BERGREDE -- BELOFTE IN CHRISTUS WERKELIJK

 

De verkondiging op de 19de zondag na Trinitatis

Matth. 9:1-8

 

preek in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht op 26 oktober 2003

Het is van alle tijden, dat mensen, u en ik, intensief bezig zijn met hun gezondheid. Het is maar weinigen gegeven om pijn en handicaps dusdanig in een hoek van hun leven te zetten, dat ze er geen last van hebben. Elke generatie kerkmensen en bijbellezers luistert met aandacht naar de genezingsverhalen van Jezus. Heel wat staan er in de Evangeliën, een bewijs dat ze de schrijvers, de hoorders en de lezers bovenmate aanspraken en nog aanspreken.
Kerkmensen worden evenzeer getroffen door ziekten als mensen die niet in een kerk komen. Er zijn er nog steeds die ziekte aanvaarden uit Gods hand, als een beproeving of een loutering.
Het lichamelijk lijden krijgt zo een godsdienstige zin. Wie het lijden draagt, ervaart Gods speciale bemoeienis. Sommige roomskatholieken duiden zo de aftakeling van paus Joannes Paulus II. Die man draagt voor de televisiecamera's zijn lijden met verbazende overgave.
Stel u nu eens voor, dat we de paus het evangelie van deze zondag voorhouden. We vragen hem: waarom geneest Jezus u niet, zodat u uit die rolstoel komt en zonder de ziekte van Parkinson kunt rondlopen?
Ik weet zeker dat hij antwoordt: 'Zo mag je het evangelie der genezing niet gebruiken...'

 

Sommige gelovigen getuigen met grote stelligheid, dat zij door gebed en een genezingsdienst van hun ziekte afgeholpen zijn.
Andere gelovigen kunnen dat niet zeggen... Of zijn dat geen echte gelovigen... ?
Wie zijn wij dat wij daarover oordelen?
Ons komt geen oordeel toe over de oorzaak van iemands ziekte of gemis of lijden. Uit verscheidene plaatsen in de Evangeliën horen we, hoe Jezus zeer terughoudend reageert wanneer gesuggereerd wordt, dat de zieke zijn kwaal door eigen zondeschuld opgelopen heeft.
Jezus wil er geen uitspraak over doen. Hij is niet gekomen om te oordelen, dat wil in dit verband zeggen: hij pint mensen niet vast in vermeende schuld. Hij heeft zelf gezegd, dat hij gekomen is om mensen te bevrijden en te behouden.
Toch blijf ik zitten met het probleem: al die oprecht gelovige mensen die eigenlijk geen raad weten met hun ziekte, hun verlies, hun gemis, – die aldoor naar zichzelf kijken. Zij kijken naar zichzelf en vragen naar het waarom. 'Waarom moet mij dat overkomen....' Niemand die nog antwoordt: 'Het is Gods wil...'
Met zoiets kun je tegenwoordig niet meer aankomen, zeker bij jongeren niet.

tekening van J. Mahler
© uitg. Narratio, Gorinchem

 

Daarom blijft er over: een algemene vraag, dus zonder God. De vraag die iedereen die lijden moet wel in de mond kan nemen: 'Waarom moet mij dat overkomen...'
Want wat moet je ánders zeggen...?
Toch is dit een zinloze en onbarmhartige vraag. Zo ik-gericht. Het raakt u zeker véél minder, wanneer een ander onder die ziekte of dat lijden gebukt moet gaan....? Die houding is onbarmhartig, een kenmerk van de ik-gerichtheid, want die staat op gespannen voet met vrede, liefde en mededogen.

Onze eigen structuren van denken en beoordelen zijn onbarmhartig. Hoor daarentegen hoe Jezus niet werkt met schema's van oorzaak en gevolg, van zonde en ziekte.
Let er maar op bij het luisteren naar evangelieverhalen: Jezus houdt zich nooit lang bezig met negatieve zaken. Hij zegt niet: och, omdat God alles besloten en gewild heeft, daarom komt uw ziekte bij God vandaan. Nee, maar wat hij wel zegt, is: de Heere-God is met u, ook in ziekte, verdriet, mislukking en gemis.
Laten wij ophouden met alles wat ons slecht uitkomt te herleiden op God. Dat is negatief. Want zeggen wij dat al het kwaad uiteindelijk bij Hem vandaan komt, dan geven wij Hem de schuld.
Luister naar de Christus en hoor zijn woorden, hoe positief ze zijn.
Jezus ziet het vertrouwen van mensen. Zo horen wij het uit het Evangelie van deze zondag: Jezus zag hun geloof – en geloof betekent hier: vertrouwen.
Ja, ja – maar daarna dan? Sluipt dan toch weer iets negatiefs binnen? Jezus brengt immers de zonden van die verlamde ter sprake?
Wat zijn toch die zonden?

Sommige verklaringen kan ik hier niet vaak genoeg herhalen...:  het is een zeer oud misverstand, dat kwaad en zonden kwalijke eigenschappen van ons mensen zijn. Denkt u er zo over, dan komt u niet uit boven het moralisme. Dat is het beoordelen van mensen, ook van uzelf ..., het beoordelen van mensen op basis van het goede en het kwade.
Dit wekt de indruk, dat het goede en het kwade dingen zijn die ons aanhangen, als eigenschappen of misschien als geschonken krachten, of (als u dat gelooft) als aangeboren vermogens.
Het kwade zit in de mens, zo zeggen velen. Kijk maar om je heen, je kunt het zien. Het kwade zit in de mens.
Jezus begint daar niet mee. Hij geeft geen verklaring, hij velt geen oordeel. Hij ziet het vertrouwen van de verlamde man en van zijn dragers.
Als er iets is, dat van Godswege is, van Hem afkomstig is, dan is het vertrouwen.
Vertrouwen is een godsgeschenk, genade.
Probeer u te verplaatsen in die verlamde en in zijn vrienden die hem dragen. Wat zullen ze vaak moedeloos geweest zijn. Almaar naar zichzelf gekeken, op zichzelf gefixeerd. Zo kom je er nooit uit.
Zou dát die zonde niet geweest zijn? Het is niet van die verlamdheid een oorzaak, te vinden in slecht gedrag. Het is de manier van ziek-zijn zelf, dat vastgeklemd zitten in de ongezondheid. Het is wat de h. Schrift benauwdheid noemt. Geen perspectief, geen uitzicht, enkel rondtobben in een eigen kringetje.

Maar Jezus ziet iets anders, iets dat uit God is. Het vertrouwen.
Ja, het is een wonder dat midden in die benauwenis mensen vertrouwen. Helaas gaat bij vele mensen samen: ziekte of gemis, sámen met ik-gerichtheid en terneergedrukt worden door wanhoop, gebrek aan vertrouwen. Ik zou van niemand durven zeggen, dat het kwaad in hem/haar zit. Maar wat ik wel vaak zie, dat het boze mensen terneer drukt, als een verdrukkende en benauwende macht....
Dáárom is het een wonder, dat midden in die benauwenis mensen vertrouwen.
Maar vertrouwen is niet passief rustig zijn.
De kerkhervormer Maarten Luther heeft altijd gezegd, dat tegen het kwaad, tegen de boze en tegen de zonde gestreden moet worden. Dat is ook evangelisch, niet ánders dan de vergeving van de zonden. We kunnen van Luther leren, dat de vergeving van zonden plaatsvindt in een strijd tegen – en overwinning op het kwade. Het is de Christus Jezus die ons daarin voorgaat. Waar wij onder de boze machten dreigen te bezwijken, is hij overwinnaar.
Het evangelieverhaal van deze zondag is alleen daarom verteld en opgeschreven, om de Christus te verkondigen. De Kerk heeft het vertrouwen dat die verlamde man had, toegepast om ons, hoorders, te brengen tot vertrouwen in Christus.
Dit is een positieve benadering. We mogen dus niet in onszelf blijven vastzitten, niet ronddraaien in een eigen kring van benauwend zelfbeklag en benauwende aandacht voor eigen ziekte of ongeluk.
Christus in het middelpunt van ons leven zetten, daartoe roept het Evangelie ons op. Zijn Heilige Geest is uitgestort in zijn Gemeente, en daarom kunnen wij leven uit zijn kracht.
Dit leven uit de kracht van Christus' Geest geldt ook voor onze zieken die niet beter worden.
Wij hebben het recht niet om zulken te oordelen, dat zij niet leven uit de Geest omdat ze ziek zijn. Bovendien zijn de genezingsverhalen niet gegeven om ze na te doen.
We moeten niet gaan leunen op wat ooit gebeurd is en nu nog zou moeten kunnen.
Laat u niet in de put praten door lieden die prat gaan op hun gaven of genezingen en op u neerkijken omdat u dat allemaal niet hebt.
Sta zelf liever open voor die godsbron die liefde heet.
Die liefde is sterker dan de dood – deze macht wordt ook overwonnen. Het is ondanks lijden en dood, een leven uit genade.

Daarvan zingen wij een zestiende eeuws lied van de lutherse predikant Martin Schalling, gezang 268

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE