GEEN MORAAL ZONDER HOOP

  Op twee na laatste zondag van het kerkjaar 2003
 
Paulus' apostolisch
vermaan


I Thessalonicensen 5 : 14-18,24
klik hier voor de teksten waarin 'vermanen' voorkomt

 
 

In de afgelopen jaren ging de verkondiging op een zondag als deze, aan het einde van het kerkjaar, over wat men noemt 'de laatste dingen.'
Toekomstverwachting is heel belangrijk in het christelijk geloof, en dat komt door de joodse wortels van dat geloof. Het christelijk geloof is, net als de overtuiging van vele praktiserende joden, geen wereldbeschouwing. Het gaat dus niet om een verklaring van de oorsprong aller dingen, of om beschouwing over het goede en het kwade, of over de zonde en waar die toch wel uit voortkomt.
Gelovige joden en christenen zien uit naar verlossing en zoeken naar een levensweg in de verwachting van die verlossing.
Hier is het raamwerk waarbinnen de apostel Paulus een eigen stijl van aanspreken beoefent. Hij spreekt de eerste christelijke Gemeenten aan, en die van de Thessalonicensen is er één van.
Op het eerste gehoor lijkt Paulus te moraliseren: de ongeregelden terechtwijzen, de zwakken steunen, niet kwaad met kwaad vergelden, het goede doen, blij zijn en altijd bidden... Enzovoorts.
Prachtig, zou je zeggen. Hele mooie instructies voor een gezond gemeenteleven. Komen altijd van pas... tijdloos, altijd geldend...
Wie dit zegt, bedoelt het goed, maar heeft het mis. Het is niet algemeen geldend, we moeten deze apostolische vermaningen laten staan in het verband van de eerste brief aan de christenen te Thessalonica.
Dit is een van de oudste brieven van Paulus, waarschijnlijk een twintig jaar ná de prediking van Jezus onder zijn volksgenoten.
Twintig jaar later, dat is erg weinig, en dus is de heilsverwachting van Jezus nog heel zuiver aanwezig. We lezen daarvan in die eerste Thessalonicensen-brief.
De christenen in Thessalonica verwachtten een spoedige wederkomst van de Heere Christus. Ze gebruikten in de verwoording van die verwachting toenmalig bekende en aanvaarde beelden. Bijvoorbeeld een wolk als voertuig, de bliksem, de engel met de bazuin.
De Christus Jezus zou dan de nieuwe wereldeeuw inluiden. Maar zover was het nog niet, toen Paulus zijn brieven naar Thessalonica schreef.
Hoe moeten zij zich gedragen, hoe zullen zij leven, terwijl zij eigenlijk met hun geloofsgedachten al met de wereldeeuw die aanstaande is, bezig zijn...?
Dan komen de apostolische vermaningen van Paulus, niet als algemeen geldende adviezen. Ze zijn bedoeld om het vol te houden als Gemeente van Christus in de laatste dagen van de huidige wereldeeuw.
Een Gemeente met heilsverwachting! Anders gezegd: alleen de hoop en de heilsverwachting geven deze Gemeente het doorzettingsvermogen om in deze tijd staande te blijven.

Algemeen geldende richtlijnen voor goed en kwaad, de moraal, hoe christelijk ook van gehalte, schieten tekort.
Vorige week heeft premier Balkenende in de Eerste Kamer van ons Parlement een plan verdedigd. Hij wil iets in het voorwoord van de toekomstige Europese Grondwet opnemen. Een verwijzing naar de joods-christelijk traditie. De joods-christelijke traditie als een belangrijke bron van de Europese beschaving.
Deze pleitrede past prima in het gedachtegoed van het cda, de partij van Balkenende. Daar zijn normen en waarden erg belangrijk. Wanneer partijleiders op tournee zijn, benadrukken zij hoeveel moeite het cda zal doen om de aloude normen en waarden in ere te herstellen. Altijd weer goed voor flink wat stemmen, stemmen van mensen die later steevast verzuchten, dat het weer niet heeft geholpen.
Hoe komt dat toch... Die normen en waarden zijn prima, daar ligt het niet aan... of wel?
Nee, moreel hoogstaande instructies en hartelijke adviezen zijn op zichzelf goed. Maar wat hebben mensen er aan wanneer ze geen hoop en verwachting koesteren?

U bent ontstemd over landgenoten die door hun gedrag laten merken dat ze met niets en niemand rekening willen houden. Alleen hun eigen belang telt.
U bent boos op jongeren die van alles in de stad vernielen, omdat het (denken ze) toch van niemand is. De politie moet ze oppakken, ze moeten worden opgesloten, er moet ander onderwijs komen, hun moeten normen en waarden worden bijgebracht...
Ja, zo blijven er tienduizenden ambtenaren, politiemensen, welzijnswerkers en onderwijsgevenden aan het werk. Soms worden er kleine succesjes geboekt, maar wezenlijke verbeteringen komen er niet. Ze zijn er ook nooit geweest op die manier. Een samenleving is niet maakbaar, mensen kun je niet van buitenaf veranderen.
Wanneer u en ik geen hoop en verwachting koesteren, waarvoor zullen wij ons druk maken behalve dan voor onze buik en portemonnee die allebei vol moeten zijn?
Maar als onze geesten leeg zijn en onze harten koud? Het beste onderwijs en de mooiste normen en waarden zullen tekortschieten.

De christenen in Thessalonica hadden iets om naar uit te zien, om op te hopen. Zij verwachtten de komst van het Rijk Gods, de wederkomst van Christus, de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.
Ja, sommige kanten hiervan zijn gebonden aan de ideeën van die tijd.

 
Maar die eerste christenen hádden tenminste wat om zich aan te laven en zich mee te vertroosten.
Had dit vervolgens tot gevolg dat zij zich terugtrokken uit het dagelijks leven? Dat zij op een kluitje bleven zitten, geïsoleerd, en dat 'gemeenteleven' noemden?
Nee, lees die eerste Thessalonicensen-brief en u ziet,
dat zij in deze wereldeeuw een beroep wilden beoefenen. Zij vormden geen sekte door al hun bezit te verkopen en werkeloos te zitten afwachten totdat de wereld zou vergaan.
De eerste christenen hebben zich nooit teruggetrokken uit de wereld, zoals later kluizenaars of lieden als Simeon de pilaarzitter, een overvroom type die een half mensenleven hoog op een afgeknotte pilaar zat, ver boven het aardse gewoel.
De christenen in Thessalonica wilden in hun gedrag rekening houden met de hoop die zij koesterden.
De levensstijl en de gedragingen die de apostel Paulus aanbeveelt, hóren daarbij.
Elders schrijft hij, dat de gemeenteleden bezit mogen hebben maar dan zó, alsof zij het niet bezitten. Met andere woorden: het mag geen deel van jezelf zijn.
 
Simeon de pilaarzitter

 

Christenen zijn nieuwe mensen, dat betekent dat zij hun identiteit niet ontlenen aan hun eigendommen, zelfs niet aan hun partner of kinderen. Ja ook dat laatste. De apostel Paulus verrichtte zijn zendingsarbeid als ongehuwde, en hij beval het ongehuwd-zijn aan. Aan de gehuwden schreef hij: je moet een echtgenoot hebben alsof je die niet had. De tijd is kort, zo motiveert hij deze merk waardige instructie. Het is de tijd die deze wereldeeuw rest. Heb niet teveel bindingen en niet teveel ballast.
Maar nogmaals: bij de eerste christenen geen wereldmijding, maar een verstandige omgang met bezit en getrouwd-zijn. De tijd is kort...
Al Paulus' instructies, zijn apostolisch vermaan, ze zijn niet algemeen geldend, maar deel van zijn heilsverwachting.
En nogmaals: het is geen wereldmijding. De eerste christenen hebben een dienend leven geleid, van dienst aan deze wereld. Maar dan wel geïnspireerd door de prediking van het komende Rijk Gods, de naderende nieuwe wereldeeuw.
Het is dus niet een soort liefdadigheid, die dienst, maar van een geheel eigen soort. Het hoort bij de prediking van Gods beloften.
Ook nu zijn ze geldig. Zeg niet: het duurt zo lang, er komt toch niks van terecht. Niemand kan dat met zekerheid zeggen, dat er niks van komt.
Een levensstijl die rekening houdt met een nieuwe hemel en een nieuwe aarde is echt wervend. Laten de mensen buiten de Kerk maar eens zien, dat u hoop en verwachting koestert.
We hebben dat niet van onszelf. Jezus is ons daarin voorgegaan. Zijn wederkomst is niet vrijblijvend, iets dat toch wel ver voor ons ligt. Het legt nu al beslag op ons. De oud-christelijke prediking laat hem zeggen: ‘Zie ik kom met haast!' Daarbij de woorden van de apostel Paulus: ‘De tijd is kort...'
‘Ik kom met haast...,' – wij hebben elke seconde te zien als een poort waardoor de Christus binnenkomt.
Op het hier en nu breekt de koningsregering van zijn hemelse Vader al binnen.

Van Christus' komst zingen wij gezang 296

TERUG  NAAR  DE  INHOUDSOPGAVE