Ik daarentegen hoop u de echt schriftuurlijke zeggingskracht van dit verhaal
laten voelen.
Dit kan door het doen meespelen van de achtergrond: in de laatst gehouden
preek heb ik u daarover al iets gezegd.
Met achtergrond bedoel ik de elementen, de bouwstenen. Daarmee heeft de
evangelist Mattheüs het verhaal van de vlucht opgebouwd. Net als
de kindermoord te Bethlehem komt dit ook uit de achtergrond van het tweede
bijbelboek Exodus.
Waarom zou u dat moeten weten? Omdat het uw kennis van de Bijbel verdiept.
Verdiept, dus niet vermeerdert, want daar hebben we niet altijd zo veel
aan. Ik heb mensen ontmoet die meer bijbelteksten kennen dan ik, maar
in de gesprekken werd ik voortdurend teleurgesteld. Want niet dat je veel
uit de Bijbel weet, is belangrijk, maar hoe je omgaat met die gewijde
teksten, dát telt.
Ze moeten u en mij bepalen bij de kern van het evangelie, bij waar het
werkelijk in het christelijke geloof om gaat. Dat is belangrijk voor u
zelf én voor uw opdracht in de wereld.
Vorige
week hoorden wij, hoe het geboren Christuskind als een tweede Mozes werd
gespaard. Ook Mozes bleef behouden toen een moordzuchtige koning pasgeboren
jongetjes wilde doden.
Dat Mozes gespaard bleef, had een bedoeling die uitsteeg boven zijn eigen
persoon. Hij moest bevrijder zijn van volk. Hij zou de Hebreeuwse slaven
voorgaan in de uittocht uit Egypte.
Merkwaardigerwijs zie je in het evangelie van deze zondag het tegengestelde:
nu gaat de pasgeboren Christus juist terug naar Egypte!
Toch is het opnieuw om dezelfde reden: om zijn volk te verlossen. Want
zo heeft de engel Gabriël de naam Jezus verklaard, toen hij de geboorte
aankondigde aan Jozef: 'Ge zult zijn naam noemen 'Jezus,' want Hij is
het die zijn volk redden zal van hun zonden.' Opnieuw dus uittocht, een
uittocht uit de zonden.
Egypte, dat wordt nu gelijkgesteld aan de zonden. Zo heeft het ook Menno
Simons bedoeld, toen hij in zijn lied dat we voor de preek hebben gezongen,
het land Egypte vergeleek met zijn wereldse levensstijl.
Ik
zei u, dat het belangrijk is om dit te weten.
Zo krijgen wij meer inzicht in hetgeen waar het werkelijk om gaat in het
christelijke geloof. Ook in de basisovertuiging van gelovige Joden.
Het gaat om bevrijding. Bevrijding uit de macht van alles dat ons als
slaven in een benauwende greep houdt. Wist u dat het Hebreeuwse woord
voor Egypte letterlijk luidt: 'Benauwend land...?' Een letterlijke vertaling
zou ook kunnen zijn: angstland.
Zonden zijn allerlei verschijnselen, gedragingen en toestanden die ons
in hun greep houden, ons angstig maken.
Gelovige Joden en christenen belijden een verlossingsgodsdienst. Zij geloven
in een Allerhoogste God die hen vrijmaakt uit de klemmende greep van het
kwaad, uit de angst die hun het leven moeilijk maakt.
Maar
waarom gaat het geboren Christuskind dan terug naar Egypte? Zijn roepnaam
is Jezus, bevrijder. Hij moet de gang van de Exodus bij wijze van spreke
weer opnieuw meemaken.
Maar wat valt er dan te bevrijden, daar in Egypte?
Nee, geen mensen van zijn volk, maar er moet wel verzoening plaatsvinden.
Verzoening van allerhande lafheid en onvrijheid die zijn volk bevangen
heeft.
Het begon al kort na de Uittocht uit Egypte, onder leiding van Mozes.
Het volk was bang voor de vrijheid. Het verlangde naar de vleespotten
van Egypte, want, slaven kregen wel te eten van de Farao.
'Waren wij maar in Egypte gebleven,' – die bittere verzuchting horen
we gedurende de hele woestijntocht.
De Heere-God was daardoor
gekwetst in zijn liefde, zoals Hij dat enkele malen door Mozes laat doorgeven
aan het volk.
Het is die gekwetstheid die ligt achter het profetenwoord uit Hosea dat
in de evangelielezing wordt geciteerd: 'Uit Egypte heb Ik mijn Zoon geroepen.'
Dit
profetenwoord is vervuld, zoals de evangelist Mattheüs zegt. Vervulling
wil niet zeggen: een voorspelling die is uitgekomen. Dat kán hier
ook niet, want de profeet Hosea sprak deze woorden in een negatief verband,
namelijk van Gods verwijt en gekwetste liefde. Toch ligt het evangelie
er in verscholen. Gekwetst liefde, of hoe je het maar noemt, maar wél
liefde. De liefde van de Heere-God
van Israël die trouw blijft aan dat volk en aan de verlossing daarvan.
Vervulling van het profetenwoord wil zeggen, dat de diepste betekenis
van dit schriftgedeelte aan den dag gebracht wordt. Het evangelie spreekt
er uit!
Het
Hebreeuwse volk van de Uittocht wilde terug naar Egypte. Het verwerpen
van de vrijheid was een groot kwaad. Om dit kwaad te verzoenen moest het
geboren Christuskind terug naar Egypte. Een vlucht ook, en dan in tegengestelde
richting.
Daarna kon de Heere-God
opnieuw zeggen: 'Mijn Zoon heb Ik uit Egypte geroepen.' Eerst was die
Zoon heel Israël, want zo bedoelt de profeet Hosea het in zijn woorden.
Maar de evangelist Mattheüs bedoelt met 'mijn Zoon' de Christus Jezus.
Het Christuskind is hier de concentratie – de samenballing in één
punt – van het hele Godsvolk.
Uiteindelijk
mag, door Gods roeping, het Christuskind terugkeren naar het land waar
het in vrijheid mag opgroeien. Jezus verzet zich niet tegen zijn vrijheid,
zijn roeping, zijn verantwoordelijkheid. Hij nam toe, zegt de evangelist
Lukas, – hij nam toe in wijsheid, grootte en genade bij God en de
mensen.
Dat zijn
vlucht juist naar Egypte was, en dat hij weer terug mocht keren, dat was
omwille van zijn volk. De engel Gabriël had de naam Jezus verklaard
aan Jozef: 'Ge zult zijn naam noemen 'Jezus,' want Hij is het die zijn
volk redden zal van hun zonden.' Opnieuw dus uittocht, een uittocht uit
de zonden.
Egypte, dat wordt nu gelijkgesteld aan de zonden.
Hij deed de Uittocht als het ware over, en ruilde met ons.
Het is opnieuw een voorbeeld van de wonderbare ruil. Dit hoort ook bij
de strekking van de Christusgeboorte. De ruil dat hij, de Heer,
een knecht werd, opdat wij, knechten, heren mogen worden. Heren niet in
de zin van machthebbers, maar vrije mensen die niet slaafse dienst bewijzen
aan eer, bezit en geweld.
Daarom verkondigen wij de geboren Christus, Hij een knecht geworden, ons
aller dienaar, om ons te bevrijden.
Zingen wij van die wonderlijke ruil het kerstlied gezang 147
TERUG
NAAR DE INHOUDSOPGAVE
|