WET, NAASTE, CHRISTUS

 

De verkondiging op de 18de zondag na Trinitatis 2004

Matth. 22 : 34-46

preek in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht op 10 oktober 2004


Een wetsleraar staat op om Jezus te verzoeken. 'Meester, wat is het grote gebod in de wet?'
Een wet, een wetboek, heilige schrift, dat is waarmee deze man de kost verdient, door er almaar in te studeren en het uit te leggen. Het is van alle tijden, en zeker nu bijzonder actueel: een heilig boek, de bijbel of de koran, dat door gelovigen in hoge ere wordt gehouden en wordt gezien als gezaghebbende bron van denken en gedragingen. De vraag wordt dan vanzelf wel een keer opgeworpen: wat is het belangrijkste? Wat is het grote gebod ?
De wetsleraar vraagt het om Jezus te verzoeken. Geen sympathieke houding, laat staan collegiaal.
Het lijkt Jezus niet te deren, maar, hij geeft wel een antwoord dat gaaf is en afdoende.
Gij zult de Heere uw God liefhebben met geheel uw hart, en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het grote en eerste gebod. Het tweede, daaraan gelijk is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangt de gehele Torah en de profeten. Glashelder: God liefhebben en de naaste liefhebben — je komt in het volgende Evangeliestukje God en de naaste ook weer tegen: Davids Heer en Davids zoon. Gekoppeld tot een eenheid. Het lijkt alsof Jezus alles herleidt, terugbrengt tot twee in één. Alle geboden samengevat tot twee; voorts God en de naaste aan elkaar gekoppeld: tot de ene Christus.
De wetsleraar kan het er mee doen, afdoende is het.
Maar dan is het nog niet afgelopen met die verzoekingen. Het is net alsof Jezus er een punt achter wil zetten.
Het vraag- en antwoordgebeuren is zo overtuigend, dat niemand meer iets durft te vragen aan Jezus.
In de moderne gesprekstechniek wordt zoiets afgekeurd. ‘Jezus slaat het gesprek dood,’ zeggen de trainers dan. ‘Hij laat geen opening voor nieuwe communicatie.’ Ja, dat kom je wel meer tegen. Volgens de evangelisten is de Christus is niet zo sympathiek. Hij doet lang niet altijd moeite om het gesprek prettig te houden.
De achtergrond hiervan ligt niet in de levensbeschrijving, maar in de verkondiging. Het is de evangelisten in die vier evangeliën begonnen om verkondiging.
Daarom ook dat Mattheus nadrukkelijk als afdoende en gespreksafsluitende antwoord de Christus-verkondiging opvoert: Jezus zegt, dat de Christus tegelijk de zoon van David en de Heer van David is.
Het is dat korte tweede stukje ná een even kort eerste stukje; beide vormen het zondagsevangelie.
Het eerste gaat over de het grote gebod in de wet. Het tweede gaat over de Christus die Heer is.
Mij dunkt, dat moeten we bij elkaar houden. Want anders houden we wetboek over zonder hoofdpersoon. Anders gezegd: de wet van God wordt een levend woord wanneer wij Christus er midden in zetten. De apostel Paulus zegt: ‘Christus is de bedoeling en de vervulling van de wet; in hem komt Gods wet tot haar volle betekenis.
Spreken wij zo over de wet van God, dan ontkomen we aan het gevaar, dat ze een onpersoonlijk boek wordt, hard in haar eisen en straffen.

Er zijn helaas veel mensen, jongeren ook, moslims én christenen, die in hun geloof zich vastklampen aan het heilige boek. Het is een garantie tegen de twijfel en de onduidelijkheid. Het heilig boek zegt het, en daaraan moet iedereen zich houden. Ja, ook u en ik wanneer we bij hen in de buurt komen.
Denk niet dat dit iets verouderds is. Het komt telkens weer opzetten. Een voorbeeld is Turkije. U weet dat dit land mag toetreden tot de Europese Unie, maar dat dit niet zo maar even vlot toegestaan is. Waarom waren de West-Europese landen bezorgd? Omdat de moslim-fundamentalisten invloed pogen te verwerven.
Zo was het eerst niet in Turkije. Tachtig jaar geleden was daar een dictator aan de macht, hij heette Atatürk. Laat het een dictator zijn geweest, één besluit was heel heilzaam voor Turkije: het verbreken van de band tussen islam en staat. De Koran was voortaan niet meer het eigenlijke wetboek van het land. Je kunt immers niet met die oude religieuze boekenverzameling een land regeren.
Maar... Wat zagen we in de afgelopen tien jaar? Zeer conservatieve Turken, diep- en strenggelovige moslims, willen de Koran opnieuw maken tot grondwet van het land. De orthodoxe uitleg moet weer de basis van de landswetten zijn.
Deze wens wordt gekoesterd in meer islamitische landen. Komt dat, omdat grote groepen mensen teleurgesteld zijn, of onzeker, of angstig?
Angst, teleurstelling, onzekerheid, het zijn slechte raadgevers. En zeker geen goede leidslieden voor het gelovig leven in deze moderne tijd.

