VERSCHENEN ARTIKELEN
EN |
VAN DECEMBER 2000 TOT EN MET HET VORIGE KWARTAAL | |
Pascal | ||
Kerkvaders en gnosis | ||
Maria Magdalena | ||
De orgelmuziek vóór de Dienst | ||
HET
HART HEEFT VELE MOTIEVEN DIE HET VERSTAND NIET BEGRIJPT
|
||
|
||
In de Kerk klinken vele stemmen. Het kan voor mensen in en buiten de Kerk heel verwarrend zijn dat deze stemmen verschillende meningen verwoorden. 'Ik wil weten waar ik aan toe ben,' is dan de verzuchting. Je kunt je vastklampen aan een duidelijk standpunt - en dat gebeurt in rechter- en linkerflank van de Kerk. Eenzijdigheid is dan het risico. Tegenover mensen die het gebruik van het verstand erg belangrijk vinden hebben altijd anderen gestaan die zeggen: het gaat in het geloof om het hart. |
||
Blaise Pascal (1623-1662) | ||
Zo iemand was de Franse theoloog, wis- en natuurkundige Blaise Pascal. Hij verdedigde de genadeleer van Augustinus tegen dat wat de Jezuïeten daarvan maakten.Van hem zijn de beroemde woorden: 'Het hart heeft zijn gronden die het verstand niet kent'; een iets vrijere vertaling vindt u in de titel van dit stukje. Het is het hart dat Gods bestaan voelt, en niet het verstand. God openbaart zich aan het hart, en op deze instinctmatige kennis rust het denken met het verstand. Iets anders kan geen kennis van God bewerkstelligen. Het hart is 's mensen bewustzijn, of persoon-zijn, en dit persoon-zijn bestaat alleen in de betrokkenheid op God. Geloven is kennen met het hart. W. Baan TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE |
||
GNOSTISCHE BEGINSELEN (december 2000) |
||
HET
EVANGELIE VAN THOMAS EN DE GNOSTIEK
|
||
De behandeling van het Evangelie van Thomas brengt de leden van de studiekring tot het stellen van de vragen: waarom is dit evangelie nooit opgenomen geweest in de bijbelboekenlijst (de canon) en wat hebben wij er nu nog aan? Het antwoord op de eerste vraag hoeft nog niet eens gezocht te worden in afwijzing van de gnostische inhoud van dit geschrift. Het Evangelie van Thomas was eenvoudigweg te jong. Ouderdom van een godsdienstig geschrift was in de oudheid een maatstaf voor het al dan niet opgenomen worden in de bundel gewijde geschriften. Als extra voorbeeld gaf ik de mening van de ouderling Gaius (of Caius) te Rome, een geleerde aan het begin van de derde eeuw die veel gepubliceerd heeft. Hij schrijft o.a. over het toentertijd zeer geliefde boek De Pastor van Hermas: 'Hermas heeft dit kort geleden geschreven, en zijn broer kennen we, die is bisschop in Rome. Dat boek kun je heel goed lezen, maar het hoort niet onder de apostelgeschriften te worden opgenomen.'
Om de Jezusbeelden in de vroeg-christelijke Kerk op het spoor te komen. is bestudering van het Thomasevangelie heel dienstig. Het laat ons beeld van Jezus zien waaruit trekken ontbreken die heel belangrijk zijn in de Evangeliën die staan in ons huidige Nieuwe Testament. Namelijk Jezus als apocalyptisch profeet, een beeld dat ontbreekt in het Evangelie van Thomas. Hier is Jezus een wijsheidsleraar, en zijn woorden staan in de vorm van spreuken opgetekend. Maar volgens de vier nieuwtestamentische Evangeliën verkondigt Jezus de komst van Gods koningsregering en roept, geheel in de stijl van een oudtestamentische profeet, zijn volksgenoten op tot bekering. Door de bestudering van dit evangelie komen wij de beginselen van de gnostiek op het spoor. Wij lazen spreuk vier, die inhoudt dat een oude man die op weg is naar ware kennis, in de leer gaat bij een kind van zeven dagen, en het vraagt naar de plaats des levens. De spreuk eindigt met de belofte dat zo iemand een eenling zal worden. Een kind van zeven (ingeval van een jongetje, is dat