INDIEN U ZICH NIET BEKEERT ...

 

De verkondiging op de Op 2 na laatste zondag van het Kerkjaar

Lukas 13: 1-5

 


preek in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht
op 11 november 2001
 

In het Lukas-evangelie, hfst. 13, horen we dat Jezus het bericht kreeg, dat de Romeinse landvoogd Pilatus een aantal Galileeërs had laten afslachten. Blijkbaar riep dit de vraag op, of deze Galileeërs dat aan hun zonden te danken hadden. We horen dan Jezus antwoorden:

(2) ... Meent u, dat deze Galileeërs groter zondaars waren dan alle andere Galileeërs, omdat zij dit lot hebben ondergaan?
(3) Neen, zeg Ik u, maar als u zich niet bekeert, zult u allen evenzo omkomen.
(4) Of meent u, dat die achttien, op wie de toren bij Siloam viel en die erdoor gedood werden, schuldiger waren dan alle andere mensen die in Jeruzalem wonen?
(5) Neen, zeg Ik u, maar als u zich niet bekeert, zult u allen evenzo omkomen.


Deze woorden van Jezus zijn op het eerste gehoor heel wat zwakker dan de inhoud van de Evangelielezing van de zondag. In die vaste lezing gaat het over oorlogen en geruchten van oorlogen, hongersnoden en aardbevingen, wreedheden en vervolgingen die over de Gemeente van Christus komen, en zo meer.
Daarbij vergeleken is de inhoud van de kanselteksten heel wat tammer. 't Gaat immers over klein aantal mensen?
En toch moeten we er zo niet over denken.

Natuurlijk schrikken we van de omvang van een catastrofe op wereldschaal, of een ramp die stadsdelen treft, zoals op 11 september in New York en Washington. Maar als er, bij uw afwezigheid, op uw huis een stuk van een vliegtuig valt? Bent u terug en komt u tot de ontdekking dat er van thuiskomen geen sprake meer is... Zoiets blijft nog taaier in uw geheugen vasthaken dan die aanslagen op 11 september doen.

Waarschijnlijk gaat Jezus daarom door op die boodschap over de vermoorde Galileeërs. Verder betrekt hij er bij de 18 slachtoffers van het omvallen van een Jeruzalemse toren.

In geen geval wil Jezus toegeven aan het diepgewortelde vooroordeel, dat zij zondaren geweest zijn die om hun eigen schuld gestraft zijn. Maar, dáár hebben wij wel vrede mee; we vinden het een prima standpunt van Jezus.

Een probleem wordt het pas, wanneer we horen hoe Jezus verder gaat. Hij zegt tot de omstanders: "Nee, maar als u zich niet bekeert, dan zult u op soortgelijke manier omkomen!"
Nou, dát is wat! Is dit wel de Jezus zoals wij hem kennen? Of moeten we ons idee van Jezus bijstellen, en erkennen dat hij heel hard kon zijn?
Mij dunkt, dit is teveel een poging om Jezus te integreren, op te nemen en te verwerken in ónze mentaliteit. Beter is het, te kijken naar de wortels waarop Jezus gestoeld was, de traditie van waaruit hij leefde.


Jezus spreekt hier profetisch. Profeten in Israël zijn geen toekomstvoorspellers, maar zij verkondigen het Woord van God. Zij roepen op tot bekering en doen dat scherp. Begrijpend luisterende pastors zijn zij niet. Zij zijn confronterend, dan wil zeggen: zij houden hun hoorders hun daden van machtsbegeerte en machtsmisbruik voor, zij laten hun pijnlijk voelen, hoever zij zijn afgedwaald van de Heere-God van Israël.
Profeten zijn scherp, en schromen niet om zeer dreigende taal te gebruiken. Maar die is niet bedoeld als toekomstvoorspelling. Die dreigende taal moet de hoorders aan het schrikken brengen en tot nadenken stemmen. Vorig jaar heb ik u uitgelegd, dat de profetie niet moet uitkomen, maar wel moet aankomen. Het moet de hoorders ráken... .

Dit wetend kunnen we Jezus volgen wanneer hij aanleiding neemt uit de slachting van de Galileeërs en het omkomen van 18 mensen onder een toren.
Dit gebruikt hij als voorbeelden, niet als voorspellingen. Daarom is het slecht bijbelgebruik van enkele evangelisten op en rondom het eiland van Dordrecht, evangelisten die de aanslagen van 11 september herleiden op Gods straf over de zonden van de westerse mensen. Van dit bijbelgebruik is Jezus niet te betichten. Wat overigens niet ontkent dat het hard overkomt wat Jezus zegt: 'U zult op soortgelijke manier omkomen wanneer u zich niet bekeert.'

Jezus neemt als het ware het risico van een schok die hij teweegbrengt bij zijn hoorders. Maar zijn boodschap is vanuit de profetische traditie van Israël wel duidelijk: 'U hoeft het zover niet te laten komen! Bekeert u tot de God van uw vaderen, de God van gerechtigheid en barmhartigheid.'


Die boodschap, die oproep tot bekering, blijft actueel en klemmend. Een oproep, belangrijker dan de vraag of God het was die de vliegtuigen op 11 september heeft laten invliegen op de wolkenkrabbers in New York en op het Pentagon in Washington.

Jezus wandelt in een oosterse stad
 

Jezus was in verschillende opzichten een kind van zijn tijd, maar uit niets maak ik op dat hij geloofde dat Gód die toren in Jeruzalem had omvergeduwd.
Het is misschien wat te veel op de veronderstellende toer, maar ik waag de gedachte uit te spreken, dat de slachting van die Galileeërs en het omvallen van die toren toch gevolgen waren van eigen, welomschreven daden.
Dan moeten we niet zeggen:deze mensen waren grote zondaren, ze waren slecht, want dat is veel te algemeen. Dat zegt toch niks?
 
Jezus mist bij hen en bij zijn hoorders hetzelfde, namelijk: bekering. Hij mist een levende band met de Allerhoogste, een oriëntatie op Hem die als vrucht een leefstijl heeft die heilzaam is.
Een hele groep Galileeërs gedood door de landvoogd Pilatus. Ja maar u denkt toch niet dat die Pilatus voor tijdverdrijf en vermaak een slachting aanrichtte? Dát was riskant, dat kon opstand tot gevolg hebben.

Maar deze mensen zouden Zeloten kunnen zijn geweest, verzetsmensen tegen de Romeinse bezetters.
Naar alle waarschijnlijkheid hebben deze mensen door het agressief combineren van godsdienst en politiek de landvoogd geïrriteerd. Tegen zúlk gedrag staan in de profetische boeken op verschillende plaatsen waarschuwingen.

En dan die toren die omvalt - daarbij moet ik denken aan wat in menige oosterse stad oogluikend toegestaan wordt: het veel te hoog bouwen op veel te fragiele fundamenten. Ja ik weet het, het is maar een veronderstelling, maar Jezus zelf heeft zich kritisch uitgelaten over de bouwzucht en het aangapen van mooie tempelgebouwen in Jeruzalem. Dat was een trots op de uiterlijke vorm die niet hoorde bij een levende band met de Heere-God van Israël. Op die manier houden we de beide voorbeelden uit de kanselteksten dicht bij de oproep tot bekering.

Het is Jezus dus niet te doen om mensen tot zondaren te verklaren of hen in algemene schuld neer te drukken. Waar het bij u aan schort, zo wil hij zeggen, is een levende, vruchtbare oriëntatie op de God van uw vaderen. We kunnen denken aan een van de hoofdpunten uit de prediking van zijn voorloper Johannes de Doper: 'Brengt dan vruchten voort, der bekering waardig!"

Het lijkt dat Jezus het zijn hoorders niet gemakkelijk maakte. Maar probeer u te verplaatsen in deze mensen. Bedenk, hoe fris en duidelijk de woorden op hen zijn overgekomen.
Jezus pint mensen niet vast op hun schuld. Hij zegt niet, dat sommigen mensen best en braaf zijn maar andere slecht en ongelovig. Hoe zou hij het kúnnen zeggen? Jezus weigert, op grond van de misère van sommige mensen, conclusies te trekken aangaande hun geloof of zedelijk leven.
Daarentegen wijst hij wel ieder van ons op onze eigen verantwoordelijkheid.

En dat onheil zoals een slachting of een omvallende toren dan? Jezus zegt: 'Als u zich niet bekeert, zult u op soortgelijke wijze omkomen.' Dus toch een bedreiging in het algemeen?
Nee, want ten eerste is dit geen toekomstvoorspelling. Het al dan niet uitkomen ligt in hoge mate aan óns.
Je kunt zó op jezelf gefixeerd leven, dat je onheil naar jezelf toetrekt, over jezelf afroept. Maar dat onheil is dan een kwalijke vrucht van een leven dat geen oriëntatie kent. Het woord oriëntatie komt van oriens, het licht dat opkomt in het oosten. Een mens die denkt, zichzelve genoeg te zijn, geen ijkpunt buiten zichzelf nodig te hebben, geen lichtpunt om zich aan te oriënteren, komt uiteindelijk zichzelf keihard tegen...
Naar Jezus' onderwijs is een levende band met de Allerhoogste de bron en de drijfveer van een rechtvaardig leven, een leven van heelheid, vrede. Het is dan geen garantie dat ons geen onheil treffen zal.
Wel mogen we oprecht en met een eerlijk geweten rekenen op Gods nabijheid en kracht. Wij blijven bij Hem, want Hij is overwinnaar van het kwade.

Zingen wij daarvan gezang 296

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE