DE VERLOSSING VAN HET LICHAAM

 

De verkondiging op de Vierde Zondag na Trinitatis

Tekst: Rom 8:23c

preek in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht op 15 juni 2008


De laatste woorden van vers 23 van de Epistellezing van de zondag (Romeinen 8:23c) luiden: ‘de verlossing van ons lichaam'
Als een paar losse woorden kan dit stukje tekst een misverstand oproepen. ‘Verlossing van ons lichaam' – dat zou dan zijn: wij worden van ons lichaam verlost... .
Het is een aantrekkelijke uitleg, dat is waar. Zeker voor hoogbejaarden, voor chronisch zieken, mensen die zich als het ware verraden voelen door hun lichaam, want het laat het finaal afweten.
Wie zou dan niet het lichaam willen wégdoen, zoals je een jas weggooit die onherstelbaar beschadigd is?
Maar dat kunt u niet doen. U kunt alleen maar wachten, wachten totdat onze lieve Heer u wegneemt en u een lichaamloos bestaan in de hemel geeft.

Vindt u dit een overdreven voorstelling van zaken?
Besef dan wel dat tot de dag van vandaag zo gedacht wordt in veel geloofsgemeenschappen.
Daar rukt men ‘de verlossing van het lichaam' los uit het verband van Paulus' brief. Die brief aan de christenen van Rome wordt dan terzijde gelegd, die is toch veel te moeilijk. Maar losse zinsdelen die begrijpelijk overkomen, ja die willen ze wel houden.
‘De verlossing van het lichaam' – dat begrijpen ze.
Alsof het lichaam wég te doen is, en zij dan zelf zonder lichaam verder door zouden bestaan ...
Het gevolg is een geringschatting van het lichaam.
De waarde van het lichaam mag niet misverstaan worden, hoe erg lichamelijk lijden ook zijn kan.
‘Lichaam' – u en ik zijn dat zelf. De hele mens. Het is geen onderdeel van de mens, zo spreken de gewijde geschriften van Israël er niet over.

Er zijn wel meer van die woorden, zoals ziel en hart.
Die duiden de hele mens aan; ze leggen wel nadruk op iets, een bepaalde kant, maar maken dat niet los van de hele mens.
Lichaam, of vlees en bloed, dat zijn u en ik in onze kwetsbaarheid, sterfelijkheid, vatbaarheid voor het boze en bederfelijke.
Op die manier zijn we deel van Gods schepping die gebukt gaat onder de boze machten, en zucht en snakt naar verlossing.
De Schepping wordt niet weggedaan door verlossing, juist niet. Net zo wordt het lichaam niet weggedaan.

Het klinkt prachtig, maar wat maak ik er van waar?
Wanneer mij wat gaat mankeren, dan ben ik daar zo mee bezig; het lijkt wel of het enkel om mijzelf gaat.
De hele medische sector zou voor mij moeten klaar staan, dat zou ik wensen. Daarachter ligt de angst, de angst voor pijn, de angst voor alleen zijn, de angst voor een benauwde dood.
Dit alles is heel begrijpelijk. Maar zo kan ons het zicht benomen worden op het grote verband, de hele samenhang waarin ons lijden staat.
Wanneer ik alleen maar met mezelf bezig ben en mij volledig richt op mijn lijden, dat is dat een troosteloze bezigheid.
Laten we vanochtend in de leer gaan bij de apostel Paulus en ons lijden op de juiste plaats zetten.
Ik ben er van overtuigd dat wij zo een echte vertroosting en bemoediging krijgen.

Lichamelijk lijden moet thuishoren bij het zuchten en hoopvol uitzien van de schepping. Het staat in een veel bredere samenhang.
De belofte is dat verband, de belofte dat alle kwaad wordt verslagen en eenmaal weggedaan.
Het verband van al het boze, alle kwade machten die deze wereldeeuw maken tot een wanschepping, een plaats die nog al te zeer woest en ledig is, in plaats van Gods goede schepping.
Daaraan is te zien dat er veel en veel meer aan de hand is, meer dan ziekte of slijtage of aftakeling.
Het zondagsevangelie spreekt over zieke verhoudingen tussen mensen, tussen broeders zelfs... Oordelen en veroordelen... . Hoe grote schade dit onder mensen aanricht, kunnen we nauwelijks vatten.
Het drijft broeders en naasten uit elkaar, maakt hen argwanend, angstig, eenzaam.
Broeder, een woord dat niet persé mannelijk is: het is in de gewijde geschriften de titel van die leden van de Gemeente van Christus, die samen getuigen van Christus zijn. Zij belijden hem metterdaad als hun Heiland. Hoe vreselijk wanneer in hun midden oordelen geveld worden, scheuringen ontstaan... Zo wordt de verlossing te schande gemaakt. Is een blakende gezondheid daar de probate remedie tegen?

