HET AMBT EN DE GEHEIMENISSEN

 

De verkondiging op de Derde zondag in de Advent

I Korinthe 4:1

Zo moet men ons beschouwen: als dienaren van Christus, aan wie het beheer van de geheimenissen Gods is toevertrouwd
.


preek in de Evangelisch-Lutherse Gemeente Dordrecht
op 14 december 2003

Vandaag hebben wij onze br. Van den Bos bevestigd, want u als Gemeente hebt hem gekozen als bijstander bij het Openbare Ambt van Verkondiging.
Daarom is op hem van toepassing, hetgeen vanochtend Paulus zegt: Wij zijn dienaren van Christus aan wie het beheer van de geheimenissen Gods zijn toevertrouwd.
Deze dienaren moeten aan de vereiste voldoen:
betrouwbaar te blijken. Maar de uiteindelijke beoordelaar van die betrouwbaarheid zijn niet de mensen, maar dat is God. Uiteindelijk zal de
Heere-God alles aan het licht brengen. Aldus Paulus.

 

De Kerk heeft deze lezing gezet naast het verhaal van Johannes de Doper in de gevangenis. Johannes de Doper twijfelt; hij twijfelt, of Jezus van Nazareth wel de Christus is; hij twijfelt ook aan zijn eigen Verkondiging. Want hij heeft Jezus gedoopt en aangewezen als de Christus. Kortom, hij vraagt zich af of hij wel een
betrouwbare dienaar van Christus is geweest… zo zitten we in het hart van de Episteltekst van deze zondag.

Twijfel… Geloven in God en in Christus, en er ook naar leven, dat kan heel wat van ons vergen.
In de Episteltekst van deze zondag gaat het over 'dienaar van Christus zijn'– dat lijkt een grote opgave. Als Gemeente zijn ook wij dienaren van Christus.

Niet in die zin, dat u elk moet gaan preken, het woord voeren in de uitleg van de h. Schrift.
U hoeft uzelf niet meer als enkelingen aan te merken, maar mag uzelf zien als één lichaam, de Kerk, het lichaam van de Heer, lichaam van Christus.
Als lichaam van Christus hebben wij wel degelijk de opdracht tot verkondiging, in woord en daad.
In de Kerkorde van de Evangelisch Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden lezen we, dat aan heel de gemeente het Openbare Ambt der Verkondiging is toevertrouwd. Een kerkenraadslid is bijstander daarbij; helpt u en ook mij in die taak.

De drie afzonderlijke synoden, gereformeerd, hervormd, luthers, deze drie hebben definitief besloten, dat volgend jaar mei de Protestantse Kerk in Nederland een feit zal zijn. Zal het veel uitmaken wat het ambt van predikant en kerkenraadslid betreft?
Waren er verschillen die nu niet meer belangrijk zijn?
Niet meer belangrijk? Dat valt nog te bezien.
De nieuwe PKN wordt wel een domineeskerk, net als nu de calvinistische kerkgenootschappen zijn.

Klein voorbeeld daarvan, klein, maar met grote achtergrond.
Wat gebeurt er in de calvinistische kerken ‘s zondags, wanneer de Eredienst begint? De dominee met de kerkenraad komt het kerkgebouw binnen, en onmiddellijk gaan al de kerkgangers staan. Waarom doen ze dat, en waarom gebeurt dat hier niet...?

Daar doen ze dat, want de ambtsdragers komen binnen.
Hier gaat u niet staan, want de ambtsdragers zijn al binnen. U bent dat allen. Het verschil tussen u en de kerkenraad en predikant is niet dusdanig principieel dat u voor hen opstaat.
De predikant is een voorganger in het ambtswerk waarvan u elk een stukje draagt. Het kerkenraadslid is bijstander bij dat ambtswerk. Hij of zij helpt de predikant en de Gemeente in de vervulling van het ambtswerk.
Voorop gaat het Woord van God dat dit ambtswerk in het leven heeft geroepen. Vandaar het gezegde:
niet het ambt maakt het Woord, het Woord maakt het ambt.
Zoals de tekst hedenochtend zegt: het ambtswerk is aan de geroepen dienaren van Christus toevertrouwd.

Het Openbare Ambt der Verkondiging toevertrouwd! Ik gebruik hetzelfde woord als uit vers 1 van Episteltekst van deze zondag: aan de dienaren van Christus is toevertrouwd het beheer van de geheimenissen Gods.
De geheimenissen Gods, wat zijn dat? In het oorspronkelijke, de Griekse tekst, staat het woord mysteriën. Daarvan was de hele oude wereld rond de Middellandse Zee vol. Talloze mensen in de laatste eeuw voor Christus hingen één van de mysteriëngodsdiensten aan. Belangrijk in dat soort godsdiensten was de inwijding: een ritueel, een indrukwekkende plechtigheid. Daarin kwam de gelovige te weten, wat de diepste waarheden van die godsdienst waren. Ook werd de gelovige in een wezenlijke verbondenheid met de godheid gebracht, dat allemaal door geheime rituelen. Die plechtigheid noemen we het mysterie, want het moest voor de buitenwereld geheim blijven. Bovendien was al wat de godheid van jouw godsdienst gedaan had, op zich al een mysterie, een geheimenis.
Die inwijding zat vol met symbolen en ingewikkelde gebaren en gedragingen. Je kon niet buiten een inwijder, een priester meestal. Kijk, en daar kan het probleem beginnen… .

De eerste die mij hierover aan het denken heeft gezet, is een Chinese restauranthouder in Rotterdam.
Mijn vrouw en ik kunnen aardig met deze eigenaar praten. Hij vindt mijn werk als predikant interessant, maar zegt er direct bij: "Ik geloof niks, en weet u waarom? Ik heb er moeite mee dat je in de godsdienst afhankelijk moet zijn van de deskundige… ."
Dit heeft mij aan het denken gezet. Inderdaad was het bij de oude mysteriëngodsdiensten zo, dat je buiten een priester om geen stap verder kon komen. Maar als dat dan ook zo is bij het christelijk geloof?
Zijn er dan dienaren van Christus die exclusief geroepen zijn om boven een gemeente te staan? Er boven staan niet alleen in het bestuur, maar juist ook in de prediking?
Zou dat de uitleg zijn van de Episteltekst van deze zondag, het toevertrouwd zijn van het beheer van de mysteriën Gods? In dat geval wordt u, als gemeente, aangemerkt als onmondigen, als leken.
Goed, laat het zo zijn dat de apostelen, Paulus en de andere eerste predikers van Christus wel begonnen zijn met een voorsprong op de gemeenten die zij stichtten. Maar het was toch niet de bedoeling, dat dit zo blééf…? Dat er leiders bleven optreden met een enorm overwicht aan kennis en macht?
Daarentegen is het in de oudchristelijke gemeenten altijd de opzet geweest om de gelovigen te laten groeien, groeien in kennis en verantwoordelijkheid. Het is nooit de bedoeling geweest om de mysteriën Gods te zien als het terrein van de geestelijkheid. Dat kon ook niet, want die mysteriën, die verborgenheden Gods, hadden heel het volk van God op het oog, en heel de Kerk.
Wanneer de Heere-God ons iets in beheer heeft gegeven, dan is dat allereerst iets van Hemzelf voor ons: in dit geval het Evangelie. Hier krijgt het de mooie betiteling: ‘geheimenissen Gods'.
Die uitdrukking geheimenissen of verborgenheden wil niet zeggen, dat we er pas na het ondergaan van rituelen er iets van te weten komen.
Nee, de Kerk moet van haar Liturgie niet een geheimzinnig ritueel maken. Dan geven we toe aan de mode...
Het raakt weer in de mode, nu. Ik las over Wicca, een nieuwe vorm van hekserij, heel erg populair bij jonge meiden. Ze bedoelen het goed, hoor, het gaat hun om de natuur, om een leven dicht bij de elementen van waaruit alles bestaat. Maar ook hier zijn volop rituelen; ze moeten worden ingewijd, door verder gevorderden, door deskundigen.

Wat zijn de mysteriën binnen het christelijke geloof dan?
De mysteriën zoals Paulus ze bedoelt zijn de niet met het verstand te bevatten heilsdaden van de Heere-God. Wij gaan binnenkort ook weer een mysterie, een geheimenis vieren: dat de Heere-God menselijk vlees en bloed op zich genomen heeft in de geboorte van Jezus in Bethlehem.
Ons, als de hele gemeente, is opgedragen om dat geheimenis te beheren. Ons leven, in woord en daad, moet in overeenstemming zijn met het wonder van de vleeswording van het eeuwige Woord.
Heeft dat geheimenis indruk op ons gemaakt, heeft het geloof bij ons gewekt, dan zal dit zeker ons leven veranderen. Het aardse bestaan, lichamelijk en geestelijk, is door de Allerhoogste zelf op zich genomen. Voor ons mag dat tot gevolg hebben, dat wij respectvol met deze aarde en met elkaar omgaan. Betrouwbaar zijn, zegt Paulus, dat is wat wordt verwacht van een evangeliedienaar als mens.
Nu, in onze situatie als lutherse gemeente, is die betrouwbaarheid een zorg van ons allemaal. In de gemeente moeten wij betrouwbaar met elkaar omgaan, elkaar hooghouden en ‘de één achte de ander uitnemender dan zichzelf', een opgave, omdat we telkens de neiging hebben, eigen mening en eigen gedrag als voortreffelijk te beschouwen. De Adventsverkondiging moet ook klinken uit Paulus' verzekering, dat al Gods beloften ja en amen zijn in Christus. Zo zien we, dat Gods betrouwbaarheid af te meten is aan het leven en sterven van Christus en dat Hij van Godswege ons wordt verkondigd als de levende Heer.
Het is niet een bepaald idee, een gedachtegang. Want dan hangt het uiteindelijk toch weer af van ons.
Daarentegen is Christus de waarachtige en betrouwbare mens. Hijzelf is onze Hoop. Door Hem mag de wereld hopen op recht, vrede en geluk. Hij is een bron van waaruit wij inspiratie putten, voor onze daden.
Op deze roze zondag Gaudete vieren wij, hoe Hij als de rozerode dageraad de zwarte schaduwen van de wereldnacht verdrijft - daarvan zingen wij Gezang 124

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE