Geen vals getuigenis tegen Gods oogappels

 

De verkondiging op de Vierde zondag na Trinitatis

Tekst Exodus 20:16

preek in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht op 9 juli 2006


Gemeente, de overbekende Tien Geboden – die in de Torah de Tien Woorden heten – zij blijken in een opeenvolging te staan, een opeenvolging die zelf al een uitlegsleutel is.
Opnieuw zult u horen hoe belangrijk toch die volgorde één tot en met tien is. Want het gaat daarin over een dynamiek, een levende beweging van de Heere-God tot de naaste.
Zoiets is toch niet mis, God en de naaste, dat is immers een tweespan dat onmisbaar is...
Verzetten wij ons tegen de Heere-God van Israël en erkennen wij Hem niet als onze Bevrijder, dan verhinderen wij onszélf om onze naaste te kennen.
De Tien Woorden zijn een eenheid, ze zetten in met de bevrijdende Heer, ze lopen uit op de naaste in ons leven. Zij horen bij elkaar, zij blijven bij elkaar. Voor enkel een oproep tot medemenselijkheid (hoe waardevol ook) komen wij niet in de Kerk.
Weest kritisch jegens een medemenselijkheid-prediking waarin de eenheid van God en naaste afwezig is.

Wat gaat er vooraf aan het 9de der TW, ‘Gij zult geen vals getuigenis afleggen tegen uw naaste' ?
Het 6de, het 7de en het 8ste zijn hier heel precies op betrokken.
Het moorden, het sexueel misbruiken, het stelen van mensen, alle drie en stuk voor stuk maken het onmogelijk om de naaste te ontmoeten.
U zou uw eigen broeder verhinderen, uw naaste te worden, wanneer u hem doodslaat, als voorbeeld: Kaïn en Abel! Uw levenspartner kunt ge verhinderen dat die uw naaste wordt, door die te gebruiken als lustobject. Waarschuwingen volop in Paulus' brieven.
En dan die miljoenen loonslaven, en armen in ontwikkelingslanden. Kunnen zij onze naasten worden? Kunnen dezen ons naastbij komen, of zelfs te na? Hebben zij ons iets te zeggen, iets te geven? Kortom: kan door deze mensen de HEER tot ons komen?
De naaste... veel meer dan de medemens; het is de ander naast mij, soms mij te na... Maar altijd de ander via welke de Heere-God zelf tot mij komt, tot mij spreekt en mij raakt.
Wil ik dat, wilt u dat? De praktijk leert helaas van niet. Wat doen wij dan? Wij gaan een vals getuigenis afleggen jegens die naaste, want in wezen lusten wij hem/haar niet... Voorbeelden:

‘We kunnen niks doen aan al die aanslagen en moordpartijen; 't zijn mensen van heel andere cultuur en ze zijn nou eenmaal zo...'
Vaak is dat een vals getuigenis, dan zijn wij er van af.

‘Ze is onzedelijk, ze heeft het zelf uitgelokt...,' dat is meestal een vals getuigenis jegens de zwakste bij sexueel misbruik...

Of: ‘Hij is lui, hij heeft het aan zichzelf te wijten dat hij geen werk heeft, en dat hij altijd zonder geld zit.'
Ook dat is vaak een vals getuigenis dat de rijken onder ons zeer goed uitkomt.

Elk vals getuigenis heeft als bedoeling, ons niets te hoeven aantrekken van de ander die in ons leven komt.
U weet toch hoe moeilijk het is gesteld met de Dienst aan de Heere-God, en navenant de liefde tot de naaste. Het zijn geen vanzelfsprekendheden, dat zijn ze ook nooit geweest.
Een oude gereformeerde catechismus zegt: ‘Wij zijn van nature geneigd, God en de naaste te haten.'
Is dat zo? Ja en nee...! Het wil niet zeggen dat het in 't algemeen met ons hopeloos is, dat wij eigenlijk verdoemd zijn. Maar het is wel waar gezien vanuit het geloof, vanuit het vertrouwen, gered te zijn.
Pas door het geloof kunnen wij erkennen, dat wij onszelf voortdurend in het licht staan. Wij zien steeds scherper, dat wij de neiging hebben, onze bevrijding te beschadigen, ja soms in gevaar te brengen.
Wat betreft onze naaste doen wij dat, door jegens hem/haar een vals getuigenis af te geven. Want dan hebben die naaste op een afstand, dan hebben we er geen last van, en hebben wij onszelf een houding gegeven: zelfrechtvaardiging heet dat.

Een vorm van vals getuigenis op wereldschaal is het antisemitisme. Van tijd tot tijd hebben oosterse en westerse volkeren de Joden niet geduld. Om hen klein te houden of weg te krijgen legden zij een vals getuigenis af jegens hen. Hierover is vorige maand professor Van der Horst in het nieuws gekomen. Hij is een hoogleraar Nieuwe Testament in Utrecht die met pensioen ging. Voor zijn afscheid schreef hij een rede, maar mocht die niet volledig uitspreken.
Uit angst voor verzet en mogelijk terreur door moslims, dwong de leiding van de theologische faculteit hem, een deel te schrappen. Wat niet uitgesproken mocht worden waren de vele voorbeelden van haat en laster jegens de Joden.
Zo is het de eeuwen door gegaan. Zij die opkomen voor de veiligheid en de rechten van de Joden, wordt de mond gesnoerd. Hoe komt dat toch, dat juist dit ene volk zo verschrikkelijk geleden heeft en dat het zelfs geen pleitbezorgers mag hebben?
Als er één volk is dat gebukt gaat onder vals getuigenis, dat zijn het de Joden. Zij moesten zondebok zijn, de underdog, en zo kwam hun anders-zijn hun duur te staan. Anders-zijn, omdat zij hun vertrouwen stelden op de Heer, de God van Israël, die zo anders is dan alles wat zich als god voordoet.
Hierdoor kwamen zowel Joden als eerste christenen in een uitzonderingspositie terecht. Het lag niet in de aard van hun overtuiging, om hun positie en rechten met geweld te verdedigen.
De Kerk verkondigt Christus, hij, een zoon van Israël, zélf bespot en gesmaad. In zijn Bergrede sprak hij een zaligspreking uit over zijn leerlingen die te lijden hadden van liegen en kwaadspreken om zijnentwil. Dat gaat over de piepjonge Kerk, in haar verhouding tot de wereld.