Strenge moslims verfoeien wetten die los van Koran tot stand zijn gebracht en functioneren.
Zulke wetten zijn er ook naast de Bijbel, maar dát zijn wij gewend. Eeuwen lang al hebben onze westerse landen wetten waarmee het recht wordt gehandhaafd. Sommige wetten zijn wel ontleend aan de Bijbel, maar ze zijn van hun religieuze strekking ontdaan. Alleen fanatieke christendrammers beweren, dat de Bijbel het hoogste wetboek is.
Wat denken ze toch te winnen met hoogste wetboeken? Hoor toch liever naar de Christus die in het Mattheus-evangelie het grote gebod formuleert. Het sleutelwoord is de liefde.
De liefde hoeft niet in strijd te zijn met de wet. De liefde neemt mensen serieus, juist zo, dat een strakke, harde wetstoepassing geen kans krijgt. Het hoogste recht kan het hoogste onrecht zijn, aldus de spreuk.
Wie de Koran of de Bijbel toepast naar de letter, zeggend dat de letter het Woord van God is... – Wie deze heilige boeken toepast naar de letter, komt al snel tot onmenselijk gedrag. ‘De letter doodt,’ waarschuwt de apostel Paulus.
Jezus heeft ook zijn bedenkingen bij het handhaven van de letter. Jezus mist er het hart uit. Hij verwerpt de geboden in letters niet. Jezus was een vrome Jood, hij stond in wetsgetrouwheid het dichtste bij de Farizeeën. Maar bij die Farizeeën miste hij het hart, de kern, het wezen van het geloof. Dat is de liefde voor God en de naaste. U mag, bedoelt hij, u mag Gods liefde laten weerspiegelen tot uw liefde tot de Heer en tot de naaste. Alleen door die liefde kunt u ervaren wat vrijheid en geluk is. Liefde tot God en liefde tot de naaste. Jezus zegt: ‘Aan deze twee geboden hangt de gehele Torah en de profeten.’ Ze hangen aan twee scharnieren, zoals een deur. Eén scharnier is niet voldoende, dat zou bij moderne, westerse deuren nog kunnen. Een oud-oosterse deur had eigenlijk geen scharnieren. Zo'n deur had aan één zijde twee puntige uitsteeksels; één punt helemaal bovenaan, en één helemaal onderaan. Die puntige uitsteeksels draaiden in kommen, kommen die waren uitgehakt in de onderdorpel en in de bovendorpel. Het eerste en grote gebod en het tweede, daaraan gelijk, zijn deze twee uitsteeksels waarop de deur draait. Deze deur hangt aan beide, want als een van de twee afbreekt, dan valt de deur omver. Jezus wil ermee zeggen: ‘Beide geboden zijn nodig. Dat u God liefhebt moet blijken uit uw liefde tot de naaste. Als één van beide ontbreekt, dan valt de heilige Schrift over u heen. Dat is dan net een deur die omvalt omdat hij maar één scharnierpunt heeft. God én de naaste zijn nodig. Net als in het tweede stuk van de Evangelie-lezing: Davids zoon en Davids Heer, die mogen ook niet van elkaar losgemaakt worden.
Houdt hen bij elkaar, en je komt vanzelf bij de Christus Jezus.
De Christus Jezus is God-met-ons, Immanuel. Hij is ook ons allernaast, de meest nabije mens, de naaste. Hij heeft voor ons mensen het kruis gedragen, hij heeft ons bestaan intens gedeeld. In het Evangelie van hedenochtend wordt allereerst de Christus gepredikt. Liefde tot God en liefde tot de naaste mogen niet worden opgedragen als een allerhoogste verplichting. Want dat wordt moralistisch. Kijk eerst naar Christus, hij is God-met-ons èn ons het allernaast, hoor hoe hij de mensen liefhad. Het is Jezus niet begonnen om de wet als doel op zichzelf. De liefde tot God en de naaste wilde hij uitdragen.
God en de naaste samen ontmoeten wij in Christus.
Hem bezingen wij in gezang 483

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE