MOETEN WIJ TEGEN JEZUS OPKIJKEN... ? |
|||||||||
De verkondiging op de Tweede Zondag na Kerstmis |
|||||||||
Matth.
2:23 |
preek
in de
Evang.-Lutherse
Gemeente
Dordrecht
op 2 jan
2005 |
||||||||
Na
zijn
terugkeer
uit
Egypte
vestigde
Jozef
zich
in Nazareth,
opdat
in vervulling
zou
gaan
hetgeen
door
de profeten
gesproken
is,
dat
hij
(dat
is het
kind)
Nazoreeër
zou
heten.
Moeder
de dominee
wist
er geen
behoorlijk
antwoord
op,
dat
viel
me tegen.
Maar
ja,
een
antwoord...
dat
paste
ook
niet
in die
serie...
Het is van alle tijden, de wens om meer te weten over Jezus’ kindertijd. Er waren er die beweerden dat zij daarover een nieuwe openbaring hadden gekregen. Aan die bewering danken we (nou ja, danken...) een flinke hoeveelheid fantasieën over het jonge leven van Jezus. Waarom heeft de oud-christelijke Kerk deze fantasieën veroordeeld? Het moest bovenal gaan om de Christusverkondiging, aldus de Kerkvaders uit de eerste eeuwen. Vervolgens moest deze verkondiging passen bij de Hebreeuwse geschriften, de Joodse boeken in wat wij kennen als het Oude Testament. De evangelisten Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes hebben in overeenstemming daarmee geschreven over Jezus. Denk eens aan de Abraham-vertellingen in het boek Genesis. Vertellingen, ja, op de lagere school kreeg ik uitgebreide verhalen over Abraham te horen. Toch was het eigenlijk maar weinig, achteraf bekeken. Vele jaren uit zijn leven waren zogezegd ‘leeg,’ er gebeurde niets vermeldenswaardigs in. Om maar te zwijgen over zijn kindertijd. Alleen datgene telt, dat Gods bedoeling laat zien en de reactie van Abraham daarop. Geen levensbeschrijving van Abraham, maar de verkondiging van Gods heilswerk via Abraham. Precies zo is het gesteld met de evangelie-verhalen over Jezus. Fantasieën omtrent de kindertijd van Jezus zullen altijd onze aandacht afleiden van waar het evangelie om gaat. Wanneer de evangelist Mattheüs iets schrijft over Jezus als kind, dan sluit zich dat streng en nauw aan bij zijn Torah en Profeten en andere gewijde boeken. Hij modelleert zijn beschrijven aan de hand van zijn bijbel. Hij schépt zelfs nieuwe verbanden: hoort u nogmaals de kanseltekst hedenochtend: Jozef vestigde zich in Nazareth, opdat in vervulling zou gaan hetgeen door de profeten gesproken is, dat hij (dat is het kind) Nazoreeër zou heten. Nazoreeër wil zeggen: uit Nazareth.... ja, maar nu is er een moeilijkheid, en wel deze: nergens heeft ooit een ons bekende profeet gezegd dat de beloofde verlosser iemand uit Nazareth zal zijn. Wie nog zou denken dat hier een biografische notitie door Mattheüs wordt gegeven, een stukje levensbeschrijving, komt nog bedrogen uit ook; het lijkt er sterk op dat de evangelist hier komt met iets dat hij zelf heeft ontworpen. Toch dient hij hiermee de Christusverkondiging. Hij brengt om precies te zijn, twee zaken bij elkaar die enkel op de klank af verwant zijn. Eerst dat Jezus uit Nazareth afkomstig is. Van Nazareth, dat spreek je uit als ‘Nazoreeër.’ Maar er is ook een woord Nazireeër. Dat is heel wat anders. Dat is iemand die (meestal tijdelijk) een soort Joodse bedelmonnik is, iemand die zich niet mooi mocht kappen en kleden en die geen sterke drank mocht nuttigen. In het klassieke Israël kwamen die wel voor, de bekendste waren Simson en Samuel. Wat doet nu de evangelist Mattheüs? Hij maakt van Jezus een Nazireeër en het Nazireeërschap is wel iets dat je in de profetische boeken vinden kunt. Mattheüs maakt van Jezus een Nazireeër door te stellen dat hij een inwoner van Nazareth was. Dat is raar, de beide woorden zijn alleen in klank verwant. Maar dat kon wel in oud-oosterse geschriften. Het dient de verkondiging van de Christus. Hier is geen levensbeschrijving aan de orde. Wel een nadruk op het aangevochten leven, de lijdensgang van de Christus. Een Nazireeër in Israël had geen gemakkelijk leven. Het was een leven van afzien. Enkel gericht op de Heere-God van Israël. Evenzo was de geboorteplaats Nazareth beslist geen aanbeveling voor een Jood. ‘Kan uit Nazareth iets goeds komen..,’ vraagt spottend één van de aanstaande discipelen van Jezus. Nazareth lag in Galilea, en op deze noordelijke provincie van Israël keken de Judeeërs in het Zuiden neer. ‘Het Galilea der heidenen,’ zo luidde een neerbuigende kenschets. De evangelist Mattheüs maakt Jezus tot Nazireeër en zet er het gezag van de profeten achter. Hij doet dat met behulp van de plaatsnaam Nazareth. Waar is dit allemaal goed voor? Om te benadrukken dat al in zijn kindertijd Jezus een leven van lijden aanving. Uit Nazareth afkomstig, en een Nazireeër. Geen grote, indrukwekkende persoonlijkheid... Laten we met dit gegeven verder gaan. Want grote persoonlijkheden hebben de wind mee in deze tijd. In de aflevering van het tijdschrift Intermediair voor deze week zien we op de omslag: de hoofden van acht of negen van zulke mensen; echt ‘kopstukken’ dus... De titel van het artikel luidt: ‘Wie inspireerden ons in 2004?’ Zo gaat het blijkbaar: het moeten kopstukken zijn willen zij ons kunnen inspireren. Ik noem geen namen, maar een ieder hier moet het voor zichzelf eens nagaan: welke grote persoonlijkheid heeft veel invloed op mij gehad? Daar kunnen wij zomaar een geestelijke uitglijder maken. Hiermee is de mens van deze wereldeeuw behept: opkijken tegen grote mannen of vrouwen; hen achterna lopen; roepen dat zij de oplossing brengen van de problemen in ons land. Kijken we zo ook tegen God aan? God zien als een onmetelijk groot wezen of zoiets? Tussen de gruwelijke beelden van de gevolgen van de zeebeving was er een vrouw, uit Sri Lanka. Onder hartverscheurend gehuil riep ze: ‘God, wat hebben wij u misdaan dat u ons zo in de steek hebt gelaten...?!’ Achter haar woorden zit een godsvoorstelling waar ik u voor waarschuw. Ik doe niets af van de eerlijkheid van deze Sri Lankese vrouw en ben begaan met haar verdriet. Maar die godsvoorstelling, die kan ik niet waarderen. Een god die bij de natuur thuishoort en over de natuur zijn macht uitoefent. Zo’n god laat de aarde beven en doet de golven hoog oprijzen. U vindt die beschrijving hier en daar ook in de Psalmen van het bijbelse Israël. Daar ga ik kritisch mee om. Ik kan dit niet belijden. Grondige studie van Oude en Nieuwe Testament laat zien, dat er toch ook voortgang en ontwikkeling is, voortgang in het denken over God, ontwikkeling in godsvoorstelling. Nee, een echte oplossing is dit niet; geen oplossing van de vraag: waar was God gedurende die zeebeving, en toen het water tienduizenden de zee in sleurde... Het is wel een rem op die absurde mening dat God in de natuur te vinden is. Een metertje schuifwerk aan een bodemplaat... was dat misschien goddelijk onderhoudswerk... ? Of is dit soms de werking van het boze in de schepping, waar God machteloos bij staat? In het Nieuwe Testament is de Heere-God geen god van de natuur, maar Hij wil geboren worden temidden van mensen. Hij komt als een pasgeborene, in het vlees en bloed van iemand in Nazareth. Hieraan zien wij hoe Hij een God van de geschiedenis wil zijn. Dat is ook ontwikkeling en ontplooiing in God: Hij wil zo een God van mensen zijn, een menselijke God. De verkondiging van de Kerk biedt geen oplossing van wereldraadselen en natuurdrama's ... De natuur is wreed, God in Christus is liefde. Hij ontfermt zich over al die hulpelozen en wanhopigen op Sumatra, Sri Lanka en andere zwaargetroffen gebieden. Het gaat alleen anders dan op de wijze die wij zouden wensen, namelijk ook weer via de natuur. Klein
berichtje
tussen
al
dat
schokkende
nieuws:
het
straatarme
Afrikaanse
land
Mozambique
heeft
$
100.000
geschonken
aan
de
hulpverlening.
Voor
dat
land
ontzettend
veel.
Kijk,
dat
is
liefde
en
mededogen. Op
zondagen
in
het
verleden
heb
ik
u
al
gezegd,
dat
de
Heer
en
Vader
van
de
Christus
Jezus
géén
God
van
de
natuur
is.
Hij
is
een
God
van
de
geschiedenis,
en
Hij
laat
zich
juist
kennen
in
een
pasgeborene.
Ook
dat
kind
Jezus
uit
het
evangelie
van
deze
zondag:
dat
moest
vluchten
met
Jozef
en
Maria
naar
Egypte!
Een
gang
door
de
geschiedenis! Net
zoals
Mattheüs
de
samenhang
tussen
Nazareeër
en
Nazireeër
construeerde,
zo
ook
is
het
verhaal
van
de
vlucht
opgebouwd
aan
de
hand
van
het
bijbelboek
Exodus.
Zoals
daar
de
pasgeboren
jongetjes
op
bevel
van
de
almachtige
Farao
in
Nijl
geworpen
werden,
zo
doodt
koning
Herodes
de
pasgeborenen
in
Bethlehem.
Het
zijn
de
kleinen
en
de
zwakken
die
het
meest
te
lijden
hebben,
en
aan
hun
kant
staat
de
Heere-God. Het
geboren
Christuskind
wordt
als
een
tweede
Mozes
gespaard.
Net
als
Mozes
keert
Jezus
terug
naar
het
land
dat
Israël
beloofd
is. Het
begint
bij
een
pasgeborene,
het
begint
niet
bij
een
grote,
indrukwekkende
persoonlijkheid.
Prik
daar
toch
eens
doorheen,
door
die
grote
persoonlijkheden.
Zij
delen
uw
aangevochten
bestaan
niet,
zijn
niet
dicht
bij
u
in
uw
verdriet,
gemis
en
angst. Jezus
heeft
het
kind-zijn
nooit
helemaal
afgelegd. Zingen wij van deze heiland die zelf in ons midden zo onbekend is, ons lied, het is gezang 162. |