Wij mogen als Kerk best wel gevoelens van eigenwaarde koesteren, mits dat een gezónd gevoel van eigenwaarde is. Gezond is het als het overeenkomstig Gods roeping is. De roeping om te zijn tot heil van deze aarde. Maar deze opdracht heeft als neveneffect, dat de Kerk, haar evangelieprediking en haar evangelische praxis niet echt serieus worden genomen. Zij kunnen zich niet met wereldlijke middelen handhaven en worden daarom al snel gezien als eigenlijk maar overbodige folklore. ‘Alles van waarde is weerloos,' aldus een dichtregel van Lucebert.
Het zijn de weerlozen voor wie de Christus Jezus opkwam. Voor hen die zich niet verdedigen kunnen, die het slachtoffer zijn, de zwakken die onder vals getuigenis gebukt gaan.Goddank gaat het in de Tien Woorden om beloften die de Heer waar maakt. Hij die zijn volk heeft gevoerd uit Egypte, schept ook een leven dat niet hoeft te vervallen aan allerlei onmenselijk gedrag. Voor de vermoorden, de verkrachten, de vervreemden is het Pasen geworden!
Dit is Evangelie voor kwetsbare, geringe mensen. De Messias draagt immers de zonden, smarten en krankheden van deze wereld. Hij is opgestaan uit hun midden, uit de doden, en achter hem aan komen ontelbare vermoorde, verkrachte en vervreemde mensen.
Zo zag de eerste Christengemeente er uit. Daarom kan de apostel Petrus hen aanspreken met de woorden: bijwoners en vreemdelingen. En Paulus: '...niet vele rijken, niet vele edelen...' Zij hebben hun portie narigheid méér dan gehad, en ze hebben het vertrouwen in deze wereld en een optimistisch vooruitgangsgeloof aan de kant gezet.
Gemeente, stel u toch voor, dat moet voor die eerste Christus-belijders wat geweest zijn, dat ze een nieuw vertrouwen en een nieuw toekomstperspectief kregen in de dood en de opstanding van de Messias Jezus!
Voor hen golden de zaligsprekingen van Jezus: zalig de zachtmoedigen; zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; zalig die treuren. Dezen zijn Jezus' minste broeders, en daardoor onze naasten. Zij zijn ternauwernood ontkomen aan moord, of hoererij of vervreemding.
Gij zult tegen zulke geen leugenachtig getuigenis spreken. Jezus zegt: Wie één van deze kleinen ergert, het ware hem beter dat hij met een molensteen om de hals verdronken zou worden. Schokkende taal, maar bedoeld om de hoorders op het hart te binden: hier staat het leven van mensen op het spel. Dit mag heel breed worden genomen, want de kleinsten en de minsten zitten waarschijnlijk wel voor het grootste deel buiten de officiële kerk.

De Christus Jezus werd gekruisigd tussen twee misdadigers. De Schrift werd vervuld, die bij monde van Jesaja zegt: de knecht van de Heer werd tot de misdadigers gerekend. Jezus was bij uitstek degene, tegen wie een leugenachtig getuigenis werd gesproken. Het was leugenachtig, omdat de kritische praxis van de Messias in de wereld van de macht en het recht van de sterkste, — die kritische levensstijl moest onschadelijk gemaalt worden.
Hij, en zijn minste broeders, komen tot ons om onze naasten te worden. Wij hoeven hen niet meer uit te maken voor slecht, dom, onopgevoed, onaangepast of wat dan ook. Zij zijn Gods oogappel. ‘Raak mijn gezalfden niet aan,' aldus een Psalmwoord. En spreek zeker geen leugenachtig getuigenis over hen of tot hen.

Christus' Kerk is met hem in zijn opstanding gerechtvaardigd. Wij mogen daar ook bij horen, voor zover wij ons laten gezeggen door hem en zijn minste broeders. Anders vallen wij het leugenachtig getuigenis van deze wereld bij.
Heel nabij is hij gekomen, heel naastbij, onze grote naaste. In hem is het Negende der Tien Woorden tot zijn volheid gekomen. Wij zullen inderdaad geen leugenachtig getuigenis spreken tegen deze naaste. Nu de Messias ons zó wordt verkondigd, is ook zijn volk onberispelijk, en dat in de zin van onbestraffelijk.
Hoort nogmaals Paulus: "Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het die rechtvaardigt, wie is het die veroordeelt? Christus Jezus is de gestorvene; wat meer is: de opgewekte, die ter rechterhand Gods is, die ook voor ons pleit.
Zingen wij van het nieuwe bestaan in Christus : gezang 87

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE