Brood
en wijn in gebruik voor de Mis en later ook voor het Heilig Avondmaal hebben
eeuwen lang de tongen en de pennen van kerkgangers en theologische vakmensen
op gang gebracht. Hoe zou dat zo gekomen zijn? In het geding was, of brood
en wijn nu wél of niét lichaam en bloed van Christus werden. Ook werd er
fors gebakkeleid of ze dat ook bléven na afloop van de Dienst. Het is nu
niet de plaats en de gelegenheid om dit probleem uit te spitten. Laten we
het zo positief mogelijk proberen benaderen.
Het enige echt belangrijke is, dat het uiteindelijk altijd weer om Christus
gaat. Wij moeten dit vasthouden tegenover kerkmensen die een ander zwaartepunt
hebben aangebracht bij het vieren van Avondmaal of Mis. Ik bedoel diegenen,
die, met de beste bedoelingen, zeggen: 'Bij het vieren van het H. Avondmaal
gaat het om het samen-zijn. Het is onderlinge saamhorigheid, het samen gelovig
zijn als zusters en broeders.'
Het is niet fout om voor de christelijke saamhorigheid aandacht te hebben
gedurende de Avondmaalsviering. Maar het is te weinig, en het is niet het
juiste zwaartepunt.
Het is overduidelijk in de oudste bronnen, zoals het Nieuwe Testament, dat
het Christus is die de gastheer is. De gastheer én het middelpunt van de
maaltijd. Christus geeft zichzelf, zijn lichaam en zijn bloed. Hij zegt:
'Eet dat en drink dat.'
Zo kunt u zien, hoe belangrijk het is om het lichaam van de Heeren
te onderscheiden. Christus geeft zijn lichaam – dat betekent hier: zijn
persoon en leven. Dat omvat zijn lijden en sterven, ten bate van zijn volk
en van zijn gemeente. Zijn lichaam voor ons.
Die vrijwillige dienst van Christus leert ons iets. Dit namelijk, dat wij
pas vrij en gelukkig zijn als wij elkaar dienen. Wie alleen zichzelf verzorgt,
wordt daar niet gelukkiger van. Liefdedienst is een bestemming van Christenen.
Onze levens oefenen dan de onderlinge saamhorigheid. Eén lichaam zijn we
dan, lichaam van de Heer. |
Brood en
wijn – het lichaam van de Heer.
De gemeente: het 'lichaam van de Heer'.
De opgestane Christus: het lichaam van de Heer.
Driemaal lichaam.
Paulus in zijn brieven, jongleert met dat woord 'lichaam.' Eén woord met
drieërlei gebruik. Jongleren, dat doet hij ermee. De drie soorten gebruik
lopen voortdurend door elkaar.
De al wat oudere dames onder ons kennen het spel kaatsbal. Wie het met
drie ballen spelen kon, was daarin bedreven. Elke bal werd, de één snel
achter de ander aan, tegen een hoge muur gekaatst. De drie ballen werden
stuk voor stuk weer opgevangen en opnieuw tegen de muur gekaatst. Sommige
meisjes kaatsten zo rap, dat de ballen nauwelijks van elkaar te onderscheiden
waren. Niet te flitsen, zo snel bewogen de drie ballen in een cirkelbeweging
van hand naar muur, van muur naar hand enzovoorts.
|
Paulus in
zijn brieven, jongleert met het woord 'lichaam'. Drie maal het woord lichaam.
Het lichaam van Christus als dat van de opgestane Heer;
het lichaam van Christus in brood en wijn; het lichaam van Christus, de
gemeente. Paulus gebruikt hetzelfde woord, en dat met drieërlei invulling.
Subtiel laat hij dat door elkaar lopen, soms zo snel ook dat wij al spoedig
niet meer in staat zijn, de gang van één van de drie te volgen.
Wat zou Paulus dan bedoelen als hij zegt, dat wij het lichaam des Heeren
moeten onderscheiden? Niet, dat hij van ons eist dat wij alles begrijpen.
Het lichaam en bloed van Christus eten, wie begrijpt dat? Het zal altijd
een geheimenis blijven.
Brood en wijn in de Avondmaalsviering zijn Christus lichaam. Christus'
lichaam bent ook u, zijn gemeente. Dat zegt Paulus, in zijn brief aan
de Christenen te Korinthe: 'u bent het lichaam van Christus.' Wij kunnen
lichaam van Christus zijn, omdat Christus verrezen is uit de doden met
een nieuw, onvergankelijk lichaam. Dat lichaam is ook aanwezig in en onder
en met brood en wijn in het H. Avondmaal.
Ik kan mij voorstellen dat het u onderhand duizelt. Ja, de kaatsballen
wervelen in een cirkel, drieërlei woord 'lichaam.' Fascinerend woordspel,
en: u bent er volledig bij betrokken. U bent Christus' lichaam door uw
saamhorige onderhorigheid aan Christus opgestane lichaam. Zo is de Kerk
de voortzetting van Christus' lichamelijke aanwezigheid op aarde. Wij
vieren dat met brood en wijn, lichaam van Christus. Vieren!
Het H. Avondmaal is een blijde viering, een opstandingsmaaltijd. Het is
het maal van de uittocht, van de opstanding der doden. Met elkaar zijn
wij een lichaam dat uitgaat uit allerlei vormen van slavernij.
Waaraan bewijst u slaafse dienst? Allemaal hebben wij wel iets dat als
een blok aan ons been hangt. Ook in het groot, als werknemers van een
bedrijf, of leden van een club, of in de politiek. Overal zijn misstanden,
knellende banden van onvrede en ongeluk.
De Kerk mag een lichaam zijn dat vrij is. Samen zijn wij dat, samen steunen
wij elkaar daarin. Eén lichaam, en het vieren van de maaltijd des Heeren
versterkt dit ene lichaam. Allen delen wij één brood en één beker. Eén
lichaam van Christus. Dan zal dat zich geven tot dienst, zoals Christus
zijn lichaam, dat is: zijn leven heeft gegeven. De werkelijke uittocht
uit al onze beklemming, onvrede en ongeluk is juist: het zich stellen
tot dienst. Dan zijn wij opstandingsmensen. Hoe sterker dit geloofd en
beleefd wordt, des te meer gaan Christus' opgestane lichaam en Christus'
gemeente aan elkaar kleven. Net kaatsballen in de vlucht, die voor het
oog elkaar lijken te naderen.
Hier is geloofswerkelijkheid. Wij mogen het geloven, dat ons lichamelijke
leven steeds meer wordt getransformeerd tot opstandingsheerlijkheid. Dat
is toch niet iets voor pas na uw dood! Ook nú moogt u in het leven
staan als opstandingsmensen. Samen zijn wij dat, één lichaam. Brood en
beker zijn de gemeenschap met het lichaam en bloed van Christus. Zo zijn
wij zijn lichaam, zijn opstandingslichaam in deze wereld.
Gez. 242 : 3,4 en 5
|