HET LICHAAM VAN CHRISTUS

DE VERKONDIGING OP DE ZEVENDE ZONDAG NA TRINITATIS, 2002


DRIEËRLEI LICHAAM

1 Kor 10 : 16 1 Kor 11 : 29 b I Kor 12: 27a

Brood en wijn in gebruik voor de Mis en later ook voor het Heilig Avondmaal hebben eeuwen lang de tongen en de pennen van kerkgangers en theologische vakmensen op gang gebracht. Hoe zou dat zo gekomen zijn? In het geding was, of brood en wijn nu wél of niét lichaam en bloed van Christus werden. Ook werd er fors gebakkeleid of ze dat ook bléven na afloop van de Dienst. Het is nu niet de plaats en de gelegenheid om dit probleem uit te spitten. Laten we het zo positief mogelijk proberen benaderen.
Het enige echt belangrijke is, dat het uiteindelijk altijd weer om Christus gaat. Wij moeten dit vasthouden tegenover kerkmensen die een ander zwaartepunt hebben aangebracht bij het vieren van Avondmaal of Mis. Ik bedoel diegenen, die, met de beste bedoelingen, zeggen: 'Bij het vieren van het H. Avondmaal gaat het om het samen-zijn. Het is onderlinge saamhorigheid, het samen gelovig zijn als zusters en broeders.'
Het is niet fout om voor de christelijke saamhorigheid aandacht te hebben gedurende de Avondmaalsviering. Maar het is te weinig, en het is niet het juiste zwaartepunt.
Het is overduidelijk in de oudste bronnen, zoals het Nieuwe Testament, dat het Christus is die de gastheer is. De gastheer én het middelpunt van de maaltijd. Christus geeft zichzelf, zijn lichaam en zijn bloed. Hij zegt: 'Eet dat en drink dat.'
Zo kunt u zien, hoe belangrijk het is om het lichaam van de Heeren te onderscheiden. Christus geeft zijn lichaam – dat betekent hier: zijn persoon en leven. Dat omvat zijn lijden en sterven, ten bate van zijn volk en van zijn gemeente. Zijn lichaam voor ons.
Die vrijwillige dienst van Christus leert ons iets. Dit namelijk, dat wij pas vrij en gelukkig zijn als wij elkaar dienen. Wie alleen zichzelf verzorgt, wordt daar niet gelukkiger van. Liefdedienst is een bestemming van Christenen. Onze levens oefenen dan de onderlinge saamhorigheid. Eén lichaam zijn we dan, lichaam van de Heer.

Brood en wijn – het lichaam van de Heer. De gemeente: het 'lichaam van de Heer'. De opgestane Christus: het lichaam van de Heer. Driemaal lichaam.
Paulus in zijn brieven, jongleert met dat woord 'lichaam.' Eén woord met drieërlei gebruik. Jongleren, dat doet hij ermee. De drie soorten gebruik lopen voortdurend door elkaar.
De al wat oudere dames onder ons kennen het spel kaatsbal. Wie het met drie ballen spelen kon, was daarin bedreven. Elke bal werd, de één snel achter de ander aan, tegen een hoge muur gekaatst. De drie ballen werden stuk voor stuk weer opgevangen en opnieuw tegen de muur gekaatst. Sommige meisjes kaatsten zo rap, dat de ballen nauwelijks van elkaar te onderscheiden waren. Niet te flitsen, zo snel bewogen de drie ballen in een cirkelbeweging van hand naar muur, van muur naar hand enzovoorts.

Paulus in zijn brieven, jongleert met het woord 'lichaam'. Drie maal het woord lichaam. Het lichaam van Christus als dat van de opgestane Heer; het lichaam van Christus in brood en wijn; het lichaam van Christus, de gemeente. Paulus gebruikt hetzelfde woord, en dat met drieërlei invulling. Subtiel laat hij dat door elkaar lopen, soms zo snel ook dat wij al spoedig niet meer in staat zijn, de gang van één van de drie te volgen.
Wat zou Paulus dan bedoelen als hij zegt, dat wij het lichaam des Heeren moeten onderscheiden? Niet, dat hij van ons eist dat wij alles begrijpen. Het lichaam en bloed van Christus eten, wie begrijpt dat? Het zal altijd een geheimenis blijven.
Brood en wijn in de Avondmaalsviering zijn Christus lichaam. Christus' lichaam bent ook u, zijn gemeente. Dat zegt Paulus, in zijn brief aan de Christenen te Korinthe: 'u bent het lichaam van Christus.' Wij kunnen lichaam van Christus zijn, omdat Christus verrezen is uit de doden met een nieuw, onvergankelijk lichaam. Dat lichaam is ook aanwezig in en onder en met brood en wijn in het H. Avondmaal.

Ik kan mij voorstellen dat het u onderhand duizelt. Ja, de kaatsballen wervelen in een cirkel, drieërlei woord 'lichaam.' Fascinerend woordspel, en: u bent er volledig bij betrokken. U bent Christus' lichaam door uw saamhorige onderhorigheid aan Christus opgestane lichaam. Zo is de Kerk de voortzetting van Christus' lichamelijke aanwezigheid op aarde. Wij vieren dat met brood en wijn, lichaam van Christus. Vieren!
Het H. Avondmaal is een blijde viering, een opstandingsmaaltijd. Het is het maal van de uittocht, van de opstanding der doden. Met elkaar zijn wij een lichaam dat uitgaat uit allerlei vormen van slavernij.
Waaraan bewijst u slaafse dienst? Allemaal hebben wij wel iets dat als een blok aan ons been hangt. Ook in het groot, als werknemers van een bedrijf, of leden van een club, of in de politiek. Overal zijn misstanden, knellende banden van onvrede en ongeluk.
De Kerk mag een lichaam zijn dat vrij is. Samen zijn wij dat, samen steunen wij elkaar daarin. Eén lichaam, en het vieren van de maaltijd des Heeren versterkt dit ene lichaam. Allen delen wij één brood en één beker. Eén lichaam van Christus. Dan zal dat zich geven tot dienst, zoals Christus zijn lichaam, dat is: zijn leven heeft gegeven. De werkelijke uittocht uit al onze beklemming, onvrede en ongeluk is juist: het zich stellen tot dienst. Dan zijn wij opstandingsmensen. Hoe sterker dit geloofd en beleefd wordt, des te meer gaan Christus' opgestane lichaam en Christus' gemeente aan elkaar kleven. Net kaatsballen in de vlucht, die voor het oog elkaar lijken te naderen.
Hier is geloofswerkelijkheid. Wij mogen het geloven, dat ons lichamelijke leven steeds meer wordt getransformeerd tot opstandingsheerlijkheid. Dat is toch niet iets voor pas na uw dood! Ook nú moogt u in het leven staan als opstandingsmensen. Samen zijn wij dat, één lichaam. Brood en beker zijn de gemeenschap met het lichaam en bloed van Christus. Zo zijn wij zijn lichaam, zijn opstandingslichaam in deze wereld.

Gez. 242 : 3,4 en 5