Wat zou me mijn lichamelijke gezondheid baten, wanneer de verhoudingen met mijn broeder en naaste verziekt zijn?

Laat me het omdraaien, in het positieve:
zijn onze relaties gezond, dan dragen we samen onze lichamelijke pijn. Alleen zo komt de troost tot ons.
We leerden vroeger: God werkt in de middelijke weg dat wil zeggen, niet onmiddellijk maar middelijk, dus via middelen. Door middelen worden wij vertroosd.
Zulke middelen kunnen zijn de bijbel, de sacramenten, andere gewijde handelingen en voorwerpen. Maar die middelen zijn ook de mensen om ons heen, om te beginnen de broeder en de naaste.
Zo komen we in een totaalverband, alles doet mee.
Het is aards, het is praktisch, het gaat over het hier en nu. Uw en mijn lichamelijk bestaan, en al wat daarin meekomt en meedoet.

‘De verlossing van het lichaam' – het wil zeggen dat dit bestaan bevrijd wordt van de boze machten die het klemzetten en benauwen.
Daarbij hebben wij als Kerk een voorloper, iemand die de strijd heeft aangebonden. Nodig, omdat wij het er bij laten zitten.
Strijd tegen de benauwende machten van oordeel en veroordeling. Machten die een groot gevaar zijn voor Gods goede schepping. Zij drijven uit elkaar, zetten mensen tegen elkaar op. Ze maken zoveel kapot en beschadigen ons bestaan, ons leven, ons lichaam, ons hart, onze ziel en onze geest....

De Christus Jezus heeft zich vrijwillig in het schootsveld van deze machten begeven. ‘t Was niet nodig voor hemzelf. Zelf had hij zich niet schuldig gemaakt aan de oordelen en veroordelingen van zijn broeders en naasten. Toch is hij er aan onder door gegaan, want hij wilde dit grote kwaad kennen en dragen en binnengaan en van binnen uit verslaan.
Anders gezegd: dit kwaad bij de wortel aanpakken en uitroeien.
Willen wij het verderf waaronder de schepping gebukt moest gaan ten diepste peilen, dan zien wij naar de gekruisigde en begraven Christus.
Christus heeft het allerdiepst de vruchteloosheid en vergankelijkheid van de Schepping doorleefd. Hij droeg de zonden der wereld en alle smarten en krankheden der mensen.
Zoiets zou nooit zijn gelukt als Christus het lichamelijke bestaan van weinig waarde geacht had. Als hij zich had gericht op een vorm van geestelijk leven dat los verkrijgbaar is – los van ons lichamelijke bestaan.

Geestelijk leven is goed mits het de ontplooiing van Gods koningsregering dient. De komende wereldeeuw en de voltooiing van Gods schepping nabij brengt.
Daarin moet centraal staan de opgestane Christus: de nieuwe mens, vertegenwoordiger van de verloste Schepping. Zo kunnen wij gelovig spreken over de nieuwe schepping door ons geloof in de Christus.

Jezus ging ons voor in een doorleefde solidariteit, lotsverbondenheid met de Schepping die onder de vergankelijkheid gebukt gaat.
Het graf in gaan is de uiterste consequentie van de vergankelijkheid.
Maar de Heere-God heeft zijn Zoon niet losgelaten. Hij heeft Christus Jezus al in de Opstanding openbaar gemaakt als de nieuwe mens. Een nieuw mens, waaraan te zien is, dat de hele schepping van het verderf verlost zal worden.

De opstanding van Christus is eigenlijk een beslissende stap in de richting van de nieuwe Schepping. Na zijn opstanding zegt Christus Jezus tot zijn leerlingen: gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het Evangelie aan heel de schepping. Heel de schepping is veel meer dan de mensen alleen. Ook dieren, planten en wat al niet; daarvoor zijn wij verantwoordelijk gesteld. Dragen wij die verantwoordelijkheid, dan vertrouwen wij, dat eenmaal de HEER ons werk onthullen zal, als werk dat zijn nieuwe schepping naderbij brengt.

Voor het zover is, dragen wij deze verkondiging voort door het zingen van een gebedslied: Gezang 280

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE