidelijk de Heere-God
verkondigd die zelf het Licht in de duisternis is.
Geen natuurkundige informatie, maar een gelovige belijdenis is dat,
wie de Heer voor ons is.
Het scheppingsverhaal is opgebouwd met behulp van de zes werkdagen.
Er zijn uitleggers die het belang daarvan niet zien, omdat voor hen
dit hele verhaal gemist kan worden.
Wie het een sage of iets dergelijks noemt, moet zich wel realiseren
dat aan dit verhaal Joodse schrijvers hebben gewerkt die in moeilijke
omstandigheden zaten. Het is een verhaal, geboren uit confrontatie,
uit de botsing tussen het heidendom en het geloof van het bijbelse
Israël. Het is geschreven in een moeilijke periode waarin de
meeste Israelieten niet meer de beschikking hadden over het beloofde
land, en ook geen zeggenschap hadden over hun tijd. Hun dagen moesten
zij slijten onder vreemd gezag, en op vreemd land. Dit is de achtergrond
én het verband, bij het scheppingsverhaal.
Om even door te gaan met die zes dagen: dit schema is inkleding met
verkondigende kracht. Het gaat bij Gods schepping vooral om het volk
van God en het werk dat zijn mensen moeten doen. Werk van dag tot
dag, en na zes dagen mag het volk Gods rusten.
De dag wordt ons voorgesteld als een afgeronde eenheid, in tijd toereikend
voor de Heer om te scheppen
– maar ons voor ons tijdseenheid, heel wezenlijk in onze tijdsbeleving.
Hoe ervaart u een dag... Deze hoort tot de dingen waaraan wij met
duizend draden gekoppeld zijn.
Begrijpelijk dat in het bijbelse Israël de dag de kleinste tijdseenheid
is. Het is als het ware een leven in het klein.
Wij komen uit het nachtelijk donker want wij moeten slapen -- maar,
slapen is naar oud-oosterse beleving, een klein beetje dood-zijn.
‘s Ochtends wanneer het licht wordt, zijn wij hopelijk goed
uitgerust en kunnen wij onze taak op ons nemen. Het leven begint.
Geleidelijk worden wij moe en de krachten nemen af; we hebben minder
energie om onze taak te vervullen.
Zo is de dag een soort mini-leven. Maar dan wel onder het opzicht
van de scheppende Heer!
Elke dag ontvangen wij als leven van Hem gekregen.
De dag als fundamentele tijdseenheid... en het uur dan?
Het uur is in de h. Schriften niet een echte tijdseenheid, maar een
gegeven moment — een door de Heere-God
gegeven moment waarop Hij heilzaam ingrijpt. ‘De ure is gekomen...,’
aldus de Christus Jezus, wanneer hij spreekt over dit goddelijke ingrijpen.
Ook de dag kan die functie krijgen, denkt u aan het juichende psalmwoord
in de Liturgie van onze hoge feesten: ‘Dit is de dag die de
Heer gemaakt heeft,
laten wij juichen en ons daarover verheugen!’
Let u er eens op, met hoeveel klem de apostelen en evangelisten schrijven
over de dag als afgerond deel van onze levenstijd....
Christus zegt: ‘Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.’
De apostel Paulus schrijft: ‘Laat de zon niet onder gaan over
uw toorn.’ Conclusie: de dag is de tijdsspanne waarbinnen onze
wandaden vergeven en verzoend mogen zijn. Dat kan, krachtens Gods
overwinning op de eerste dag: de duisternis werd verslagen en tot
een welomschreven deel van die dag op z’n plaats gezet.
Schepping in de bijbelse betekenis is tot troost van allen die in
de noodlottigheden van de natuur vastzitten. Maar ook voor hen die
zich prima voelen in het hier en nu. Geen mens immers kan zich onttrekken
aan chaos, bederf en verval, en al wat zich kant tegen de heelheid
en de reinheid van het godgegeven leven.
Staar u niet blind op uw succes, maar ook niet op uw tegenslag. Zoveel
wat ons prettig uitkomt, zoveel is er ook dat ons slecht uitkomt...
En het hoort allemaal tot het zichtbare natuurlijke. Het is niet de
schepping van de Heere-God.
Gods schepping gaat er echt letterlijk dwars doorheen – want
scheppen is scheiden. Het verbreekt ook al onze eigen ideeën
en bedenksels.
Op de eerste dag, het hele bestaan in een notendop, en dan zoals
de Heer het ons laat
zien, als omstraald door zijn Licht.
De chaos is niet gewenst, wordt verwezen naar de nacht. Wanneer wij
slapen, mogen wij toevertrouwd zijn aan de levende Heer,
die zelf de slaap des doods heeft geslapen, bij de doden is geweest
die slapen in hun graven.
Maar bij dag léven wij, niet omdat wij vitale natuurmensen
zijn, maar, omdat wij vertrouwen hebben op de levende Heer
die zijn beloften uitroept over al wat bestaat. Ons leven heeft toekomst
omdat Hij voor ons scheiding gemaakt heeft tussen licht en duisternis,
chaos en vaste grond. Van hetzelfde soort vaste grond is de godsstad
Jeruzalem; wanneer deze stad ‘sterk’ wordt genoemd, is
het omdat de Heer daarvoor
garant staat – dat bezingen wij met gez. 95