nog vóór de besnijdenis) staat nog heel dicht bij zijn oorsprong. Het is nog niet bedorven door alles wat uit de materiële wereld en uit de sfeer van de godsdienst op hem/haar afkomt. Voor de gnostici is de schepping (die zij met de materie vereenzelvigen) een wanproduct, een misbaksel van lagere godheden. Zo'n lagere godheid is Jaldebaoth, die wel heel ver van de Hoogste God is afgedwaald. Deze godheid is dikwijls afgebeeld gereed tot voortplanting. Dat is een symbool van zijn scheppende arbeid. Voortplanting en schepping hangen samen, en zijn, volgens de gnostici, minderwaardige zaken. In de geloofsgemeenschappen die op de gnostiek georiënteerd waren was het huwelijk niet in tel. Dat was iets voor de massa die de ware kennis niet had. Duidelijk wordt dan wat het slot van spreuk vier bedoelt met: '... en hij zal een eenling worden.' De eenling is de mens die compleet is in zichzelf en zichzelve genoeg is. Hij heeft de ware kennis, dat wil zeggen: hij doorziet al het vergankelijke en minderwaardige, en is een geestelijk mens. Een geestelijk mens gaat de weg terug naar de Hoogste God. Wij vieren in de komende weken het Hoogfeest van Kerstmis. Maar wát er gevierd wordt... de gnostisch georiënteerde gelovige kan daar niet achter staan. Het materiële is ongeschikt om te dienen tot openbaring van de Allerhoogste. Dat God ons menselijk bestaan, met vlees en bloed en al, gedeeld heeft met ons, is onaanvaardbaar voor de gnosticus. Sommige gnostische schrijvers hebben verdedigd, dat Jezus in een schijnlichaam op aarde is geweest. Op het spel staat de waardering van ons gewone leven. Ik ben van mening dat in gnostisch georiënteerde leer de kern van het christelijk geloof geen recht wordt gedaan. Hierom hebben de Kerkvaders de gnostiek veroordeeld, en als dat de enige reden is, dan kan ik mij met die veroordeling verenigen. W. Baan
TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE |
||
MARIA MAGDALENA |
||
EEN
APOSTEL TOE AAN REHABILITATIE
|
||
De studiekring
heeft twee avonden gewijd aan de persoon van Maria Magdalena. Enkele leden
hebben het boek 'Maria Magdalena of het lot van de vrouw' van Hans Stolp
gelezen. Stolp is na een tijd gemeente- en ziekenhuispredikant geweest
te zijn, in dienst gekomen van de Ikon als radiopastor. Nu is hij zelfstandig
schrijver van boeken over New Age en geeft lezingen over spiritualiteit. Maria Magdalena is geen hoofdpersoon in de canonieke evangeliën. De eerste, duidelijke vermelding vinden we in Lukas 8:1-3. Bij de discipelen die Jezus volgden waren enkele vrouwen '... die genezen waren van boze geesten en van ziekten: Maria met de bijnaam 'van Magdala', van wie zeven boze geesten uitgegaan waren, ...' Maria's genezing heeft de Oud-christelijke Kerk mateloos geïntrigeerd. Wat zouden toch wel die zeven boze geesten geweest zijn? De oplossing meenden de uitleggers te vinden in het verhaal (vlak daarvoor) over een zondares die naar Jezus toekomt, zijn voeten met haar tranen natmaakte, die droogde met haar lange hoofdhaar en ze tot slot zalfde met mirre, Lukas 7:37-38. Even later zegt Jezus over deze vrouw: 'Haar zonden zijn haar vergeven, al waren zij vele, want zij betoonde veel liefde; maar wie weinig vergeven wordt, die betoont weinig liefde.' Lukas 7:47 De uitleggers combineerden deze gedeelten. Maria Magdalena was die zondares die Jezus' voeten zalfde. Zij werd sindsdien afgebeeld met een zalfpot. Was het maar
gebleven bij deze 'combinatie'... Maar zij koppelden ook 'veel liefde'
met 'zeven boze geesten'. Hun conclusie: dit is de vrouw uit het Johannes-evangelie
die meerdere mannen heeft gehad (4:18) en op overspel betrapt was (8:3).
Hier zien we hoe door eigenmachtig combineren van Lukasteksten en een ongeloofwaardige dwarsverbinding tussen de evangeliën van Lukas en Johannes de Oud-christelijke Kerk van Maria Magdalena een losbandige, overspelige vrouw maakte. De uitleggers hebben veel energie gestoken in deze ongeloofwaardige combinaties, maar veel minder acht geslagen op de plaats van Maria Magdalena aan de voet van Christus' kruis. Volgens het Johannes-evangelie 19:25 stond zij op Golgotha toen de mannelijke discipelen gevlucht waren. Ook was zij de eerste getuige van de opgestane Heer. Deze gegevens passen in een heel ander beeld dat van Maria Magdalena bestaat, namelijk dat zij één van Jezus vertrouwelingen en naaste medewerkers was. Kennelijk heeft de vroegchristelijke Kerk daarvan niets willen weten. Liever zag zij Maria als een boetvaardige vrouw die dociel aan Jezus' voeten zat. Gezaghebbende
uitleggers in de 19de en 20ste eeuw hebben gezien, dat al in de canonieke
evangeliën zelf 'herstelwerkzaamheden' plaatsgevonden hebben. Volgens
deze evangeliën keken de vrouwen tijdens de kruisiging 'van verre
toe en stonden op een afstand, Matt. 27:55-56, Mar. 15:40, Luk. 23:49.
Maar ook in het Johannes-evangelie zijn redacteuren aan het werk geweest
die in hoofdstuk 20 de prominente plaats van Maria Magdalena hebben aangepast
ten gunste van de mannelijke discipelen. Een boek van Hans Stolp over de persoon en het Evangelie van Maria Magdalena dat enkelen van ons lezen, heet: Maria Magdalena, of het lot van de vrouw. Zoals de ondertitel al zegt, legt dit boek nadruk op de ondergeschikte positie waarin vrouwen al spoedig in de oud-christelijke Kerk gedrongen zijn. Volgens Stolp zou zij door de Essenen, joodse monniken, zijn ingeleid 'in de leer van karma en reïncarnatie' en in de 'evolutieweg van de mens over de aarde.' Stolp komt hierop door het combineren van teksten uit vroeg-christelijke, apocriefe geschriften. In 'Gesprek met de Verlosser' zegt Maria Magdalena: 'Deze woorden sprak ze als een vrouw die het Al kent.' 'Het Al' zijn de kosmische geheimen en de grootsheid van het heelal. Kennis van de gnostiek is belangrijk. Zo begrijpen we de ontwikkeling van het kerkelijke christendom beter. De weinige tekst die van het Evangelie van Maria Magdalena ons bekend is, laat ons een sterke vrouw zien die nauw met Jezus omgaat en invloed heeft op zijn discipelen. Ook uit andere apocriefe bronnen komt een vrouw van formaat naar voren. De kerkelijke kritiek op de gnostiek daargelaten, is het niet goed dat de plaats van deze vrouw zo geminimaliseerd is in de officiële kerkgeschiedenis. In onze gemeente
is vrijheid van geloofsovertuiging. Niemand kijkt een ander er op aan
wanneer hij/zij een voorkeur uitspreekt voor een gnostische benadering
van het christelijke geloof of wil blijven bij de kerkelijke benadering.
Wij doen ons best om in beide stromingen het geloof in de liefde van God
en het werk van Christus te ontdekken, ook al is de invulling daarvan
heel verschillend. W. Baan |
||
TERUG NAAR DE INHOUDSOPGAVE | ||
LITURGIE & LITURGIEK |
||
HET
ORGELSPEL VóóR DE DIENST
|
||
Uw cantor-organist
en predikant staan regelmatig met elkaar in contact. Dit is meestal ten
behoeve van de Eredienstvoorbereiding in engere zin: de wekelijkse Liturgieviering.
De Eredienstvoorbereiding in ruimere zin betreft de grote lijnen, liturgische
ontwikkelingen op langere termijn en eventuele veranderingen in onze eigen
Liturgieviering. Daarover zijn wij al enkele maanden in gesprek. |
||
De mensen betonen zich schuldbewust, wetend dat het voorbereiden en uittypen van een preek (ook van de minder goede!) veel méér dan een hele werkdag kost. | ||
Maar dan
de cantor-organist. Deze kerkdienaar heeft reden genoeg om te klagen.
Vanaf een kwartier voor de aanvang van de Eredienst zijn de kerkgangers
in drukke gesprekken gewikkeld. In het kerkgebouw zittend spreken sommigen
met elkaar tot vlak voor de binnenkomst van voorganger en kerkenraadslid
van Dienst. De organist bespeelt dan het orgel, maar de praters luisteren
niet. Tot slot: in de lutherse Liturgie is de cantor-organist de eerste zanger en het orgel de eerste stem. Zijn of haar werk is wat dat aangaat vergelijkbaar met dat van de predikant, die de eerste is in de Verkondiging. Hun beide is de kwaliteitsbewaking van de Liturgie toevertrouwd. Zij verwachten uw betrokkenheid en voorbede, opdat zij hun werk met vreugde kunnen doen.
|
||