Jezus breekt het brood

 

De verkondiging op de Zevende zondag na Trinitatis

Tekst: Markus 8: 1-9

preek in de Evang.-Lutherse Gemeente Dordrecht op 10 juli 2005


Het evangeliegedeelte voor deze zevende zondag na Trinitatis is ontegenzeggelijk actueel! Veel te weinig voedsel onder de mensen, daar begint het mee. Het is in Afrika de zorg van honderden miljoenen mensen. Over deze zorg vergaderden de afgelopen week acht rijke landen en Rusland.
Zoals te verwachten zijn er diverse modellen en scenario's te berde gebracht, om de honger in dit werelddeel te bestrijden. Deze pogingen zijn nuttig, want: het is niet moeilijk om met cijfermateriaal te laten zien, dat er in de rijke landen geld genoeg is om de honger heel effectief te bestrijden.
Maar dertig jaar geleden wisten we dat ook al.
Toch zijn de problemen gebleven; ze zijn vaak erger geworden.
Schamen wij ons niet...? Het woord ‘schamen' komt uit de Epistel van deze zondag, en staat ook in de Oud-testamentische lezing.

Wij schamen ons, dat zou vanzelfsprekend moeten zijn. Maar wie dat niet doen... zijn degenen die zich niet schamen, de echte schuldigen aan de armoede in Afrika...?
Het zijn in ieder geval mensen die met een natuurlijke verklaring voor de armoede zich het probleem van het lijf houden.
De armoede zou te herleiden zijn op slecht klimaat, sprinkhanen of ander ongedierte, en ook op de vermeende gemakzucht van de Afrikaanse volken.
Maar die gedachtegang is laf en ondeskundig.

Armoede komt door menselijk falen, en dat is niet te wijten aan een natuurlijk gebeuren. Juist de Kerk moet zich verzetten tegen dit soort noodlotsdenken.
Noodlotsdenken, dat is de gedachtegang dat de natuur zichzelf regelt, en dat we dit ook zien in kindersterfte en beperkte levensduur.
Nee, er is op deze aarde ruimte genoeg en er is ook voedsel genoeg voor eenieder die leeft. Maar hier is de sleutel: de verantwoordelijkheid van mensen.

Wij horen er van in de evangelie-lezing vandaag. Het gesprek van Jezus en zijn discipelen over de honger en over het beschikbare voedsel beslaat een flink deel van deze evangelie-lezing.
Hier staat voorop: verantwoordelijkheid. Jezus zegt niet: ‘Ze zoeken het maar uit, ik heb ze niet gevraagd om zo lang hier te blijven.'
Daarentegen heeft hij medelijden en hij gaat er over spreken met zijn leerlingen. Om te beginnen is er bij hem het medelijden.
Daar zal elke oprechte hulp mee beginnen. Er staat in de oorspronkelijke Griekse evangelietekst een woord met Hebreeuwse achtergrond: het krimpen en borrelen van de ingewanden.
De oude Statenvertaling spreekt van de innerlijke bewegingen van Gods ontferming.
Het is de ontferming van de Heere-God van Israël: een heel lichamelijk verschijnsel, want zo spraken de Israelieten in de oudheid over God: heel concreet, heel lichamelijk.
Ontferming is zoiets als de krimpende en borrelende ingewanden. Dit heeft niets met de spijsvertering te maken. Het is de kramp van geschokte betrokkenheid, een wee gevoel van binnen.
Wanneer wij het verdriet van andere mensen zien en merken dat zij veel pijn lijden of onder verlies gebukt gaan, dan grijpt ons dat aan. We voelen dat in heel ons lijf. Niet voor niets is er die uitdrukking: ik ben er kapot van ... !
Dát is het gevoel dat staat voor het woord ‘ontfermen.'
Hier moet hulpverlening mee beginnen, en in die fase heeft de Kerk een belangrijke taak.

U hebt hier al vaker gehoord dat de Kerk niet met oplossingen komt.
Zij predikt, en spreekt in die werkzaamheid de gewetens aan. Zij doet een beroep op het gevoel en de inleving die immers behoren bij het mens-zijn.
Het lijkt soft en overbodig, en toch blijft het nodig. Bewogenheid, inleving en mededogen zijn geen vruchten die als vanzelfsprekend groeien op de akker van het mensenhart. Zij moeten daar worden geplant en met grote zorg worden omringd.
Als Kerk hebben wij daar een opdracht door de Christusverkondiging.
Christus die door het Evangelie wordt aangewezen als de zachtmoedige en nedere van hart, tot wie allen die beangst en belast zijn de toevlucht kunnen nemen. ‘Gij zult rust vinden voor uw zielen,' aldus een Jezuswoord.
Onze Heere Christus staat in het middelpunt van het verhaal van de wonderbare broodvermenigvuldiging.
Anders is het niet, want het kan nooit een oproep zijn om dit na te doen. Het zou een stuk toverij worden.
Dat is niet de oplossing van de honger en de armoede.

Het gaat ook verder dan een oproep om te delen.
Een oude vrijzinnige verklaring van dit evangeliegedeelte is, dat de 4.000 hoorders van Jezus geraakt werden door zijn voorbeeld. Hij durfde die luttele zeven broden te breken en te verdelen. Toen kwamen de zakjes boterhammen te voorschijn die elk van de 4.000 hoorders voor zichzelf had willen houden.
Het verhaal zelf logenstraft deze uitleg, want er is een overschot van zeven korven groot, en wel van diezelfde zeven broden.

Dit is een wonderverhaal en het mag niet gaan buikspreken: iets zeggen wat het niet zeggen wil.
We moeten het een wonder laten, want: het is een wonder wanneer de iedereen op deze aarde genoeg te eten heeft. Alle goede bedoelingen en prachtige afspraken ten spijt, ménsen verknoeien het telkens weer.
Het is daarom dat de Kerk de Christus predikt.
Niet als een broodtovenaar, maar als een heiland die bewogen is met de armen en de doden, de zieken en verdrukten is. Dáár moet het beginnen, met die solidariteit (lotsverbondenheid) en bewogenheid. Als onze harten en gedachten niet zuiver zijn, dan blijft het half werk en blijven die vergaderingen en initiatieven opnieuw georganiseerd worden.

Gezindheid en gedrag moeten een eenheid zijn. De enige bij wie dat een perfecte eenheid was, hij is het die door de Kerk gepredikt wordt: Christus.
Straks vieren wij het H. Avondmaal, en dan worden hij en wij met elkaar verenigd. Dit slaat op die eenheid van gezindheid en gedrag. Zoals Jezus in bewogenheid en in lotsverbondenheid met de armen en verdrukten heeft bestaan, zo zullen wij het ook zijn.

Hier is waar mens-zijn, waarachtige humaniteit aan de orde. Dit stijgt uit bóven godsdienstigheid, want dat kan onmenselijk worden. Zij die de bommen in Londen hebben geplaatst, dat zijn belijders, gelovigen die hun overtuigingen kracht bijzetten met geweld. Vol van een geloof, of verslingerd aan een overtuiging, dat kan heel riskant worden. En altijd komt de menselijkheid in het gedrang, de liefde raakt in de knel.

Avondmaal vieren is meer en anders dan een vroom bij elkaar zijn. Het is een levende verbondenheid met Christus, levend omdat hij de heiland is die het ware mens-zijn heeft belichaamd. Door hem kennen wij de Allerhoogste en ook zijn beloften voor deze aarde,

deze beloften van herstel, en ook van voeding ! bezingen wij door Gezang 488 B

TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE